Indonesië kampt met levensgroot economisch probleem „Nieuwe orde" moet bruggen slaan over afgronden Nederlanders op vakantie HU) EXTRA! EEN ENQUETE (Van onze reisredacteur H. Kolb) JJe i}gordel van smaragd" glinstert niet meer zovandaag de dag. Indonesiëreservoir van veel bejubeld natuurschoon, strijdt verbitterd tegen de talloze monumenten van bestuurlijk onvermogen, die ex-president Soekarno zijn volk heejt nagelaten. Het is een land van onthutsende tegenstellingen, dat in verlammende armoede en geplaagd door een veel-vertragende corruptie enorme inspanningen zal moeten opbrengen om voor al zijn onderdanen een min of meer leefbaar bestaan te verwezenlijken. De „nieuwe orde" van generaal Soeharto, geba- jj seerd op de macht van het leger en de specialis tische kennis van een aantal technocraten, heeft enkele barrières op de weg naai- vooruitgang kun nen slechten. Voor het eerst in de historie van In donesië zijn vorig jaar de rijstprijzen gezakt in plaats van gestegen en de roepiah heeft een offi ciële koers gekregen, die het handelen op de zwarte markt niet meer lonend maakt. Rijst is de sleutel tot de economie. Veelzeggend voorbeeld van verwaarlozing: Indonesië moet rijst importe ren, mede omdat het de transportmiddelen mist om dit onvervangbare voedsel uit de gebieden waar het in overvloed wordt geproduceerd, over te brengen naar de plaatsen met een tekort. Het nieuwe vijfjaren-plan, ambitieus, doch ver- A moedelijk niet haalbaar, schetst een in beginsel wel doordacht patroon voor de wijze waarop een vooralsnog schamele welvaart het hongerloon van 4l de slagzinnen moet vervangen. Desondanks blijft Indonesië voorlopig nog het land dat met de moed der wanhoop voortstap- t pend langs duizelingwekkende sociale en econo mische afgronden aan de hand van buitenland se hulpverleners bijna onafzienbare vergezichten vol verwaarloosde problematiek tegemoet treedt. 3 Voor president Soeharto wordit thans een soort operationeel centrum ingericht, waar de verschil lende stadia van het vijfjarenplan overzichtelijk worden uitgestald. Daar moet hij kunnen aflezen li in hoeverre voldaan wordt aan de bepaald niet ge ringe eisen, die hij zijn volk heeft gesteld. Soekarno's falen I In Djakarta zelf heeft hij, zij het wat minder overzichtelijk, Soekamo's misdadig falen dage lijks voor ogen: de onbruikbare, onvoltooide be- tonskeletten van grootse gebouwen, die vooruit gang moesten suggereren om verval te verbloemen, de afzichtelijke beeldengroepen naar Russische trant die in potsierlijke vastberadenheid een ge slaagde vrijheidsstrijd symboliseren, die slechts verleden en toekomst mocht dienen, doch in Soe karno's visie geen heden kende. H „Soekarno's grootste en onvergeeflijke misdaad h is geweest, dat hij het volk mentaal volslagen heeft verpest", aldus een van de invloedrijkste militaire functionarissen. T overwoord Reorganisatie het toverwoord van de nieuwe tijd. Het betekent b.v. vijfduizend ontslagen bij de PELNI, de scheepvaartmaatschappij, die voor de verbindingen met de eilanden zou moeten zor gen. En vijftigduizend andere ontslagen bi) de Ga- roeda, de luchtvaartmaatschappij. Dat zijn teza men tienduizend problemen. Klein in verhouding tot de algemene vraagstukken maar levensgroot voor de mensen, die nu elders een onderkomen Straatbeeld in Djakarta met een onafgewerkt reuzengebouw uit Soekarno's tijd. moeten vinden en die zonder toereikende alterna tieven op een andere plaats zullen voortgaan met het bijdragen aan de versluierde werkloosheid het scheppen en bezet houden van mini-baantjes waaraan althans nog een schijntje sociale zeker heid en status valt te ontlenen. Zulke omstandig heden kunnen een herleving van communistische activiteit een voedingsbodem geven. Basisprobleem landae hulpverlening progressief zou worden voortgezet Angstwekkend De vicieuze cirkel Is angstwekkend duidelijk. Moderne industrie gebruikt steeds minder men sen. Als Indonesië toch mankracht gaat gebrui ken waar de techniek elders andere middelen toelaat, zal dat kostenverhogend werken. Het voordeel van de goedkope arbeidskracht zou ver loren kunnen gaan en van een redelijke concur rentiepositie op buitenlandse markten mag men dan geen al te hoge verwachtingen meer hebben. Volgens het plan moet Indonesië over vijf jaar 23.5 procent van zijn bevolking uit de landbouw overbrengen naar andere sectoren. In plaats van 70 procent mag dan nog maar 46,5 procent agra risch werkzaam zijn. Op een bevolking van 120 miljoen mensen, die overmatig snel groeit, gaat dat om enorme aantallen individuen, voor wie al lemaal een redelijke