[Ai
nn
IIHUiül
Opvoeden is
concentreren
)p het kind
Groei staf
heeft velen
overvallen
.n lang vervlogen tijden oefende de hoogle-
zijn beroep uit in een achtenswaardige
rust en stilte. Ver boven het rumoer van al
ledag verheven blikte hij zo nu en dan naar
de menigte beneden hem die gewikkeld was
het prozaïsche gevecht om het dagelijks
«tuk brood. Van een engagement was maar
lelden sprake. In die vijver van onbewogen
heid, die zich rondom de hoogleraar uit
strekte, werd op zeker moment een kei ge
worpen. Een aantal studenten en bepaald
niet de onnadenkenden ging zich roeren,
bemoeide zich met zaken in het universitai
re leven waarover het vroeger niet eens had
durven fluisteren, eiste hervormingen en
sloopte de burcht van rust en stilte, waar
binnen de hoogleraar zijn dagen sleet. Het
werd onrustig in de vijver en het zal, voorlo
pig althans, niet meer rustig worden.
Het heeft lang geduurd alvorens de
beroering en de problemen van
de gewone maatschappij zich aan
de universiteit mededeelden. De
universiteit, altijd al huiverig
voor vernieuwingen, dacht zich
wel staande te kunnen houden op
de rotsvaste tradities, die uit de
grijze oudheid dateerden. Maar
het onstuimig groeiende aantal
studenten en de ingewikkelde pro
blemen noopten tot een koerswij
ziging. De hoogleraar diende mee
overstag te gaan. Zijn werk
breidde zich uit. Naast weten
schappelijk werd ook organisato
risch het nodige van hem ge
vraagd. Het sprak bijna vanzelf
dat dit moeilijkheden en strubbe
lingen tot gevolg had. Terwijl de
problematiek en de wensen van
de studenten ruime belangstelling
kregen, is de veranderende posi
tie van de hoogleraar nog niet zo
vaak onder de schijnwerpers van
de publiciteit geplaatst. Het hier
volgende gesprek met prof. D. J.
Kuenen. hoogleraar in de algeme
ne dierkunde en pro-rector in Lei
den, is een poging hierover wat
meer informatie te geven.
VERANDERING
Het beroep van hoogleraar gaat
anders worden. Prof. Presser
heeft onlangs gezegd dat van de
drie elementen, waaruit het werk
van een hoogleraar bestaat (on
derwijs, bijhouden, schrijven) het
onderwijs en alles wat daarmee
samenhangt, zoals het leiding ge
ven aan de staf e.d., de andere
punten totaal gaan overwoekeren
Hoe ziet u die ontwikkeling?
Prof. Kuenen: ..Laat ik eerst even
zeggen dat ik die drie taken van
een hoogleraar liever aangeef
met: onderwijs, onderzoek en be
heer. Al het werk dat buiten het
pure onderwijs en onderzoek valt,
de bestuurstaken e.d.. neemt snel
in omvang toe. Neem eens het
complexe overleg ten behoeve
van het onderwijs, daar gaat heel
veel tijd in zitten. Het kan niet
anders of dat leidt tot veranderin
gen in het werk van de hoogle
raar. De professor van vroeger
de eenling, behoort bijna geheel
tot de verleden tijd. Er zijn nog
wel eenlingen, maar dat zijn uit
zonderingen. Het* komt er nu op
neer dat je samen met vele ande
ren knap moet zijn. Als docent
kun je niet los van je collega's
werken. Samen met anderen leid
je dezelfde studenten op en dat
kan niet zonder goed overleg. Er
moet een lijst van prioriteiten
worden opgesteld en er moet
vooral worden gezorgd voor
evenwichtigheid in het program
ma. Als hoogleraar kun je niet
meer zö maar je gang gaan. je
moet je schikken naar de beslui
ten van het overleg".
STORMACHTIG
Is die taak de laatste jaren niet
stormachtig gegroeid en kan iede
re hoogleraar het allemaal wel
bijbenen?
