DE Trouwe wachters aan de noorder- kim WADDEN- eilanden zijn anders Over vogeh andere diere planten en klimaat ZATERDAG 8 MAART 1969 LD ES; |A' I ROTTUM IVUELANol De roomkleurige bloemen van de parnas- sia zijn zeldzaam op het vasteland, maar op de eilanden zijn ze talrijk. Op Terschelling zal niemand de ekster horen schateren: deze zwart-witte langstaart heeft er zich nog nooit vertoond. Geen boer of bezitter van een tuin op een van onze Waddeneilanden hoeft bang te zijn voor molshopen: de mol komt op geen ervan voor. Ook de overigens alom tegenwoordige veldmuis laat er zich buiten Ameland niet zien. Niet alleen op Terschelling ontbreken alle slangensoorten, maar ze worden ook niet aangetroffen op de andere Noordzee-eilanden. En terwijl er op de vastewal van ons land liefst zestien soorten vleermuizen bekend zijn, plegen op de Noordhollands- Fries-Groninger archipel slechts drie soorten in de schemering van de zoele zomer avond op prooi te jagen: de grootoor, de laatvlieger en de dwergvleermuis. Om weer naar de begane grond terug te ke ren: alleen op Terschelling zijn naast de be kende struikheide een jaar of tien geleden lielst drie nieuwe erica-soorten erica is dop heide) gevonden en dat op dit eiland alleen de Schellinger zegge groeit, hoeft geen toe lichting. Ja. de eilanden en voor elke noor derling zyn dat Texel. Vlieland. Terschelling. Ameland, Schiermonnikoog en Rottemeroog <al is dat dan nu onbewoond) zyn anders, an ders dan de rest van Nederland, tenminste wat de fauna en de flora betreft. Ja. soms ook nog weer onderling verschillend. Hoe al die verschillen, waarover hier sprake is, ontstaan zyn, is een even ingewikkelde, als interessante zaak, die eigenlijk alleen bij vak mensen, de biologen, de botanici, de zoölogen, de entomologen bekend is. Daarom hebben wij voor dit artikel, dat een beetje preludeert op voorjaar en zomer, ons licht opgestoken bij een viertal deskundigen. Dat zUn de heren D. T. E. van der Ploeg te Sneek 'bekend Friese florist en auteur van onder meer „Wilde flora"). G. Londo. bioloog bij het Rijksinstituut voor veldbiologisch onderzoek ten behoeve van het natuurbehoud, te Zeist, drs. H. Hoogenhout. van de stafafde ling natuurbehoud van Staatsbosbeheer in Utrecht, en Sj. Braaksma, ornitholoog bij de zelfde afdeling. Van hun mededelingen die zij ons xn gesprekken deden, is voor deze bijdra ge een dankbaar gébruik gemaak. landse territoir, dan spreekt de soortenrijkdom des te duidelijker. Hiervoor moet de verklaring voor een deel op rekening van de bodemverschil- len worden gezet. U kunt het geloven of niet 'om bij een vroeger bekende rubriek wetenswaardig heden in de Ver. Staten leentjebuur te spelen maar het is een feit. dat by Bergen 'Noord-Hol land» de grens ligt tussen een kalkryke bodem <tei> zuiden daarvan) en een kalkarme, waartoe de eilanden behoren. Terschelling is het mees- kalkarm, maar Schiermonnikoog is al weer ry- ker en dat sluit mooi aan by de situatie op de Duitse en Deense Noordzee-eilanden. Waddendistrict Na al deze feiten, die aantonen, dat de eilanden wel anders moeten zyn, ligt het haast wel voor de hand. dat de geleerden 'in dit geval ir. J. L. Soest) ze plantengeografisch gezien tot een af- zonderiyk gebied rekenen: het Waddendistrict, nee, daar zit de Friese Waddenkust niet by: Friesland hoort grotendeels tot het haf district: de Wouden maken zelfs deel uit van hetDrentse district. Dat is één element. Maar er is nóg een verdeling van de Nederlandse planten, namelyk wat hun areaal betreft. Het boreale element 'bo reaal is noordeiyk) vormt als het ware een boor- vormige uitloper, waarvan de zuidgrens loopt Lauwerszee over Rottumeroog naar het noord oosten- Is het een wonder, dat de florist zodoende op on ze eilanden in zyn knollentuin is? Het aantal orchis-soorten 'een groep die de cultuur mydt) is er groot. De op de wal sporadisch voorkomen de prachtige parnassia groeit er in de vochtige duinvalleien, dat het een lieve lust is. De zeewin de komt alléén op de eilanden voor. De vogel- pooklaver, die een hele poos „zoek" was. is in het begin van de jaren '60 bij Hollum en ook weer op Schiermonnikoog gevonden: de enige groeiplaatsen in ons land. De cranberry-cultuur op Terschelling is bekend; maar de „lepeltjes- heide" (een veenbes) komt ook op Vlieland, Ameland en Schiermonnikoog voor, zy het in ge ring aantal Da&rby