bestaanszekerheid moet wor den gevonden. Tussen die toekomst en de gemiddelde 32.000 roe- piahs die per persoon momenteel worden ver diend, tussen dat perspectief en het besef dat een gezin met twee kinderen toch minstens 60.000 roe- plahs per jaar moet hebben om te kunnen leven, worden de afgronden zichtbaar waarover de nieu we orde bruggen zal moeten slaan. Buitenlandse invloed In dat licht bezien is de vraag niet meer belang rijk of Indonesië binnen het keurslijf van de strin gente bepalingen waaraan de hulpverlening is ge bonden, nog wel zo zelfstandig is. En niemand kan zich zodoende veroorloven opnieuw slagzinnen te bouwen uit het feit, dat al die hulp en de nave nante buitenlandse invloed op de meest essentië le beslissingen misschien wel als een soort neo kolonialisme kunnen worden gezien in een wat acceptabeler vorm. Het is wel van belang de bittere ironie te besef fen van het feit. dat voornamelijk Chinese rijk aards de roepiahs in het Sarin ah - c aslno van Dja karta soms bij miljoenen tegelijk verspelen, ter wijl een eenzaam jongetje vol zweren voor het prestige-hotel „Indonesia" met bevende handen een exemplaar van het blad „The Economist" aan de man probeert te brengen. Het basis-probleem van Indonesië is zijn onvoldoende produktie. Voor meer produktie ls een grote kapitaal-inbreng noodzakelijk, die ech ter alleen komt wanneer Indonesië eerst bewijst dat het wat kan. Geenszins kan verwacht worden dat de bevolking direct integraal kan gaan profi teren van het behoedzaam verbeteren dat in alle maatschappelijke sectoren op 1 april moet be- Het is daarom, dat alom in den lande thans in structie-bijeenkomsten worden georganiseerd, die tot in alle lagen van de bevolking de onverbidde lijke noodzaak van maatschappelijke discipline- voorwaarde voor een enigszins succesvolle uit voering van het vijfjaren-plan moet doen door dringen. „Als ze hier nu eindelijk maar eens allemaal te gelijk afspraken voortaan gewoon op tijd met hun werk te beginnen". Dat is een uitspraak van een vooraanstand econoom. Maar ook hij weet hoe vrijwel overal een overmaat aan baantjes wordt gecreëerd, juist door de werktijd per persoon te beperken hoe voor een welomlijnde hoeveelheid arbeid meer mensen worden gebruikt dan nodig zou zijn. En gegeven de situatie van verregaande sociale verlatenheid waarin het merendeel van vooral de stedelijke bevolking zich bevindt, is dat nog niet eens onbegrijpelijk. Het belangrijkste vervoermiddel in Dja karta is nog altijd de riksja. ginnen wanneer het plan zün eerste fase ingaat. Voorzichtige transmigratie, voorzichtige industria lisatie op middelgrote schaal, voorzichtig herstel der ondernemingen zullen de kernen moeten vor men waaromheen zich dan meer welvaart voor een steeds groeiend aantal betrokkenen kan ont wikkelen. Maar dan nog.In de komende vijf jaren heeft Indonesië naar de schatting van economen zo'n tien miljoen nieuwe arbeidsplaatsen nodig. De in vesteringskosten per arbeidsplaats zijn tussen 3000 en 5000 dollar. In bedragen van een dergelijke omvang voorziet het plan niet, omdat de econo mie dat niet toelaat, zelfs niet wanneer de buiten- 1T akantieplannen maken, dat betekent reisfolders halen, de advertenties na pluizen in de krant, schrijven naar dat bungalowkamp waar we vorig jaar wa ren, fronsend peinzen bij de kilometer teller van de auto, of-ie het nog haalt. En dan over een maand of wat: gaan. Op een zonneterras luieren, met een hete motor in de bergen staan, luchtziektepilletjes slikken, in een kampeerhemd door Markelo wandelen, tent uitleggen, luisteren naar de reisleider. We hebben het allemaal zelf uitgekozen, maar doordat we met miljoenen tegelijk; gaan. maken we nogal massale bewegingen. Over de afgelopen jaren, sinds 1954 is dat onderzocht en geteld: Twee jaar geleden gingen reeds 7.3 miljoen Nederlanders met vakantie. Dat is zes op de tien In 1954 waren dat er nog maar 4.2 miljoen ofwel vier op de tien, in een paar weken hoogseizoen waren wij met z'n 3.2 miljoenen op stap. waar van er anderhalf miljoen tegelijk in Nederland rondliepen. De toeneming van de vakanties komt voor tweederde voor rekening van vakantiegangers in eigen land em voor eenderde door de grotere trek naar het buitenland. Van jongeren tussen 15 en 24 jaar is er één op de veertien nog nooit met vakantie geweest Zeven op de tien autobezitters gaan met va kantie en vijf van de tien niet-autobezitters. Acht van de tien hoofdarbeiders trekken er op uit, te genover vijf van de tien handarbeiders. Zeven op de tien boeren nemen geen vakantie. Een op de tien Nederlanders heeft het geluk