Heen en weer kruiswoordraadsel
Wachters tegen de griep
Kom er ACHT-er
Pim en Pom
&rf
SATERDAG 22 FEBRUARI 1969
LD EXTRA S
De vermoedelijk oudste nog regelmatig ge-
turnzaal ter wereld ontdekte een jo
in de buurt van Regensburg in het
van de Duitse Bondsrepubliek. Onge-
800 jaar geleden liet de graaf von Kastl
in zijn burcht bouwen. Zijn ridders kon-
hier aan hun lichaamsconditie werken,
trainen er middelbare scholieren van
het in de burcht gevestigde internaat. De
stalen rekstok en het wandrek staan in curi
eus contrast met de Romaanse rondbogen in
de dikke muur, waardoor in vergane tijden
waarschijnlijk de jonkvrouwen en echtgeno
tes de adellijke heren bij hun sportieve spel
gadesloegen.
Het maken van trektochten per fiets vindt
fi West-Duitsland steeds meer aanhangers,
invankelijk waren het overwegend vrou-
en, die terwille van de lijn het rijwiel weer
an stal haalden. Thans echter volgen steeds
ieer mannen de raad van hun dokter op om
meer aan lichamelijke beweging in de frisse
lucht te doen. De beide heren op deze foto
bouwden een dak op hun tandem om zich
tegen regen en al te felle zon te beschermen.
De fotograaf ontmoette hen tijde?is hun trip
door het bergachtige Voor alpengebied.
Kunt u de acht afwijkingen In de beide bovenstaande tekeningen
vinden? De juiste oplossing vindt u elders in dit nummer.
Om een puzxel eens wat moeilij
ker te maken, moet een aantal
woorden van achter naar voren
worden ingevuld. Welke woorden
dit zijn is niet aangegeven. U moet
dit zelf uitzoeken!
OPLOSSING VORIGE PUZZEL
Horizontaal:
1. deel van het schaakspel
6. gewoonterecht
10. vurig, oprecht
11. aanpassing
12. dom, stompzinnig
ALS U DE DEUR
ACHTER U SLUIT!"
Tips alvorens u op vakantie gaat.
Het kryptogram in ons nummer van
vorige week, een puzzel moeilijker
dan een kruiswoordraadsel, bracht
ons niettemin vele goede oplossin
gen.
De pryzen werden ^ls volgt toege
kend: Mevrouw J. Nolles, Justus
Carelhuis 9, Witte Rozenstraat, Lei
den f 5,de prijzen van f 2,50 gin
gen naar mevrouw W. L. A. Vlieger,
kamer 219, Bejaardencentrum „Hof-
wijck" te Oegstgeest en de heer A. J.
Deisting, J. P. Heyestraat 10, Ha-
zerswoude (Rijndijk).
iHH
Haal antennes etc.
uit het stopkontakt.
m
Bericht buren en lever,
anciers van uw vertrek
Kijk of gas licht en wa
ter zijn a^esloten.
Denk om uw ijskast
etensresten, ver war.
minq etc. etc.!!!
Denk
de verzorging van
plantenen huisdieren
"^eef ^iema^^^^^
sleutel van uw huis
Denk om scheer,
apparaat, paspoort,
medicijnen etc.
Den kom nota's
etc. die in uw va_
kantie kunnen komer
13. gesneden steen
15. draden van de spin
17. machtiging, bevelschrift tot
betaling
10. zo gesteld dat
21. naaste bloedverwanten van va
derszijde
22. de taal v. Latium
24. alles wat met het vliegwezen te
maken heeft
27. geneeskundige
28. brandbare geelachtige aardolie,
ook door distillatie uit petro
leum en koolteer verkregen
29. droogoven
30. enigszins bang, bedeesd
Vertikaal:
1. voedingsmiddel, bereid uit het
merg van palmsoorten
2. daad
3. Aziatisch land
4. het met kracht door de lippen
uitademen
5. eensgezind
7. datering
8. geest die de aanhangers van
een partij bezielt
9. tandheelkundige
14. schriftelijke betalingsaanwij
zing, waarbij de uitgeyer v. h.
