OBSERVATIECENTRA VOOR JONGENS LD EXTRAü Eikenstein Beukenrode De Schutsluis '9 99 99 99 99 AAAAAAAAA LAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA IN Nederland hebben de mensen meer over voor de dierenbescher ming dan voor de kinderbescher ming. Dat is voor ons triest, maar de feiten liggen nu eenmaal niet an ders." De kinderbeschermers zullen deze uitspraak van broeder Vianney, adjunct-directeur van het R.-K. Ob servatiecentrum Beukenrode voor jon gens in Doorn onderstrepen. Anderen zullen alleen al bij het woord kinder bescherming hun schouders ophalen, het raakt hen niet. Deze tweede cate- garie mensen associeert kinder bescherming met „krengen van kin deren", met „schoffies" of „jong ge boefte dat nergens voor deugt en maar moet worden opgeborgen". Deze men sen weten niet beter of observatie centra, opvoedingsinstituten, interna ten zijn inrichtingen voor kinderen met wie niets meer is te beginnen, kinderen die bromfietsen gappen, jeugdbendes vormen en over het alge meen de schrik zijn voor de buurt. De publieke opinie in Nederland weet weinig van de kinderbescherming. Zij weet vrijwel niets af van het soort kinderen dat in inrichtingen terecht komt en weet over het algemeen hele maal niets van de achtergronden. Niet de criminaliteit is het criterium oin een jongen of meisje af te zonderen, de mate waarin de jongen of het meis je met zichzelf of met zijn of haar om geving overhoop ligt, is bepalend. Omdat de eerste fase van de kinder bescherming dikw^ls begint in een observatiecentrum, hebben wy drie willekeurige centra in het hart van het land bezocht: het rjjksobservatie- huis voor jongens Eikenstein in Zeist, het observatie- en behandelingscen trum De Schutsluis in Doorn en het r.-k. observatiecentrum Beukenrode voor jongens, eveneens in Doorn. De drie instituten herbergen jongens uit het hele land. In een observatiecentrum wordt (in ons geval gaat het om jongens, voor meisjes gelden dezelfde regels en methoden^ een kind psychologisch, psychiatrisch en medisch doorgelicht, pedagogisch geobserveerd en wordt een onderzoek ingesteld naar milieu en voorgeschiedenis. Na ongeveer 5 maanden wordt een dergelijk onder INDS vorig jaar oktober heeft het rijksobservatiehuis voor jongens J Eikenstein aan de Utrechtse weg in Zeist (naast de r.-k. jeugdher- »rg De Eng) een nieuwe directeur: cri- inoloog drs. J. V. M. Steegmans, afkom- ig uit het ontwikkelingswerk. Hij zetelt een vooroorlogs bouwwerk, dat uiter- ik de kenmerken draagt van een geslo- n inrichting. Door forse en ingrijpende irbouwingen is Eikenstein echter zo >ed en kwaad als het ging aangepast in deze tijd. directeur beschikt over een uitgebrei- staf. In totaal 60 mannen en vrouwen lor 120 jongens. kenstein is bestemd voor jongens van der- n tot negentien jaar die: 1. thuis gedrags- Deilijkheden hebben (haar laten groeien, at of helemaal niet thuis komen, bij meis- blijven slapen, etc.), 2. zich niets meer n hun ouders aantrekken, 3. door hun mi- usituatie in het nauw zijn gekomen met omgeving, 4. door psychische factoren of felijkheid met zichzelf in de knoei zijn ge- akt. veel gevallen is de kinderrechter of de ficier van Justitie er al aan te pas moeten men. De directeur mag altijd weigeren een ïgen op te nemen, behalve die jongens die or een rechter ter beschikking van de re- ring zijn gesteld. ■t rijksobservatiecentrum in Zeist heeft de am alleen de lastige en moeilijke gevallen herbergen. Dat is vólgens de heer Steeg- ins slechts ten dele waar. In het algemeen >rdt eerst geprobeerd een kind via de (par- uliere) kinderbescherming in een centrum opvoedingsinstituut te plaatsen. Wanneer t niet lukt (meestal speelt plaatsgebrek arbij een rol), komt een jongen in Zeist echt. Eikenstein krijgt dikwijls de justi- le „gevallen". de vijf maanden dat een kind hier bin- nstebuiten wordt gekeerd, ondergaat de ïgen een groot aantal voor hem nieuwe er- ringen. Vrijwel onmiddellijk na zijn aan- mst, wordt hij psychiatrich en psycholo- sch benaderd: hij moet twaalf testen af- ;gen. In