komt. dat de dennenbossen die een halve eeuw geleden zyn aangeplant, nu een zekere rypheid hebben bereikt, zodat plan ten uit Zweden, de Vogezen en de Alpen er nu ook in voorkomen. Trouwens, nog steeds dienen zich nieuwe plan ten aan. Nieuw zyn op Schiermonnikoog byvoor- beeld de zeebiet en de gele hoornpapaver; deze laatste is een zuiderling, die zich in Bretagne heel goed thuis voelt en ook wel eens in Zeeland gevonden is. Op Ameland is de zeevenkel als aanwinst geboekt, zoals op Terschelling de zeg- gesoort carex hartmanii, die daar helemaal niet verwacht werd, maar in groot aantal op de Bos plaat bleek te groeien. Een van de nieuwste vondsten al is het dan voor de leken geen spectaculaire plant betreft lactuca tatarica '1) C. A. Mey, die vorig jaar op Rottumeroog ont dekt is door twee Friezen: de al genoemde heer Van der Ploeg en de heer H. T. van der Meulen, van Joure Zij hebben de Nederlandse naam strandsla voorgesteld. Een nieuwe groente? Zoogdieren Tenslotte de zoogdieren en de amphibieaj is er wel en wat is er niet. Het enige dat karakteristiek mag heten, is de d Voor de rest zyn de eilanden opvallend an] minste van origine. Want er ztfn zo voorl nogal eens dieren ingevoerd. De woelrat] alleen op Terschelling voor en om die te den werden wezels en hermelynen geïmpd De wezels waren binnen drie jaren dood] de hermelijnen hielpen eerst de ratten o] en begonnen toen met smaak aan vogels, en konynen. Maar op het ogenblik is ?f sprake meer van een hermelynenplaag. is ook ingevoerd en op Schiermonnikoog last geworden. Niet ingevoerd, maar wel zig is op Ameland de ree, die is gewoon o wad gezwommen of misschien wel, ni laatste mode. gewandeld. Op alle eilander de haas aangetroffen, maar op „Schier" oor geïmporteerd; hy is overigens een vd felyk zwemmer. Konynen zyn er op alle eu maar ze moeten er eenmaal zyn ingevoer] ze in de Middeleeuwen ook in de rest van land uit oostelyker streken zyn geïmporU] stand wisselt er door de konynenziekte. tent aanwezig is. Men zou de myxomatcl geïntroduceerde regulator kunnen noem] het een wrede. Op Texel komen de Noors] muis en de waterspitsmuis voor, maar op dere eilanden ontbreken zy. Reptielen Vogeleilanden Van de planten naar de vogels is maar een stap. Niet alleen griend is, zoals de titel van een boek aangeeft, het vogeleiland. De heer Braaksma re kende ons voor, dat één-derde deel van de vol- Het geïsoleerde karakter van de eilander nog sterker tot uitdrukking by de reptiel groene kikker hipt op geen enkel eiland d gras. Vrywel nergens vindt men salan Alleen op Terschelling is nu de kleine der bekend, die er is ingevoerd. De haa ontbreekt overal, de heikikker heeft het ni der gebracht dan Texel, de pad ontbn Texel, en Schiermonnikoog. Alleen de ruf pad is op alle eilanden present. Apart klimaat De eilanden zyn dus anders- Ook het klimaat draagt er een eigen karakter. We hadden dus ook by De Bilt moeten informeren, maar wij vonden dat niet nodig. Iedere eilandbewoner, maar ook elke vakantieganger weet immers wel. dat het op de eilanden 's zomers minder warm is dan „op de wal", maar 's winters ook minder koud. Dat weet men dit ook? het mini mum er in februari valt en het maximum in augustus; dat is een maand later dan elders. Het voorjaar aan zee is koeler, maar de herfst is weer warmer dan in het binnenland. En laten we over de wind maar niet spreken. Al leen nog even doceren, dat de jaarlykse tem peratuurschommelingen op de eilanden klei ner zyn dan op het vasteland, een wysheid die we te danken hebben aan de mannen van het lichtschip Terschellinger Bak, die nu al jaren aaneen trouw de temperatuur opnemen Van de buitenlucht wel te verstaan. Dat het klimaat van invloed is op de planten, ligt wel voor de hand. Maar wie staat er by stil dat op de eilanden zelf ook nog weer sterke ver schillen bestaan? En toch zijn ze er. Naast het macroklimaat met veel wind uit zee 'ook uit het oosten), met een veel vochtiger wind is er het microklimaat, dat plaatselijk verschilt. Populair gezegd: de temperatuur vlak by de grond. De zuidhellingen van de binnenduinen zyn byvoorbeeld warmer dan de noordhellingen en hebben wat microkli maat betreft eenwoestynkarakter, waai de thermometer in de zomer overdag boven de 30 graden Celsius komt, maar des nachts beneden het vriespunt daalt. Daar voelen de weke, meeverende korstmos sen zich thuis, naast het