Iemand die leest is rijk,
hij ziet de hele wereld'
Pim de tijgerkat.
Archeologische
verrassing
Pim en Pom;
DE SCHILDKNAAP
VAN DE KLUIZENAAR
J. H. Veenkampschrijver van leer- en kinderboeken
De grafkamer van de weduwe Albana
SATERDAG 4 JANUARI 1969
LD EXTRA 4
iDw
Iemand die leestis rijk. Hij reist de hele wereld af, ontmoet andere ty
pen mensen. Hij werpt een blik in de ziel van hen aan de andere kant van
de aardbolZiet wat er in hen omgaat".
J. H. Veenkamp, gepensioneerd hoofdonder
wijzer, spreekt rustig. Hij kiest zijn woorden
zorgvuldig. Wikt en weegt hoe hij zijn ge
dachten het beste duidelijk kan maken. Hij
vertelt zoals hij in zijn klas verteld moet heb
ben: begrijpelijk. Van moeilijke woorden
moet hij niets hebben.
De heer Veenkamp heeft één grote liefheb
berij: het schrijven van leerboekjes voor scho
len en kinderboeken. Onlangs verscheen van
zijn hand „De schildknaap van de kluize
naar" bij de uitgeverij „De Vuurbaak" in
Groningen. Een boek voor jongens van tien
tot veertien jaar, spelend in en rondom de
stad Amersfoort. Het heeft iets weg van een
historische roman. Hij heeft de drukproe
ven van het boek in het begin van dit jaar
in het ziekenhuis gecorrigeerd. Een ernstige
ziekte had hem daar doen belanden. Het
viel niet mee, dat correctie-werk.
Anderhalf jaar geleden heeft hij aan „De
schildknaap van de kluizenaar" gewerkt. Af
en toe legde hij het een weekje of langer op
zij. De zweep van: „het moet op die en die
datum klaar zijn", kende hij niet. Zijn ma
nier van werken is even rustig en bedacht
zaam als zijn spreekwijze. Eerst zet hij alles
in het klad. Daarna, met kleine verande
ringen, in het net- Tenslotte wordt het ge
typt. Alles net zo overwogen als zijn woord
keus. Hij is geen snelschrijver. Dat zeker niet.
Omdat hij er zijn brood niet mee hoeft te
verdienen, kan hij het zich veroorloven.
Goed verteller
Tien jaar is hij nu al gepensioneerd. Als er
vroeger op school iets was, waar hij van
hield, dan was dat wel vertellen. De heer
Veenkamp zegt: Vertellen kan ik nu niet
meer. En wat doe je dan? Schrijven. Ik
schrijf eigenlijk voor een klas. De jongens
en meisjes zie ik in mijn fantasie voor mij
zitten. Dat schrijft veel gemakkelijker dan
wanneer je tegen een boekenkast zit aan te
kijken. En doordat ik zo'n klas met leer
lingen in gedachten voor mij zie, word ik met
mijn verhaal dikwijls op weg geholpen. Na
het vertellen is het gewoon, dat kinderen
vragen stellen. Die vragen moet ik nu zelf
bedenken, waardoor je ook kritischer komt te
staan tegenover wat je schrijft.
Ik gaf wel eens als opdracht aan een leer
ling een stukje uit een boek naar eigen keu
ze voor te lezen voor de klas. Was hij klaar,
dan mochten de anderen vragen stellen. Zo
was er eentje, die een fragment van een
verhaal voorlas waarin een St. Bernardhond
voorkwam, luisterend naar de naam „Black".
Een Jongen uit de klas vroeg: „Wat bete
kent dat, black?" Degene die had voorgele
zen, had zich kennelijk goed voorbereid en zei
„dat betekent zwart". Waarop de ander op
zijn beurt terugkaatste, dat een St Bernard
hond nooit zwart is, dus ook nooit de naam
Black kan dragen.
Als arbiter heb ik het toen aan een dieren
arts gevraagd, die ons van onze twijfels ver
loste. Een St. Bernardhond is inderdaad nooit
zwart. Er was dus een fout in het leesstuk je
ontdekt. Zo leer je ze kritisch lezen, hetgeen
enorm belangrijk is".
De heer Veenkamp is geboren en getogen
Groninger. Dat zijn wieg in Delfzijl stond,
komt tot uitdrukking in één van zijn boe-
Omslag van het jongensboek „De schild
knaap van de kluizenaar
ken: „Pierlepans en zijn vrinden", een echt
jongensboek. De heer Veenkamp draait er
niet om heen, dat hij het verdwijnen van de
grote, majestueuze zeilschepen van vroeger
een trieste zaak vindt.