zowel 's winters als zomers een vakantie te heb ben. Wie in zijn woonplaats uit gaat. neemt gemid deld tien en een halve dag zomervakantie. De helft van die vakantiegangers gaat behalve die ene keer in de zomer nog een keer. Daaronder natuurlijk veel scholieren. Maar ook de bejaar den, van wie slechts 45 procent op vakantie gaat. maken het. èls zij gaan, langer: zeventien da gen. Driekwart van on» aller vakantiebesteding ligt in Nederland, het ander kwart in het bui tenland. Onderdak Onderdak vinden vier op de tien vakantiegangers (veel kinderen) bü familie of kennissen. Twee op de tien kamperen in een tent of steeds meer caravan. Een a twee op de tien gaan naar een hotel of een pension; dat zijn meest boven de veertigjarigen. Een op de tien neemt een zomerhuisje. Leeftijden zeggen bij deze inde ling veel. maar niet alles. Want toch nog vijf tigduizend kleutervakanties stonden in 1966 ge boekt in hotels en pensions en zestienduizend be jaarden kampeerden. Dit alles geldt voor binnen- en buitenland bij elkaar. Heel anders Het soort vakantie-onderdak varieert overigens sterk naar de streek en het land. In de binnen landse badplaatsen zitten vijf A zes op de tien vakantiegasten in zomerhuisjes, tenten of cara vans. Drie op de tien verblijven bij familie of kennissen, en slechts zes op de honderd in hotels en pensions. In Zuid-Limburg is dat weer heel anders Daar verblijven één a twee op de tien gasten in zo merhuisje, tent of caravan. Vier op de tien zijn te gast bij familie of kennissen en eveneens vier op de tien in hotels en pensions. In België, Luxemburg en Italië zijn drie op de tien Nederlanders hotel- of pensiongasten. Vier a vijf op de tien zijn daar tent- caravankam- peerders. In Frankrijk. Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk zijn vijf op de tien Nederlandse toeris ten hotelgasten en drie op de tien kampeerders. Thuisblijvers In de zomer waarin het laatste onderzoek naar onze vakantiegewoonten is verricht, die van 1966, gingen vier op de tien Nederlanders niet met vakantie. Waarom niet? Financiële redenen wer den door de mensen zelf betrekkelijk weinig als oorzaak genoemd en opmerkelijk genoeg nog het minst by de bejaarden. Van de jongeren tot achttien Jaar zeiden zes op de honderd dat zij geen zin hadden in vakantie. Eén op de tien mensen tussen 40 en 65 dacht er ook zo over. Twee op de tien boeren deelden die mening en evenveel bejaarden- Volwassenen vaak getrouwd en met kinde ren tot veertig jaar kunnen dikwijls door ge- zins- en familieomstandigheden niet op vakantie: twee op de tien. Dergelijke omstandigheden weer houden vier op de tien boeren ervan met vakantie te gaan. JVog nooit Van de hele Nederlandse bevolking zijn zestien op elke honderd personen nog nooit met vakantie geweest Daar zijn ook heel kleine kinderen en hoogbejaarden bij gerekend. Typerender is dan ook dat één op de veertien jongeren tussen 15 en 24 jaar nog nooit weg is gegaan in de vakantie. Enkele jaren geleden, in de winter van 1965 en de zomer van 1966, verrichtte het Centraal bureau voor de statistiek een omvangrijk on derzoek naar de vakantiebesteding j van de Nederlander. De uitkomsten j daarvan zijn thans compleet gepubli- j ceerd in de sociale maandstatistiek J van het C.B.S. Doordat ook in 1954 en 1960 onderzoeken zijn gedaan, konden t enige interessante vergelijkingen A worden gemaakt. Dit jaar en in de J komende jaren wil het C.B.S. de va- kantiebesteding op een aantal punten j wat meer op de voet gaan volgen. Van de boerenbevolking is de helft nog nooit met vakantie geweest. Gewoonte, of liever gezegd on gewoonte, speelt bij de niet-vakantiegangers een grote rol. „Ik ben al in geen jaren met vakantie geweest", ls een verzuchting die wel eens wordt gehoord. Bij de laatste telling waren 13 op de honderd Nederlanders een jaar geleden nog wel op va kantie geweest; drie op de honderd gingen twee jaar geleden voor het laatst en zeven op de honderd waren sinds drie jaar of nog langer niet weg geweest. Weekeindbijlage Leidsch Dagblad LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD EXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEX LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD EXTR A T .nioc1TR A T .DRXTR A T .DF.XTR ALDEX LD EX 1 KALjjrjA. i KSLUtAinAijutA iRALD EXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEX LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD EXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEX LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD Zaterdag 1 maart 1969

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 15