VRIJWILLIGERS IN ZAMBIA EN KENI Jonge Nederlanders doen - meestal - goed, maar moeilijk werk in ontwikkelingslanden STUDENTEN IN NEDERLAND Veel mannen klant van helderzienden X De publicist Thon Raes, die door be. X middeling van UNICEF een reis door T Afrika heeft gemaakt om het ontwikke- X lingswerk van naderbij te kunnen bestu- 4 X deren, zond ons deze bijdrage. ZATERDAG 11 JANUARI 1969 LD EXTRjI0® Bij de foto's: Linksboven: Wim Schutte is een boeren zoon uit Neede, die nu werkt met boeren in Balovale, noord-Zambia. De leden van de coöperatie hebben nu hun eerste maisoogst in zakken op het erf staanzij zijn tevreden. Andere boeren melden zich nu als lid. Wim Schutte is in ge sprek met de secretaris en de penning meester van een coöperatie. Rechts bovenWill Jansen is een ver pleegster uit Almelo die ingezet is voor het werk onder moeders met kinderen beneden de schoolgaande leeftijd. In Lubwe en omgeving tnoord-Zambia eenvoudige gebouwtjes doen dienst als „clinic." Met een team van drie vrijioil- ligsters en Zambiaanse „counterparts" trekt zij er dagelijks met de Landrover volgestouwd met medicijnen en lesmate riaal. naar een dorp in de bush. Hier vraagt een vrouw haar om medicijn voor de baby. Beneden links: Zuster Lenie Meulen- berg uit Rilland Bath heeft na twee jaar ervaring in India een nieuwe taak ge kregen als assistente van de leidster van het medische team in de Loeapoela provincie in noord-Zambia. Vanuit Man- za bezoekt zij ook de medische centra in de provincie. Een dergelijk centrum is bemand met Zambiaanse medische as sistenten. Zij geeft adviezen en vult uit haar Landrover de voorraad vaccin aan. yv e Stichting Nederlandse Vrijwilligers heeft in Zambia en Kenia bij- m na tweehonderd jonge mensen aan het werk. Wat ze doen loopt m W sterk uiteen en lang niet allen werken in hun vak. Maar de resul taten blijven niet uit. Het is niet te doen in cijfers de waarde van hun inzet uit te drukken, want in de meeste gevallen zijn de resultaten niet in cijfers om te zetten. Wèl wordt duidelijk als je mannen en vrouwen aan het werk ziet, dat de resultaten beter zouden kunnen zijn. De kwaliteit van de vrijwilliger hangt af van een drietal factoren: is de selectie juist geweest, was de opleiding voldoende en is in de praktijk de begeleiding effectief genoeg? ding hier zal bekort worden en aangevuld met een training ter plaatse. Dit zal dan be tekenen, dat de vrijwilligers eerst op bezoek zullen gaan op hun toekomstige post, dan terugkomen naar het SNV-opvangcentrum in het land en daar hun opleiding kunnen afmaken, waarbij zij kunnen komen met vragen over zaken, die zij zelf hebben ge zien. Taal moeilijk punt De taal zal altijd wel een moeilijk punt blijven. Kennis en ervaring overdragen aan mensen, waarvan je de taal niet spreekt, is heel moeilijk. Een gedeeltelijke oplossing zou kunnen zijn te werken met een „counterpart", iemand uit het land zelf, die de taak van de vrijwilliger later zou kunnen overnemen en zolang gedeeltelijk meewerkt als tolk. Maar dan moeten tolk en vrijwilliger toch een taal hebben, die zij beiden goed beheersen, laat het Engels zijn in Oost-Afrika, of Frans el ders. Lang niet alle jonge Nederlanders kun nen goed overweg met Engels na wat school werk en een opfrissertje van drie maanden, en daarom leren de meesten zich behelpen met weinig woorden en veel gebaren. Het misverstand loert vanzelfsprekend om de hoek en komt er niet zelden tussen. Maar lang niet altijd kan Kenia of Zambia een geschikte „counterpart" leveren. Derge lijke jonge mensen moeten voldoen aan vrij hoge eisen en dan kunnen zij meestal met hun opleiding wel terecht op een aantrek kelijker baantje, dan het werk waarop zij zich met vrijwilligers moeten voorbereiden Het werken met boeren, voedselvoorlichting, kinderverzorging of verpleging zijn in Afri ka nog geen geliefde beroepen. Begeleiding Vrijwilligers zitten meestal in groepjes van twee of drie, vele mijlen van elkaar af. Zij hebben behoefte aan begeleiding. Voor het werk