„In mijn jongensjaren liepen zo nu en dan
Chili-schepen Delfzijls haven binnen. Sche
pen uit Chili, die met een grote hoeveelheid
salpeter aan boord in één ruk naar Delfzijl
voeren. Prachtige drie- en viermasters. De
halve plaats liep uit om dat te zien. Ik woon
de boven op de dijk en als ik in mijn slaap
kamertje zat, kon ik de wind horen, die door
het touwwerk blies. De tuigage, de hoge ra's,
je ziet het niet meer. In „Pierlepans en zijn
vrinden", zijn die jeugdherinneringen van
me terug te vinden. Mooie tijd", aldus de heer
Veenkamp en hij haalt berustend de schou
ders op.
Breuken
dat „wie zichzelf overwint, sterker i« dan
wie een stad inneemt."
„Op het gebied van jeugdboeken is tegen
woordig te veel sprake van een ongezonde,
opgeschroefde spanning Het is alles zeero
vers en detectives dat de klok slaat. Dat is
niet natuurlijk. Je moet als schrijver je stof
ontlenen aan doorsnee jongens. In dit laat
ste boek van me vertel ik een stukje geschie
denis. Vertel over de oorlog, die ik niet ver
heerlijk, Integendeel," aldus de heer Veen
kamp.
„Een belangrijk gedeelte van het boek gaat
over de grote innerlijke strijd na de oorlog.
Kleermaker Berwold, die na zijn verrader
lijke praktijken tijdens de belegering van de
stad, oprecht tot berouw komt. Zijn zwakke,
labiele karakter had hem parten gespeeld
en tot deze lage daad gebracht."
„Een jongensverhaal moet realiteit kunnen
zijn. En dat is nu iets, dat de jeugd bijzonder
fijn aanvoelt. Vergist u zich daarin niet,"
Groot Tinnenburg
Van de leesboekjes voor leerlingen van la
gere scholen hebben er heel wat herdrukken
beleefd. De kroon wordt gespannen door
„Dieseloefeningen," een boekje dat werk
woordsvormen behandelt. De 42ste druk Is
inmiddels verschenen.
Enige jaren na de tweede wereldoorlog zou
de uitgeverij Stenvert en Zn. in Meppel (nu
Apeldoorn) een boekje met breuken op de
markt brengen. Als uitzondering werd be
sloten niet tien procent van elk verkocht
exemplaar aan de samensteller, de heer
Veenkamp, uit te keren, maar vooraf een
honorarium ineens. Nog steeds wacht de
heer Veenkamp op het verschijnen van zijn
breuken. Niet op z:m geld-
Op een brief kreeg hij enige tijd geleden
als antwoord, dat het met al die honderden
breuken voor de drukker veel te moeilijk
zou worden. De uitgave werd te duur. Wat
betaling betreft een uitzondering op de re
gel, een uitzondering die meteen een meeval
lertje werd.
Kinderboeken
Zijn eerst kinderboek is: „Voor Jou, van
't kerstfeest." Geschreven in de oorlogsja
ren bij een petroleumlampje. De school lag
in die tijd anderhalf jaar stil. En omdat je
niet constant de hele dag erop uittrekt om
aan voedsel te komen, raakte de heer Veen
kamp aan het schrijven van kinderr, jon
gensboeken.
Kort geleden is „De schildknaap van de
kluizenaar" uitgekomen, met tekeningen van
Jaap Kramer. Het verhaal speelt zich af in
het midden van de vijftiende eeuw, tijdens
de oorlog tussen Jacoba van Beieren en
haar neef, Philips van Bourgondië. Uit
Frankrijk rukt Philips met een sterk leger
op tegen de bisschopsstad Utrecht. Voor het
echter zover is, moet eerst Amersfoort in
zijn handen vallen. Een vijand in de rug is
veel te gevaarlijk. Amersfoort echter weet
van geen wijken. Dapper worden de aan
vallen onder de bezielende leiding van God
fried de kluizenaar, die zich als een heldhaf
tig ridder ontpopt, met succes afgeslagen.
Philips is woedend, maar moet zich met zijn
troepenmacht terugtrekken. Amersfoort is
vrij.