\ch, wat is stormachtig. Dat is
tegenwoordig alles. Zovele pro
cessen vertonen een stormachtige
groei: het aantal studenten, het
aantal docenten, de kosten, leer
stof. Ik ben niet zo op dat woord
wormachtig. Het werk breidt zich
uit en de universiteit, de staf en
de hoogleaar moeten het opvan
gen. Een aantal van hen kan voor
al die beheerstaak niet goed aan,
de groei van de staf is velen
overvallen".
Voor die beheerstaak is een
hoogleraar dan ook totaal niet op
geleid.
„Al het
„Absoluut niet. Maar ondanks dat
zijn er velen die dat beheerswerk
niet durven afstoten. Bij de uni
versiteitsbesturen bestaat meer
en meer de neiging die beheers
functies te geven aan gekwalifi
ceerde ambtenaren (hoofden van
faculteitsbureaus e.d.), aan men
sen dus die daarin ervaring heb
ben. Pas na lange aarzeling ge
ven hoogleraren hun beheerstaak
uit handen, dat gaat erg moei
zaam. Ze zijn bang het roer uit
handen te geven, niet langer als
kapitein op het schip te worden
beschouwd. Ze zijn ook huiverig
voor stommiteiten van anderen.
Hoe kan, zo zeggen ze, een be
heerder, laten we zeggen een doc
torandus in de economie, nu we
ten hoeveel zwavelzuur er ge
kocht moet worden? Het ant
woord is eenvoudig: dat weet die
man niet, maar hij kan het le
ren".
INEFFICIËNT
Het rapport van het Bureau-Bos
boom en Hegener heeft onlangs
na een onderzoek aan de univer
siteit van Utrecht geconcludeerd
dat de hoogleraar-directeur ineffi
ciënt werkt. Dat geldt, nemen we
aan, ook voor Leiden?
„Ja, en voor elke universiteit in
Nederland trouwens. Het onder
zoek is in Utrecht gehouden,
maar als het in een andere plaats
was gedaan, zou het precies de
zelfde uitslag hebben gegeven. De
Prof. dr. D. J. Kuenen
conclusie van dat rapport geeft in
feite al aan dat op den duur op
alle daarvoor geschikte plaatsen
beroepsbeheerders moeten komen
en dat de hoogleraar vrijgesteld
wordt van alle beheerstaken. Als
je in onze sectie ziet in wat voor
tempo zich dat voltrekt dan kan
dat elders ook niet lang meer du
ren. Bij het Botanisch en Zoolo
gisch Laboratorium is een ge
kwalificeerde beheerder aange
steld. Het loopt daar op rolletjes,
het betekent een geweldige ver
lichting. Ook op andere instituten
werkt dit systeem reeds. Ik vind
dat het op veel meer plaatsen die
kant op moet".
Vergelijkt u nu eens de verhou
ding student-hoogleraar met die
van een jaar of dertig geleden.
„Die is op de instituten die er voor
de oorlog al waren voor de oude
rejaars studenten weinig veran
derd, Maar overzie je het geheel
dan is er wel het een en ander
gewijzigd. Vroeger kwam je als
student na verloop van enige tijd
onder de directe leiding van een
hoogleraar. Je werkte samen met
hem. hij tutoyeerde je soms. Er
was een nauwe band. Dat kan nu
bijna niet meer en zeker niet in
de grote jaren; tenminste wat
betreft de tijd vóór het kandi
daats. Dan is een student, het is
triest om te zeggen, vaak niet
meer dan een kaart met een hoop
aantekeningen. Maar er waren
destijds b.v. maar 100 eerste
jaars medicijnen en nu 350. Het
irerk dat buiten het pure onderwijs valt,
persoonlijk contact wordt dan
minder, daar is niet aan te ontko
men. Dat maakt een heel groot
verschil in de verhouding. De stu-
denten ervaren dat heel duidelijk.
Er komen aanpassingsmoeilijkhe
den en die zijn er tóch al, omdat
tegenwoordig vele studenten men
taal nog niet zijn voorbereid op
het studentenleven".
VIJANDIG
Merkt u niets van een vijandige
houding die de student tegen de
docent, de hoogleraar aanneemt?