geschrift een bepaalde persoon
aanwijst om een ander persoon
een som te voldoen
16. iemand die zottepraat uitslaat
18. spil die een machine in bewe
ging zet
20. vis
21. eerbiedigen
23. vlecht
25. zoete zelfstandigheid
26. patroon
Oplossingen onder het motto
„Heen en weer Kruiswoordraadsel"
dienen voor woensdag as. te 9 uur
v.m. In het bezit te ztfn van de re
dactie, Wittesingel 1 te Leiden. On
der de goede oplossingen stellen wij
een eerste prijs van f 5 en twee
prijzen van f 2.50 beschikbaar
waarnaar alleen abonnees kunnen
mededingen.
Wat zit jij toch al-door op die mat bij de
voor-deur? Je lijkt wel een waak-hond, zegt
Pim te-gen Pom. Pom knikt ern-stig. Ben
ik ook, zegt hij, een waak-kat. Ik ken mijn
plaats als er ge-vaar dreigt. Pim schrikt en
kijkt om zich heen. Ge-vaar? Waar? Hier in
huis? In óns huis?
Pom schudt zijn kop treu-rig heen en weer.
Pim, Pim, zegt hij, merk je dan nóóit iets?
Hóór je dan niets? Zie je dan niets?
Nee, zegt Pim, die met zijn kop-je blijft
draai-en om het ge-vaar te ont-dek-ken.
Pom buigt zich naar hem toe en zegt zacht:
er ver-dwij-nen men-senPim maakt
een klein spron-ge-tje van schrik. Wat zeg
je me daar?
Pom knikt nog ern-sti-ger. De griep
zegt hij, ik heb het zelf ge-hoord. De griep
is in het land, zei-den de man-nen aan de
deur eerst. Oeizei de vrouw dan, als
le mij maar o-ver-slaat. Huis aan huis, me
vrouw, zei-den de man-nen dan. Voor je het
weet heeft de griep je te pak-ken.
Pim zit Pom met gro-te o-gen aan te kij-ken
en rilt een beet-je, maar het ver-haal van
Pom wordt nog grie-ze-li-ger. Een paar da
gen la-ter, fluis-tert hij, was de bak-ker op
eens ver-dwe-nen, weet je nog wel? Er
stond een vreem-de jon-gen op de stoep en
die vrouw zei: waar is je baas? Die jon-gen
trok een heel on-ge-luk-kig ge-zicht en zei:
de griep, me-vrouwAr-me bak-ker,
zei de vrouw. En eer-gis-te-ren was er een
vreem-de groen-te-man, weet je nog wel?
Ja, ja knikt Pim, en de melk-boer heeft zijn
zoon-tje ge-stuurd-
Pre-ciespre-cies, knikt Pom. En daar
om zit ik hier. Om te zor-gen dat de griep
ons huis niet bin-nen-komt. Wat moet er met
ons als de griep on-ze vrouw te pak-ken
krijgt? Pim knijpt zijn o-gen dicht en ziet de
le-ge bak-jes in de keu-ken al voor zich en
in zijn ge-dach-ten hoort hij hun le-ge ma
gen al knor-ren. Maar dat zou dat zou
ver-ver-schrik-ke-lijk zijn, roept hij en met
een gaat hij in de waak-hou-ding naast
Pom op de mat zit-ten. We grij-pen hem
met-een, hè als ie er in wil, zegt hij dap-per.