die periode wordt in Utrecht een zuiver medisch hersenonderzoek ver- :ht.. Na deze testen krijgt de pupil te ma il met de beroepskeuze-adviseur. De maat- ïappelijk werkster stelt intussen een mi- urapport op. vijf weken komen alle gegevens bij de recteur terecht, die dan met zijn staf een meenschappelijke diagnose stelt. Aan de nd daarvan wordt een advies uitgebracht, or de administratieve afwerkingen komen nog eens zes weken bij, waarna het rap- rt, inclusief advies, naar de instantie gaat de jongen naar Zeist heeft gestuurd, wijls vele weken overheen. Tijdens zijn ordat hij dan elders is geplaatst, gaan er rblijf op Eikenstein moet de pupil de igen) lagere technische school volgen of icultatief) middelbaar onderwijs, a de 120-130 jongens die per jaar in het ksobservatiecentrum te Zeist terechtgeko- en, gaat elf procent terug naar huis, nog en acht procent naar pleeggezinnen. Het eerendeel (vijftig procent) wordt onderge- icht in behandelingstehuizen, waar de j on us in hun specifieke aanpassingsmoeilijk- den worden begeleid. Eikenstein is een open centrum: [oe wijder de deuren openstaan, hoe min- r de behoefte aan vluchten. „De jongens ogen overigens niet op eigen houtje de ur uit, alleen in groepsverband. Over het iglopen van zijn pupillen maakt directeur eegmans zich geen enkele zorg (en koes tert hij geen enkele illusie). Dat zij daarbij wel eens een bromfiets gappen of inbreken om in leven te blijven tijdens hun vlucht, vindt hij ook als criminoloog een kwes tie, die ingecalculeerd moet worden in de ri- rico's. Die risico's moeten instituut en gemeenschap op zich nemen". Hoe het komt Houvast Hoofdpsycholoog drs. M. van der Dungen meent, dat je geen problemen moet zien waar ze niet zijn. „Laat de jongens met lan ge haren lopen. Bromfietsen stelen? Delic ten ontstaan uit een complex van factoren. De jeugd van tegenwoordig experimenteert meer dan vroeger. Zij heeft minder houvast en dat is ook een beetje onze schuld. Ieder mens heeft houvast nodig, iedereen leeft vanuit een eigen, geïsoleerde gewetens functie. In feite vraagt de jeugd door haar gedrag houvast, al is het in symbolen. Wij proberen hier de pupil te beschermen, ver liezen daarbij de bescherming van de maat schappij wel eens uit het oog. Wij staan ach ter onze jongens. Zij kunnen er lang niet al tijd alles aan doen dat zij zo zijn". 99 AAN de Beukenrodelaan in Doorn ligt een bosrijk stukje grond van 54 ha, een hele lap. Bijna een kwart deel daarvan is in gebruik bij de broeders van Onze Lieve Vrouw van Lourdes als r.-k. observatiecentrum Beukenrode voor „katholiek" gedoopte jongens van dertien tot negentien jaar, die op een of andere manier in moeilijk heden zijn geraakt. Het instituut is sinds 1951 in Doorn ge vestigd. Directeur is broeder Fulbertus (Pennings), adjunct-directeur broeder Vianney (Comaita). Het centrum ver schilt in opzet nauwelijks van Eikenstein in Zeist en de Schutsluis in Doorn; wat de aanpak betreft liggen er echter dui delijke verschillen. De jongen die ongeveer een half jaar te gast is op Beukenrode „het ongelukkige is dat een kind dikwijls eerst met de justitie in aanraking moet komen voordat men serieu- zoek afgesloten met een uitvoerig rapport over de vermeende aard van de moeilijkheden, de eventuele gevol gen en de mogelijkheden om uit de problemen te komen. De directeur van een observatiecen trum geeft namens zijn staf slechts 'n advies aan de instantie die het kind naar het centrum heeft gestuurd (rechterlijke macht, officier van jus titie, raad voor de kinderbescherming, voogdijverenigingen, instanties voor geestelijke volksgezondheid en parti culieren). Normaliter wordt een der gelijk advies opgevolgd: de jongen wordt naar huis teruggestuurd, naar een pleeggezin, een tehuis voor wer kende jongens of naar een behande lingscentrum. Van de drie centra, waarover op deze pagina wat meer wordt geschreven, hoeft alleen Eikenstein in Zeist zich geen enkele financiële zorg te maken. Wat de uitgebreidheid van staf en personeel betreft, kent dit