„Als hoogleraar heb ik er niets van
bespeurd, als pro-rector merk ik
het. Ze vertrouwen je vaak niet,
ze zijn bang dat ze met een kluit
je in het riet worden gestuurd.
Ik kan niet precies achter de oor
zaak komen. Er is veel kritiek,
maar daar is niets op tegen, inte
gendeel die is juist heel belang
rijk. Een hele hoop zaken waar
docenten vroeger niet bij stil
stonden, die ze zich eenvoudig
niet realiseerden, zijn mede door
die kritiek nu veranderd. Er is
daardoor een frisse wind gaan
waaien door de universiteit. Het
is gezond. Het kan ook geen
kwaad dat een hoogleraar er aan
went dat zijn autoriteit niet zo
maar wordt geaccepteerd. Dat
zal hem dwingen tot zelfkritiek.
Aan de andere kant is de kritiek
ook vaak teleurstellend Er blijkt
dan uit dat men de zaak waarom
het gaat. niet grondig heeft on
derzocht. dat men zonder argu
menten tegen iets fulmineert.
Daar erger je je wel eens dood
aan. En vaak wordt ook de kri
tiek op de verkeerde plaats gede
poneerd.
Studenten praten soms in het alge
meen over de macht en de wille
keur van de docenten. Dat is een
vorm van kritiek zoals het niet
moet. Een gewone docent pro
beert op de gewone manier zijn
werk te doen en hij zal bij een
examen op de gewone manier on
derzoeken wat de student van een
bepaald onderwerp afweet. Er
zijn misschien een paar uitzonde
ringen en er worden, dat spreekt
vanzelf, wel eens fouten gemaakt,
maar om zonder meer te spreken
van willekeur, dat is onzin".
Wie ageren er in Leiden nu te
gen de universiteit-in-zijn-huidi-
ge-vorm?
„Je hebt in Leiden maar weinig
anarchisten. Hun enige doel is
dat het zo'n rommel wordt dat
het geheel niet meer kan functio
neren. Dan zijn er de revolutio
nairen. Die zijn groter in aantal.
Verder is er een groep, die ver
nieuwing wil maar die dat op een
redelijke, rustige manier wil be
reiken. Om echt iets tot stand te
brengen heeft deze groep de revo
lutionairen nodig, want die moe
ten de „schop" geven. En het
merendeel, ik schat zo'n 70% die
vindt dat het allemaal wel zo kan
blijven, die kan het eigenlijk
niets schelen. Ik moet zeggen dat
ik die horde conservatieven ge
vaarlijk vind. Want iedereen die
de universiteit in de huidige vorm
bekijkt, moet toch beseffen, dat
er het nodige dient te verande
ren".
IN GEDRANG
Even terug naar u zelf. U heeft
nogal wat functies. Naast hoogle
raar bent u pro-rector. Komt een
van die taken niet in het ge
drang?
•Ie pro-rector is de man uit het se-
naatsbestuur, die de langlopende
zaken op bestuursterrein in het
oog houdt. De functie is gegroeid
uit de pro-secretaris).
Zonder enige schijn van twijfel.
Het pro-rectoraat, bestuurswerk
dus, heeft extreme vormen aan
genomen. Als ik nog langer pro
rector blijf dan moeten er be
paalde maatregelen worden geno
men. Dan zal het noodzakelijk
zijn dat ik op het laboratorium
een vervanger krijg. Het pro-rec
toraat is bijna een volle dagtaak.
Dat zal in de toekomst nog erger
worden. Aan echt serieus studie
werk, aan een kandidatenonder-
neemt snel toe"
zoek. aan een wetenschappelijk
onderzoek, kom je dan niet mee*
toe".
Presser waarschuwt daarvoor.
Hij is bang dat een hoogleraar
die niet alles naar behoren bij
houdt op den duur een routine*
mannetje wordt.