duinviooltje, de muurpeper, het zandblauwtje, de reigersbek Maar de noordhellingen zyn kouder en voch tiger en dat is het domein van de varens, zo als de eikvaren, het maanvarentje 'op Schier monnikoog). de orchideeën, de pirola. om een kleine keuze uit het eilander veldboeket te doen. Zestig jaar gele den vestigden zich de eerste eidereen- den op Vlieland. over (ruwweg) Nieuweschans. de Betuwe. Den Haag Met andere woorden: alle eilanden in de Noordzee behoren daar toe. Dat betekent dus. dat daar planten groeien die we zuideiyker tever geefs zoeken. Er zit bij wyze van spreken een noordelyk tintje aan. Zulke planten zyn kraaihei- de. Noordse zegge. Zweedse kornoelje <de naam zegt het al), zevenster, moeraswederik, biesva- ren. Atlantisch element Honderden plantensoorten Maar er is meer, dat van invloed is op de plan tengroei, die zozeer „anders" is. dat er van de 1200 tot 1300 in Nederland bekende soorten, er in het Waddengebied ongeveer 620 voorkomen. Op Terschelling heeft men er 560 geteld. Schiermon nikoog moet het met een stuk of tien minder doen Als men nu rekening houdt met het feit. dat deze 550-600 plantensoorten voorkomen in een ge bied, dat maar een fractie vormt van het Neder - Maar ook het zuidwesten doet een greep naar het noorden: het Atlantische element in onze plantenwereld stoot met een stompe punt naar voren, tot ver ten noorden van de Waddeneilan den. Dat wil zeggen: de oosteiyke grens van dit gebied loopt ongeveer zuidnoord door de Noord oostpolder en Friesland en schiet keurig tussen Ameland en Schiermonnikoog door. Dit houdt in, dat vier Waddeneilanden in twee plantengeogra- fische gebieden liggen met alle 'plezierige» ge volgen vandien. Dat Atlantische element wordt vertegenwoordigd door byvoorbeeld dopheide, gagel, moerashertshooi en ook vingerhoedskruid Tussen twee haakjes: de Friese Wouden vallen nog net binnen het continentale element, waar van de weeteiyke grens zyn weg neemt door de geilde Nederlandse vogels op onze eilanden broedt: lepelaar, grauwe kiekendief, bontbekple- vier, strandplevier, stormmeeuw, visdiefje, dwergstern, velduil. grauwe klauwier. De helft van alle Nederlandse bergeenden, blauwe kie kendieven. kluten en zilvermeeuwen nestelen hier. En van de volgende soorten doen dat zelfs 70 tot 99 procent: eidereend, kleine mantel - meeuw, noordse stern, grote stem, kleine barm- sys. Het is ook opmerkelyk, dat by incidentele broedgevallen de Waddeneilanden zo'n opvallend hoog percentage aanwyzen, zoals by de middel ste zaagbek, de slechtvalk, de rouwkwikstaart de Engelse gele kwikstaart en de bonte kraal, van welke laatste beide soorten zelfs buiten de eilanden geen broedgevallen bekend zyn. Ook onder de vogels zyn er „newcomers." De eidereend verscheen een jaar of zestig geleden, de kleine barmsys omstreeks 1958, de lepelaar op de Bosplaat een jaar of zes geleden 'hy is trouwens op Texel ook recent: afkomstig van de befaamde kolonie in het Zwanen water». De stormmeeuw (die zich ontzettend heeft uitge breid) is een aanwinst en ook de wulp is vry re cent en is steeds oostelyker opgeschoven: oude inwoners van „Schier" herinneren zich nog. dat de eerste wulpen zich omstreeks 1900 op hun eiland vestigden. By de lagere dieren is het vry moeilijk stellen waar ze al dan niet te vinden Insecten, spinnen, slakken, wormen, ze zlPlti nauw aan de vegetatie gekoppeld en odf dieren hebben er hun specifieke vertegenj gers. Van de slakken staat het vast dat ryshout en balken zyn aangevoerd. Op tfk manier is de grootoorvleermuis op Rottuf terecht gekomen, welk eiland door de muij ten is. toen de strandvoogd was vertrotffl leperds! Tenslotte: het anders-zyn van de eilanden^ het mogelyk wetenschappelyk onderzoek*^ biologisch gebied te verrichten waarvoor geen ruimte of gelegenheid is: van bob# tot vogels tellen, van vegetatiebeschryvtof proefnemingen op menig gebied. Daarottj er op Terschelling een biologisch station zit „Schier" twee veldlaboratoria: een V.U. en een van de ryksuniversiteit van 0 gen. Op de eilanden is nog ruimte en lefl excursie wel wat meer op dan paardeblod spreeuwen dank zy de aanwezigheid van" reservaten. Maar ook door de natuurlijk dommen, die klimaat en bodem, ligging tuatie er hebben opgetast. Waarlyk. ze a)L ders, onze eilanden, die trouwe wachters «f ze koele noorderkim.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 10