centrum eveneens geen zorgen. Dit in tegen stelling tot de particuliere centra Beu kenrode en Schutsluis. Vandaar dat de opmerking over de grotere belang stelling in Nederland voor de dieren bescherming niet van een volledig door het Rijk in stand gehouden insti tuut komt. Achter die uitspraak schuilt grote ongerustheid over het uitblijven van meer financiële arm slag voor het onmisbare particu lier initiatief. Drie voorbeelden van de wijze waarop een kind in de knoei kan raken. a. De moeder hertrouwt. Het kind herin nert haar aan haar eerste man. Tussen kind en stiefvader botert het niet. De moeder wil een nieuw leven beginnen, maar wordt daarbfj gehinderd door haar kind. Dat kind voelt zich al gauw overbodig. b. Een kind is lang in een inrichting op gegroeid, komt daarna in een pleeggezin terecht. Er ontstaat kortsluiting tussen pleegouders en het kind. WIJ KRIJGEN hier kinderen die in ernstige mate zijn vastge lopen. Kinderen die onder zeer moeilijke omstandigheden zijn opgevoed en daardoor dreigen vast te lopen. En wij krijgen kinderen van ou ders die eindeloos met hun kinderen heb ben getobt. Bij ons uitgebreid onderzoek (psychologisch, psychiatrisch, medisch, pedagogisch en naar milieu en voorge schiedenis) stellen wij ons als vraag: hoe komt het dat het kind in moeilijkheden is geraakt en wat kunnen wij eraan doen om het uit die moeilijkheden te halen? Als wij met z'n allen een antwoord op die vraag hebben gevonden, stellen we een heropvoedingsplan op. Aldus mr. drs. J. H. Wildervanck de Blecourt (jurist, psycholoog, 28 jaar in de kinderbe scherming), nu bijna twee jaar directeur van het observatie- en behandelingscentrum De Schutsluis aan de Schapendrift in Doorn, een particuliere instelling. Het centrum is be stemd voor jongens van zes tot dertien jaar. Zij komen naar Doorn via instanties op het terrein van de kinderbescherming of op me disch advies, nadat op andere wijze is ge bleken dat een dergelijke observatie buiten eigen milieu nodig is. De kinderen krijgen van directeur De Ble court en zijn staf een grote mate van vrij heid. Zij wonen in vier huizen, veertien per woning. Alles gericht op de basis: het kind moet zich geborgen voelen, het moet onder vinden dat er genegenheid bestaat. In een normale huiselijke sfeer kunnen de kinde ren het best worden geobserveerd. c. Het kind is bij een ongeluk betrokken waarbij hij een van zijn ouders heeft verlo ren. Het moet geestelijk worden gerevali deerd. De heer De Blecourt gelooft dat een lichte afwijking in de hersenen (bijvoorbeeld ont staan door hersenvliesontsteking op zeer jeugdige leeftijd) een belangrijke rol kan De maatschappelijk werkster gaat voorge schiedenis en milieu na. Mr. drs. Wildervanck de Blecourt zegt over de problemen binnen de kinderbescherming: Het werk op dit terrein vertoont nog steeds een zeer grote achterstand. Er moet veel meer geld komen, veel meer mensen en veel meer huizen. Een inrichting als de onze blijft een trieste plaats. Als het even kan, hoort een kind hier niet thuis. Maar als hij komt, dan is het belangrijk dat hij die hulp krijgt, spelen bij het gedrag van kinderen. „Door lichte storingen moet de opvoeding soms ex tra voorzichtig gebeuren. De ouders raken daardoor onzeker, waarna het kind verstrikt raakt in een net van problemen. Die moei lijkheden blijken vaak pas op school, of bij een huisarts. Het is de kinderen niet aan te zien. De kinderen die wij hier hebben, laten hun problematiek pas merken doordat ze onmo gelijk lastig zijn". Voor observatie is in Doorn drie tot vier maanden nodig. Normaal blijft een kind een half jaar in het observatiecentrum. Wordt hij daarna in het behandelingshuis geplaatst, dan kan zijn verblijf uitlopen. De dokter is de „prikdokter in de witte jas", de psychia ter is de spelletjesdokter. Het medisch onder zoek richt zich onder meer op de neurolo gische aspecten van de moeilijkheden van het kind. De psycholoog gaat in op de per soonlijkheidsstructuur en op de capacitei ten van de pupil. Op school en in het huis