Jeroen, hoofdpersoon in het verhaal en
schildknaap van de kluizenaar, speelt in het
gevecht om het behoud van de stad een be
langrijke rol. Zijn lef brengt hem in de moei
lijkste situaties. Tot slot ervaart ook hij,
Naar aanleiding van zijn boek over Amers
foort (en omgeving) hebben de heer Veen
kamp en echtgenote een leuke ervaring ge
had. De heer Veenkamp zegt: „Mijn vrouw
was laatst op bezoek bij een goede kennis op
Groot-Tinnenburg. Een paar jongens kwa
men op een gegeven ogenblik een kijkje ne
men. „Het klopt," zei de een. „Oude stoep,"
de ander. Ook bij de dieventoren hebben ze
geneusd. Ze hadden erover gelezen in „De
schildknaap van de kluizenaar" en kwamen
Gedichten
Zelf schrijft de heer Veenkamp ook gedich
ten. Na de tweede wereldoorlog is van hem
een bundel bijbelse poëzie uitgekomen bij
uitgeverij Dijkstra in Zeist. Veel van de ge
dichten zijn in de oorlog geschreven. De bun
del heet: „Meer dan 't fijnste goud". De
verzen werden in sonnetvorm op papier ge
zet.
Waarom juist die sonnetvorm?
„Die vorm dwingt je de inhoud van een ver
haal samen te persen. Je hebt maar veer
tien strofen tot je beschikking en daarin
moet alles gezegd worden. En de verhalen
uit de bijbel behoren niet tot de kleinste!
Ik ben eigenlijk tot het schrijven van ge
dichten gekomen, doordat ik 's avonds les
gaf aan een normaalschool; Nederlandse
taal en letterkunde. Dat inspireerde me op
de een of andere manier. Maar hoe fijn ik
gedichten ook vind, mijn voorkeur gaat uit
naar het schrijven van boeken. Je kunt je
daarin meer uitleven", aldus de heer Veen
kamp.
Het is niet alleen bij jongensboeken geble
ven. Ook een meisjesboek: „Jacolientje's
kleine wereld" staat op naam van de heer
Veenkamp. De uitgeverij J. H. Kok N.V. uit
Kampen had hem daartoe verzocht- Zijn eer
ste poging liep op niets uit. Het eindresul
taat voldeed hem niet en hij gooide het ver
haal in de prullemand. Een tweede poging
verliep succesvoller. Aan de naam Ja-
colientje was hij gekomen, toen hij op een
keer de ernstig zieke zwager van zijn schoon
zoon in Den Haag bezocht. De man leed veel
pijn. Hij had kanker en zou binnen niet al te
lange tijd sterven. Na zijn bezoek aan het
ziekenhuis ontmoette hij het jongste doch
tertje van de zieke. Het meisje was één en
al leven, in tegenstelling tot haar doodzieke
vader. „Zij heette Jacolientje en heeft me
geïnspireerd tot het schrijven van dit boek".
Bralectah, de landelijke stichting voor het
Zo is Pim nog huis-kat,
dan- door wie, door wat?
Wordt hij grrrrreen an-de*.
Grrrreen tij-ger-kat.
Zo maar na het e-ten
of een lan-ge dut
zie je het ge-beu-ren.
en dan heeft-ie „ut".
„Ut", zo noemt de vrouw het
„Ut", zegt daar-om Pom.
Pom gaat als Pim „ut" heeft
't liefst een straat-je om.
Berg je maar als „ut" komt,
want zo-lang het duurt
blijf je maar het bes-te
bij Pim uit de buurt.
Het be-gint met grrrgv»
bin-nen in Pim's kop
en dan gaan z'n oor-tjes
en zijn ha-ren op.
Het he-le huis wordt oer-woud,
Pim gaat er op pad:
slui-pend, sprin-gend, zwaai-end
als een tij-ger-kat.
Al-les wat wel vast-staat
gaat met-een al om:
kop-jes, va-zen, schaal-tjes
en zijn vriend-je Pom.
Al-les watw el vast-staat
in zijn gro-te bos
stoe-len, ta-fels, lam-pen
moet dan ook nog los.
Pom pro-beert te red-den
wat te red-den is,
maar het eind is al-tijdc
scher-ven, wil-der-nis.
Als de vrouw dan jam-mert
(Pim is uit-ge-put)
wijst Pom met zijn poot-Joi
tja vrouw, Pim had „ut".
MIES BOVHVY8
De heer J. H. Veenkamp, oud-schoolhoofd
en schrijver van leer- en kinderboeken.
eens kijken hoe het er na zoveel Jaar in wer
kelijkheid uitzag. Dat is leuk. Tevens blijkt,
dat lezen de jongelui tot activiteiten kan
aanzetten. Ze gaan zelf zoeken
Hoewel de heer Veenkamp geen zedenkun
dige preek heeft willen geven in zijn laatste
boek, is er toch een vleugje van te bespeu
ren. Het woord God valt verscheidene ma
len. Hij, de heer Veenkamp, zegt: „Als Je
tegenwoordig in een boek het woord God ge
bruikt, krijg je meteen het stempel van
ouderwets. Zoiets kan niet in een modern
boek. Krachttermen en goed vieze situaties-
Noodzakelijke ingrediënten voor succes".