„Die kans bestaat ook. Een hoogle»
raar die een goed docent wil zijn,
moet naast onderwijs ook onder*
zoek doen. En je kunt evenmin
een goed docent zijn als je te veel
aan onderzoek doet en te weinig
aan onderwijs. Je faalt .dan al#
lid van de universitaire gemeen»
schap. Het is een heel moeilijke
zaak om het evenwicht te virtdeiv,
Men zegt wel van sommige Hbog*
leraren, dat ze vluchten „in
de administratie" (het beh^r).
Dat is natuurlijk geen aardig ar
gument. want daar doe ik zelf
aan mee (lacht #ven luid oo
noemt dan een héle serie be«
stuursfuncties op die bij in cf«
loop der jaren heeft uitgeoefAidX,
Maar onder dat bestuurswerk som
je toch niet uit, het is belangfVJl%
en het moet gedaan worden",
EENVOUDIGER
Gelooft u dat het pro-rectofaat
op den duur zal verdwijnen?
„Ja, men zal zo snel mogelijk tol
een eenvoudiger structuur moeten
komen, met aan de top een mar)
of vijf van verschillende disciplü
nes die allemaal belangstelling
hebben voor het bestuurswerk*
Voor drie van hen moet het een
dagtaak zijn, de andere twee kun»
nen ernaast wat aan hun val
doen. Daarin geconcentreerd
moet zijn wat nu curatoren en de
top van de senaat is. Het moei
efficiënt functioneren. Ik ben e»
van overtuigd dat het de studen»
ten ten goede komt als de univer»
siteit een krachtige leiding heefk
Dan kunnen hun wensen ingewik
ligd worden. Anders blijft hel
vrijblijvend geklets.
Wat vindt u van het Amerikaan*
se systeem om een hoogleraar na
een bepaald aantal jaren een jaav
vrijaf te geven om naar eigen
goeddunken te besteden?
„Dat zou op elke universiteit moe»
ten gebeuren. Het xou buitenga»
woon heilzaam voor de man zijn.
En ik ben er van overtuigd dat
het zo nuttig ls dat het zich zelf
betaalt. Om het te kunnen realia
seren, moet je dan natuurlijk wel
15% meer docenten hebben. Of
het gaat ten koste van de zittende
staf. In sommige faculteiten zou
dat wel geregeld kunnen wordeng
in andere niet".
\D\ F.RTENTIES
Er wordt nu ook wel geadver
teerd voor een hoogleraar. Hoa
staat u daar tegenover?
„Dat werkt erg effectief en ik ben
er blij om. Anderhalf jaar gele»
den is die kwestie in de Academk
sche Raad behandeld. Nogal waé
leden vonden het maar niets. Zij
achtten het een aantasting van de
goede naam en faam van de uni»
versiteit. Zo iets deed je niet. Wi)
hebben toen aangevoerd dat het
in Engeland al lang wordt ge
daan. Nu hoor je er nog maar
weinig tegen inbrengen.
Laatste vraag. Als u nu ai die
beroering rond de universiteit
ziet. denkt u dan niet met enige
weemoed terug aan de hoogleraar
van de negentiende eeuw?
(Prof. Kuenen piekert enige tijd
over die vraag). „Het is moeilijk
daarop een eerlijk antwoortl te
geven. Die vraag heb ik me zelf
namelijk nooit gesteld. Ik zou wel
graag iets meer baas willen zijn
over mijn eigen tijd. Ik wil niet
zeggen dat ik word opgejaagd,
maar anderen maken toch wel
vaak uit wat je moet doen. Maar
de vergelijking met die vroegere
hoogleraar, nee, die is in deze
tijd irrelevant. Ik heb wel eens
gedacht: „Als ik nu al die be
stuursfuncties niet had aanvaard,
zou ik dan zoveel meer gepres
teerd hebben? Ik geloof het niet.
Je doet ten slotte toch alles naar
je aard. R. Paauw
WOENSDAG 7 MEI 1969
)le"
(Van een onzer verslaggevers)
EIDEN Onze maatschappij is een prestatiemaatschappij.