volgt pedagogische observatie en onderzoek. waarop hij in zijn omstandigheden recht heeft, met deskundige mensen en een mo derne outillage". Onbegrip Over het grote onbegrip dat over de kinder bescherming heerst, zegt de directeur: „Het is voor een kind en voor zijn ouders soms verschrikkelijk te moeten ervaren dat zij met de nek worden aangekeken omdat het kind in een observatorium of in een kinder tehuis zit- Het is natuurlijk «ven zinloos iemand met de nek aan te kijken die in het ziekenhuis ligt, omdat hij aan zijn blinde darm moet worden geopereerd. Het is ook uit den boze dat ouders een inrichting als dreigement gebruiken: denk erom, we stu ren je naar een gesticht. Dat gesticht, die inrichting, die bestaat al lang niet meer". ze aandacht aan zijn moeilijkheden gaat be steden" moet eerst twee weken in het bos werken om te acclimatiseren. „Dat is een behoorlijke inbreuk op de structuur van het stadskind dat wij hier krijgen". Na die veer tien dagen gaat hij naar de timmerwerk plaats waar zijn handvaardigheid en tech nische kwaliteiten worden getoetst. De overi ge vijf maanden brengt hij grotendeels door op de technische school, waar hij mag kie zen uit machinebankwerken, smeden, schil deren, kleermaken. Wil hij de in Doorn gezonde buitenlucht in, dan kan hij in de tuin werken of in de kwekerij. Zwaartepunt van de begeleiding op Beukenrode is: ge dragsobservatie. Kwart naar huis Een kwart van het aantal pupillen van Beu kenrode gaat terug naar huis, dikwijls een eenvoudig milieu. Ook plaatsing in pleegge zinnen is vrij groot (met name bij schippers: vader is een noeste werker, moeder de cen trale beschermende figuur in het gezin). De jongens zelf beleven hun periode in Doorn nauwelijks als een nare tijd. Broeder Vianney: „Als er maar een goede voorbereiding aan vooraf gaat". Waarom een katholieke instelling? „Er zijn ouders die er prijs op stellen dat hun kinderen in een katholiek instituut worden opgenomen. De dagelijkse heilige mis hoeft niemand verplicht bij te wonen, u moet dat zien als een dienst verlening. De rector is daarom alleen gees telijk leidsman, hij heeft geen zitting in de staf". De jongens op Beukenrode zijn naar psychi sche leeftijd ingedeeld. Er staan op het ter rein vijf paviljoens, met vijftien jongens per paviljoen. Ieder paviljoen heeft drie groeps leiders, veelal leken. Er werken totaal zeven tien broeders in Doorn, dertig leken (onder wie vijf vrouwen voor de jongsten), een maatschappelijk werkster, een assistent en een full time psycholoog, een part-time psychiater, een observatieleider en vier leer krachten. De herten, pauwen en andere dieren ln het minuscule dierenpark van Beukenrode en de uitgestrekte bossen vormen een oase van rust voor de ruim honderd kinderen die jaar lijks in Doorn terechtkomen. „Veel regels kennen wij hier niet. Het zijn bepaalde types die weglopen, dat heb je overal. Over het al gemeen blijven de jongens die hier komen in Beukenrode tot hun tijd voorbij is. Zij we ten dat het zin heeft, omdat zij moeilijkhe den veroorzaken". Een onderwijzer van de (eigen) school voor individueel onderwijs zegt over het werken in een observatiecentrum: „Je krijgt vier sei zoenen als je begint. Kom je die vier jaar door, dan blijf je. Het is heel moeilijk lesge ven aan deze kinderen. Je moet ieder kind afzonderlijk onderwijzen en je moet er reke ning mee houden dat de kinderen juist in de klas hun moeilijkheden en spanningen af reageren". Weekeindbijlage Leidsch Dagblad LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD EXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEX LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD EXTR A T .DFXTR A T .TÏF.XTRAT .DF/XTR ALDEX LDEX1 KAIJUÜ ALiUn A i it/iijUjtLA. fRALD EXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEX LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD EXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEX LDEXTRALDEXTRALDEXTRALDEXTRALD Zaterdag 28 december 1968

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 7