komt die steun zo veel mogelijk van de leiding in het veld: de teamleider of- leid ster en zijn of haar assistentie). Daar komt in Zambia nu bij de regionale leiding. Maar als de persoonlijke problemen wat zwaar gaan wegen en het contact met thuis ver loopt te traag, wordt het moeilijker. Het per soonlijke gesprek blijft uit, ook als de pro- Het gebeurt zelden, maar romantiek in een ontwikkelingsland behoort niet tot de onmogelijkheden. In Kenia vond de Lim burgse vrijwilliger Leo de Bell de vrouw van zijn leven: de Engelse vrijtvilligster Carol Hay. In het gebouw van de districtscommis- sioner in Nairobi geeft hij zijn Carol de trouwring. blemen zich toespitsen. De stichting kan hierin niet voorzien; ze geeft zo veel mo gelijk medewerking aan mensen van „Kerk overzee" of andere kerkelijke instanties, maar daar blijft het bij. In de praktijk blijkt d£t jonge mensen die werken in de buurt van een r.k -missiepost nog het gemakkelijkst „aan het praten" komen. Kort geleden heeft een vertegenwoordiger van de „Kerk over zee" bliksembezoeken afgelegd aan vrijwil ligers in Zambia, maar bij de meesten was de kater van de teleurstelling die hij ach terliet groter dan de geestelijke troost. Be grijpelijk: echt persoonlijk contact was in die korte tijd nauwelijks mogelijk en de problemen van jonge mensen, die werken in een ontwikkelingsland, liggen anders dan bij de thuisblijvers, zodat zij ook een aan gepaste aanpak verwachten. Hangende persoonlijke problemen doen ook geen goed aan het onderling contact tussen de vrijwilligers, die vaak samen wonen, eten en werken en buiten hun werk nauwelijks gelegenheid hebben voor contact met ande ren, hetzij Afrikanen, hetzij Europeanen. De afstanden zijn groot en het vervoer is een moeilijke, in ieder geval kostbare zaak. Een vrijwilligster in noord-Zambia zei: „Het moeilijkste van het werk in een ontwikke lingsland, is de verstandhouding met je ei gen mensen". Overigens vergeleken met de begeleiding van Deense. Canadese, Britse. Zweedse en Duitse vrijwilligers, die meestal helemaal ontbreekt, is die van de Stichting Neder landse Vrijwilligers uitzonderlijk goed, zake lijk gezien misschien zelfs tè goed, te pa ternalistisch, maar menselijk ontoereikend. Of is dit de taak van anderen? Of nog een mogelijkheid is dit dan de echte moeilijke kant van het vrijwilligerschap? „Echt moeilijk" vinden de eerste vrijwilli gers hun werk niet. Zij doen het zo goed mo gelijk, zoals zij thuis hun werk zo goed mo gelijk zouden doen. Graag zouden vooral de mannen wat meer resultaten zien; zij twijfelen er nogal eens aan. of er iets van zal overblijven als zij vertrekken en niet op gevolgd worden door een andere vrijwil liger, ook al is dat de bedoeling niet. Voor de vrouwen ligt het soms iets gunstiger: l werken als verpleegster onder moeilijke om standigheden en zien afhankelijk van omstandigheden dezelfde resultaten als thuis kunnen verwachten soms helpt hui werk niet. In min of meerder mate geldt het zelfde ook voor de huishoukundigen en vroedvrouwen, al liggen hun activiteiten 1 anders dan in Nederland. Aan de wortel Vrijwilligers doen in het algemeen eenvoi§ dig werk en goed werk. Zij werken aan wortel van de groeiende boom, die het ontj wikkelingsland is. Zij doen het graag: velei verlengen hun contract, anderen gaan dooi met een opleiding, die het hen mogelijlj maakt later beter gekwalificeerd rug te gaan en er zijn er ook die blijvenj maar dan in dienst van de regering van hef land, dat zij zien groeien. Als over vijljj tien of twintig jaar geen belangstelling mei bestaat voor Europese deskundigen in de ontj wikkelingslanden, is de kans groot dat goede vrijwilligers voor het echte veldweg nog graag zien komen. Maar kankerende mis lukkelingen met een grote mond, zondi de bereidheid te accepteren dat zij gaan naai een land met alle symptomen van een ont^ wikkelingsland, kunnen nu al beter thu' blijven. De verhouding tussen het aantal mannelijk» en vrouwelijke studenten is in Nederland' over het geheel genomen