Pom knikt. Maar de vrouw zal toch ze-ker
niet zo suf zijn om hem o-pen te doen, zegt
Pim op-eens. Als ze hem door het klei-ne
ruit-je ziet staan, houdt ze de deur toch
dicht. Pom denkt na. Mis-schien is ie wel
ver-kleed, fluis-tert hij. mis-schien kun je
he-le-maal niet zien of het de griep is en ziet
ie er ge-woon uit als een bak-ker of een
bloe-men-man. Pim wordt wit om zijn neus
en kijkt om-hoog naar de deur. Pom, zegt
hij met een tril-stem-me-tje, als ie nou
eens door de brie-ven-bus komt? Of is ie
daar te groot voor?
Pom denkt weer na. Ik weet het niet, zegt
hij, maai- wat ik o-ver hem ge-hoord heb, is
dat het een slim-me-rik is. Je ont-komt er
toch niet aan, zei de vrouw gis-te-ren nog te
gen de vis-boer.
Mis-schien heeft de griep wel vleu-gel-tjes,
zegt Pim, dan be-gin-nen we niets. Dan
vliegt ie zo o-ver on-ze kop-pen heen mei de
vrouw weg. Pom gaat op-eens met een
schok recht-op zit-ten. De vrouwzegt
hijik heb de vrouw he-le-maal nog
niet ge-zien van-daag. Ze kij-ken el-kaar ge
schrok-ken aan. Het is al heel laat, zegt
Pim, de klei-ne men-sen met de tas-jes zyn
al-le-maal al langs ge-ko-men
Kom mee. Naar bo-ven, com-man-deert
Pom. Met gro-te spron-gen ne-men ze de
trap en staan met bon-zen-de har-ten stil
voor de deur van de slaap-ka-mer. Te laat.
Het is vast al te laat, zucht Pim, hij is na-
tuur-lljk door het zol-der-raam naar bin-nen
ge-vlo-gen. Pom legt een poot op Pims kop
om hem te zeg-gen dat hij stil moet zijn-
Ach-ter de deur van de slaap-ka-mer ho-ren
ze een schor ge-piep. Pim en Pom dui-ken in
el-kaar. Dat is hem, fluis-tert Pom, hij is er
nog.
Ar-me vrouw, zucht Pim treu-rig, zou hij
haar door het raam mee-ne-men?
Wat mee-ne-men? roept Pom op-eens heel
dap-per, wij zijn er toch ze-ker ook nog. Wij
kun-nen met z'n twee-ën toch ze-ker best te
gen één griep op?
Hoe weet je dat het er maar één is? vraagt
Pim, mis-schien zijn er wel vijf of tien grie-
pen in de ka-mer. Maar Pom luis-tert niet
meer; hij laat zich met een plof te-gen de
deur val-len. Grrrrdoet hij. De deur
schiet o-pen en met al zijn ha-ren o-ver-eind
staat Pom op de schaap-jes-vacht en kijkt de
ka-mer rond. Wie is daar? vraagt een
vreem-de schor-re stem on-der de de-kens
van-daan. OeiiiiPim en Pom pak-ken
el-kaar vast. Hij ligt in het bed van de
vrouw, fluis-tert Pim. En on-ze vrouw?
Waar is on-ze vrouw? sist Pom ra-zend en
met één sprong landt hij op de de-kens- Pom,
roept de schor-re stem en op-eens komt het
hoofd van de vrouw te-voor-schljn, wel met
een raar rood neus-je en wa-te-ri-ge oog-jes,
maar het is de vrouw. Een beet-je stil doen,
Pim, Pom, zegt ze, ik heb de griep.
Oooooo-zeg-gen ze een beet-je ver-le-gen
om-dat ze nog aan haar nieu-we stem moe
ten wen-nen. Ga maar op het voe-ten-eind
lig-gen, zegt ze, dat is lek-ker warm. Dan
ben ik de griep weer gauw kwijt.
Je kunt op ons re-ke-nen, vrouw, zegt Pom
die een mooi warm hol-le-tje bij het voe-ten-
eind maakt. Als je de deu-ren en ra-men
maar dicht-houdt, zegt Pim, die heel lang
zaam bij-komt van de schrik.
MIES BOUHUYS