Ie eisen die die maatschappij aan ons stelt vindt weerslagen
pvoeding en onderwijs. Door de eeuwen is het kind in de
;tschappij steeds anders gezien, en ook anders opgevoed. Nu
Jit die opvoeding in het gezin en de kleuterschool. Hoe wor-
kleuters opgevangen? Is de kleuterschool voor elk kind
hikt? Hoe kunnen ouders hun kinderen opvangen?
it zijn vragen die aan de orde komen in een gesprek met drs. H
er, orthopedagoge. In haar kamer aan de Boerhaavelaan geeft
ntwoord op die vragen, legt uit, en stelt nieuwe vragen aan de
kleuterschool is steeds meer in
entrum van de belangstelling ge
in, nu jonge moeders vaker gaan
en en minder huishoudelijke
hebben. Honderd jaar geleden
den jonge kinderen thuis of bui-
waar zij min of meer aan hun
'erden overgelaten. Of ze gingen
de „bewaarschool", waar het
namelijk heette: „Stil zitten en
3je dicht". Van dat opvangen
geen gerichte leiding uit, al
Jten de kinderen model-kinderen j
len. Fröbel, Haanstra en Maria
tessori brachten daar o.a. ver
ging in. Zij gaven richtlijnen
kleutermethodieken; kleuterleid-
werden volgens hun opvattingen
tioold. Maar het kon niet uit-
en. Ook op deze methode volgde
reactie: in het tegenwoordige
teronderwijs wordt vooral aan-
it geschonken aan de zogenaamde
expressiekansen van elk kind.
ar", zegt drs. Koster," dat heeft
lurlyk ook bezwaren. Is elk kind
in staat een eigen vorm te geven,
te komen tot vrije expressie? Veel
ters van vier jaar wel. maar een
boel anderen niet. Zij hebben
al extra leiding nodig om zich j
unnen ontwikkelen". Zij voegt er
toe: „Er is een stroming die zegt:
rsboom de kinderen niet. Laat!
hun gang gaan." Maar de peda-
f is het daar zeker niet mee eens.
r bepaalde kinderen kan een der-
k gebrek aan leiding zelfs fatale
)lgen hebben.
Aar laten wij bij het begin begin-
Het heel jonge kind pikt nog
tig uit zijn omgeving op. Maar
veranderd snel. Als hij anderhalf.
- jaar is, ziet en neemt hij al vrij
l op en is zo een wereld van ein-
ize mogelijkheden binnengestapt,
bestemming die de volwassenen
die wereld geven, ziet hij nog
len eenvoudig voorbeeld maakt dat
—lelijk. Voor de peuter is een stoel
t persé een zitmeubel. Het is ook
een ding om aan te hangen, om op te
dansen, om onder te zitten. Dus moe
ten er afspraken komen, anders ver- 1
drinkt het kind in die grote mensen
wereld. Hij moet leren, wat kun je
doen met iets, waar dient het voor?
Drs.«Koster: „Wij volwassenen or
denen die onoverzichtelijke wereld
voor peuters en kleuters. Wij leren
hen de dingen benoemen, gebruiken, i
ze te sorteren. Naar kleur, vorm en
grootte eerst. Daar sluiten onze tal
loze sorteerspelletjes op aan. Als de
kleuter ouder wordt, is hij in staat!
steeds meer verschillen aan te bren- j
gen. een keukenstoel van een leun
stoel te onderscheiden, rose van lila
en een vierkant van een rechthoek"
In het normale geval gaat de kleu
ter een eigen zin aan de dingen ge
ven. Hij leert zich op eigen wijze uit
te drukken. Daarop sluit de kleuter
school met zijn expressie-werk aan
Maar onder de vele kleuters in een
kleuterklas zijn er ook, die daar niet j
aan toe komen. In de grote groep valt i
dat echter te weinig op.
Hier komt vanzelf de tweede vraag
aan de orde. Die naar de kleuter in
het gezin. Er is immers een thuis, i
Daar kunnen de kinderen meestal tot
hun recht komen, zou men kunnen
stellen.
Ja maar. valt daar tegenin te bren
gen. kunnen wij ouders allemaal wel
zo goed opvoeden? Komt het kind
thuis wel voldoende tot zijn recht?