vijf tegen één, all dus „Het vrouwelijke bedrijfshoofd," maandblad van de Nederlandse unie van! vrouwelijke bedrijfshoofden. Meer dan d«; helft van de vrouwelijke studenten komt ui een milieu waar de ouders (of een d ouders) universitair gevormd zijn. Bij d mannelijke studenten is dit vijfendertig pro-[ cent. Uit de middelklasse komen ruim veer-r tig procent van de vrouwelijke en ruim vijf tig procent van de mannelijke studenten. Ui arbeidersmilieu's komen (nog steeds volge „Het vrouwelijke bedrijfshoofd") dertienk procent der mannelijke studenten en vijfP' procent der vrouwelijke studenten. k De veertigduizend „helderzienden," die in Frankrijk te vinden zijn, krijgen meer en meer mannen tot klant. „Elle" weet te mel den, dat op het ogenblik vijf van de tien ad vies-zoekenden op dit terrein mannen zijn. Vijfendertig procent van hen zijn gepensio neerden, 20 procent bestaat uit zakenlieden, 15 procent uit „hoger personeel" en nog eens 15 procent uit artiesten. Op iedere hon derd mannen zijn (volgens de opgaven van enkele bekende helderzienden dan altijd) drie politici. Nauwelijks vijf procent van al deze mannen vertelt aan hun vrouwen, dat ze om advies bij een helderziende zijn ge weest. -mm Wat de selectie betreft die is in handen van de Rijks psychologische dienst en de Rijks geneeskundige dienst. Daar trachten psychologen en medici er achter te komen of de sollicitanten mentaal en fysiek opge wassen zullen zijn tegen het werk en de om standigheden, waarin zij geplaatst zullen worden. Het is een moeilijke zaak. De Stich ting kan nu terugzien op vijf jaar prak tische ervaring. Het blijkt dat sommige mensen, die hooggewaardeerd uit de selectie kwamen rollen, in de praktijk beneden de maat blijven, terwijl anderen zich boven al le verwachtingen ontplooien. Maar een ver gissing bij de keuze laat zich moeilijk her stellen, want het betekent: een ticket voor de reis terug naar huis. Voor de man of vrouw, die dat treft niet zelden buiten eigen schuld want hij of zij is in eerste instantie goedgekeurd is dat een zware douw. V oorbereiding Het spreekt vanzelf, dat de voorbereiding op het ongewone werk in een land. waarover je alleen maar gelezen en gehoord hebt en en waarvan je alleen maar plaatjes hebt ge zien, een grote rol speelt bij het al dan niet slagen van een verpleegster, een vroed- 4 4444444444444444444444444444444 vrouw, een landbouwer, een bouwkundige of welke vakman dan ook. Waar je ook komt in Zambia of Kenia hoor je van de vrijwil ligers steeds weer: „dat het zo zou zijn, had ik niet verwacht". De een bedoelt met zó: mooi, de ander: moeilijk; voor de een valt het mee. voor de ander tegen. Afgezien van de instelling van de man of vrouw, beteke nen deze uitspraken in feite één ding: men is er bij de opleiding niet in geslaagd een juist beeld van land. volk en werk op te roe pen. Voor de vrijwilligers zelf is dat een be grijpelijke zaak. Modderwegen Als je in Nederland praat over een zandweg, dan denk je aan een wandeling door de dui nen of aan een dorpspaadje in de Achter hoek in ieder geval iets dat je kent. En dan is de honderden mijlen lange modder weg in Zambia of Kenia, die in het droge seizoen één grote stofwolk is en in het natte seizoen één glibberige modderbrei echt wel iets anders. Zo is het met alle zaken. Als een verpleegster verteld wordt, dat zij in een primitieve kliniek zal moeten werken, dan realiseert zij zich niet. dat dit betekent, dat haar „clinic" meestal minder is dan een schone schuur en dat haar patiënten gemid deld een halve dag heen en een halve dag terug moeten lopen om genezing van een kwaal, waarvoor in Nederland onmiddel lijk een specialist ingeschakeld zou worden, maar die zij moet afdoen als een griepje. Dergelijke ontdekkingen geven een schok en maken de aanpassing moeilijk. Opleiding in Nederland alleen is onvoldoende, hoe des kundig de docenten ook mogen zijn. De lei ding van de SNV ziet dit nu in. De oplei

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1969 | | pagina 10