Hij is wars van schrijvers zoals Jan Cremer
en Jan Wolkers, hoewel hij de laatste lite
rair talent zeker niet ontzegt. Alleen, hij
misbruikt zijn talent. Zijn voorkeur gaat uit
naar Vondel, Dirk Coster, Henriëtte Roland
Holst, Helène Swarth en vooral de Vlaming
Guido Gezelle, priester-dichter uit Vlaande
ren.
Bijna 2000 Jaar oud h het kerkhof
van St. Matthias in Trier in de
Westduitse Bondsrepubliek. Hier
zijn de stoffelijke resten van vele
tienduizenden Romeinen, Galliërs, Ger
manen en Franken begraven. En nog al
tijd luidt de klok, als hier een burger uit
Trier naar zijn laatste rustplaats gedra
gen wordt.
Tijdens de afgelopen zomer ontdekte men
midden in dit kerkhof een onderaardse, vol
ledig in tact zijnde grafkamer met absis
(kleine kapel). Volgens archeologen is het de
oudste christelijke begraafplaats op Duitse
bodem. De kamer stamt uit de tweede helft
van de derde eeuw; nog oudere getuigenissen
van het Christendom zijn in Duitsland niet
verlenen van hulp aan blinden, heeft zich
ook eens tot de heer Veenkamp gewend. Het
resultaat was „Handvat rechts, drie treden".
Woorden, opgevangen op een perron, toen de
conducteur van een trein een blinde hielp.
Niet door hem bij de hand te nemen, maar
door het hem zelf te laten uitzoeken.
Ook op diaconaal gebied is de heer Veen
kamp produktief. Met professor C. Veenhof
heeft hij geschreven „Om wél te doen". Een
herinnerlngsgeschrift ter gelegenheid van de
zestigste conferentie van het comité van de
centrale diaconale conferentie van de Gere
formeerde kerken in Nederland.
Een nieuw boek staat op stapel. Het heet:
„Zon uit de polder" en tekent het contrast
tussen een arbeidersgezin in de polder en
een doktersgezin in de stad. Wanneer het uit
komt? Wie zal het zeggen. De heer Veen
kamp heeft alle tijd- Waarom zou hij zich
haasten? I
bekend. Tot nu toe heeft men deze kleine ar
cheologische sensatie verzwegen, omdat men
de grafkamer niet in gevaar wilde laten bren
gen door nieuwsgierige bezoekers. Bovendien
wilde de opgraver, Heinz Cüppers, eerst ze
kerheid hebben over zijn vondst.
In de St-. Matthias-kerk in Trier liggen de
drie eerste bisschoppen, de heilige Eucharius,
Valerius en de heilige Maternus begraven.
Dat was zeker ook de reden, dat de kerkvors
ten later veel moeite deden de stoffelijke res
ten van de „dertiende apostel" Matthias in
handen te krijgen en deze ook inderdaad naar
Trier lieten brengen. Deze eerste bisschoppen
lagen echter dat weet men uit schrifte
lijke overleveringen niet van begin af aan
onder de huidige kerkvloer. Hun eerste graf
was eveneens een kerk ergens in de buurt,
maar dit bouwwerk was reeds in het jaar 450
zó vervallen, dat bisschop Cyrillus de sarcofa
gen van zijn voorgangers naar een intussen
gebouwde nieuwe kerk liet overbrengen. Ook
de resten van deze tweede kerk zijn al lang
verdwenen. Op de plaats ervan staat de hui
dige St. Matthias-kerk.
Wat thans gevonden werd, is de „Cella Eu-
charii". Zij lag naast de in 450 gebouwde
kerk. Organisch behoort de grafkamer tot de
muren van een Romeinse villa, die eens aan
de voorname weduwe Albana toebehoorde.
Naar men zegt, heeft zij de eerste christelijke 1
boden Eucharius en Valerius in haar huis op- 1
genomen en is zelf later ook Christin gewor-
den. Dat was omstreeks het jaar 270. Men
vermoedt, dat Eucharius in het thans uitge-
graven gewelf zijn eerste godsdienstoefenin- i
gen gehouden heeft.
KAMP