Mejuffrouw Koster is niet al te pes
simistisch: „In elk kind leeft vanaf
het begin de drang om groot te wor
den, net als vader en moeder. Het
volgt hen daarom graag na. Wil ook i
graag gehoorzamen. Wanneer het
tenminste een goed emotioneel con
tact heeft met de ouders en de ouders
bereid zijn het kind op zijn niveau
te willen helpen en hem het leven
als het ware voor te leven.
Het voorbeeld van de ouders wijst,
het k'od een weB Daarvan moeten I
I de ouders zich wel bewust zijn.
Behoedzaam uitleggend bouwt drs.
Koster het beeld verder op. Ze be- j
toogt dat sommige kinderen „onvei
lige kinderen" zijn. Voor hen is de
wereld te groot, te onoverzichtelijk.]
„Maak dan bewust die wereld klei- j
ner. Zie het kind als kind. Kijk door
zijn ogen naar de wereld."
Dat valt vele volwassenen moeilijk 1
Maar veel kinderproblemen kunnen
worden verholpen door ouders te le
ren hun kinderen anders te zien, door
ze te adviseren hoe hun kinderen an
ders aan te pakken.
En dan is er de mogelijkheid om de
kinderen te helpen bijvoorbeeld via
de zogenaamde spelbehandeling. Via1
het spel wordt gepoogd samen met
het kind een relatie op te bouwen, j
De medewerkers van het instituut sti-
muieren en leiden het kind zodanig. I
dat het tot een verdiept ..spelend-be-
zig-zijn" raakt, en in zijn spel uit
drukking gaat geven aan eigen ge
voelens en verlangens. Dat is een
karwei dat een grote persoonlijke in
zet, veel inventiviteit en echte diepe
belangstelling voor het kind met zijn
eigen specifieke moeilijkheden eist.
Drs. Koster ..Drukt een kind bij
voorbeeld in het spel gevoelens van
onveiligheid uit. van zich bedreigd
voelen, dan hopen we door het in
beeld brengen van die gevoelens het
kind er afstand van te laten nemen.
We kunnen er in een spelsfeer samen
over praten, de volwassene kan er een
andere interpretatie aan geven We
zien nogal eens dat „politie" of een
„dokter" een griezelige figuur is. We
leggen dan uit dat agenten goed zijn
om het verkeer te regelen, want an
ders zouden al die autootjes waar het
kind mee speelt, op elkaar botsen. En
de dokter is misschien wel griezelig,
maar hij probeert ons beter te maken,
ons te helpen Het kind zal die
interpretatie aanvaarden, naarmate
het meer vertrouwen in de volwas
sene stelt.
Zo werkt men onder meer in de
ortho-pedagogiek. Een nog Jonge 1
wetenschap die zich voornamelijk
richt op de opvoeding van het kind,
dat op de een of andere wijze in zijn
betrekkingen met mensen en dingen
is geschaad. Toekomstmogelijkheden
voor beoefenaren van die jonge we
tenschap? Op dit moment moeten zjj
zich nog waar maken in de maat
schappij. maar zy zullen hun weg wel
vinden. Daarvan is mejuffrouw Kos
ter overtuigd: „De orthopedagoog
moet opvoeders bijstaan. Hij zal in
kinderdagverblijven, internaten, kin
derziekenhuizen de leiding moeten le
ren: de kinderen beter te begrijpen,
contact met hen op te bouwen". Om- 1
dat de wetenschap nog jong is, wordt
de waarde ervan misschien niet over
al even sterk ervaren en het is fei
telijk net zo als met voetballen en
het weer: iedereen heeft het idee
over opvoeden te kunnen meepraten.
Drs. Koster kan het zeker. De uren
in een speelkamer doorgebracht met 1
jeugdige „cliënten" staan daar borg
voor. Heeft zij nog een boodschap
voor ons opvoeders? Ze glimlacht
even vriendelijk, een glimlach die
overigens vele van haar antwoorden
begeleidt en zegt nog eens: „Zoek
met het kind een relatie op te bou
wen. concentreer je op hem, stimu
leer en richt hem naar de verwezen
lijking van zijn mogelijkheden in het
mens-zijn".