Het verhaal van James Ray Vietnam en het ontoereikende recht PONTIAC Ik had m'n hele leven in moeilijkheden gezeten en voor het grootste deel in de gevangenis door William B. Huie ENGERD MAN ALLEEN GESPREKKEN LAATSTE KANS Interventie Ontsnapping j recht, een „ontsnappingsclausxile". Door dit argument te gebruiken komt men terecht in een twist over .me thoden van de heilige alliantie", „in vloedssferen" of „gehjk hebben". VRIJDAG 1 NOVEMBER 1968 LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 2 Met z'n nieuwe kapitaal op zak deed Ray een volgende stap, die hem volgens my typeert. Hij zet nooit alles op één kaart. Hü had ver moedelijk werk in het vooruitzicht via Raoul van de „Neptune". Hij hoopte dat Raoul hem een paspoort of werk op een schip zou kunnen be zorgen. Maar hij dacht ook nog steeds dat hij misschien 'n Canadese vrouw zou kunnen vinden die hem aan een paspoort zou kunnen helpen. Daar om bedacht hy nog een ander plan en voerde dit uit. Hij kocht een nieuw blauwpak, een grijze broek, een rood t-shirt, gele zwembroek, een rode pyama, sokken, ondergoed, dassen, kleren die hij nooit eerder had gehad. Hij liet zijn nagels maniculeren. Toen vroeg hij bij een reisbureau naar een vakantie-adres. Ze adviseerden hem een van de mooiste plekjes op aarde. Het mooiste vakantieverblijf van de Laurentian Mountain", „weergaloos en wereldbe roemd": Gray Rocks Inn, aan Lake Quimet. Een oord dat duizenden Ca nadese en Amerikaanse Vakantiegan gers kennen en waar 's zomers wordt gegolfd, gezwommen en gezeild en 's winters geskied. Ray betaalde het reisbureau 153 dollar, de minimum prijs voor een éénpersoonskamer met pension voor een week. Op maandag 21 juli 1967 pakte hij z'n nieuwe kle ren in de gedeukte rode Plymouth en reed 80 rtiijl langs de Laurentian- autoroute. Ray had een vrouw in Gray Rocks gevonden. Hij vertelde me over haai en wilde dat ik haar opzocht en dat ze me alles over hem vertelde. Dat deed ik dus. Ze woont in Ottawa en werkt voor de Canadese regering. Toen ik in Ottawa aankwam belde ik haar op. Ik neem aan dat ze schrok. Een vreemde mannenstem die een afspraak met haar wilde maken voor een vertrouwelijk gesprek over een man die ze ongeveer een jaar ge leden had ontmoet. Ik vermoedde dat ze de Galt-Ray verhalen gelezen had, bang was geworden en nu probeerde geheim te houden dat ze de ails moordenaar van ds. King beschuldig de man vroeger gekend had. Ze was onzeker en zei: „U zult de verkeerde voor hebben. Ik begrijp niet waar u het over hebt. Waarom zouden we dan een afspraak maken". Tenslotte maakte ze aarzelend een afspraak met me voor de lunch. Ik vertelde haar hoe ze mij kon herken nen: een onschuldig uitziende man van een jaar of 57, kaal. een blauw pak en met een gehuurde grijze Ford Ze zei dat ze om 12 uur op een hoek van een straat zou zijn: een brunette in een oranje jurk, „iets jonger dan een jaar of veertig ,maar niet veel". schreven als een engerd die al rilt als een vrouw hem aanraakt en ik dacht dat het wel een vormeloze slons zou zijn. Toen ze in mijn auto stapte was ik stom verbaasd. Van de dui zenden vrouwen die voor de Canade se regering werken, moet zij een van de aantrekkelijkste zijn. Niet in de zin van een opgepoetste sexpop, maar als een beschaafde, gevoelige, smaak vol geklede en gekapte vrouw van rijpere leeftijd. moeting. We hadden ook niet gedacht dat we de hele avond bij elkaar zou den blijven. Maar Eric was een aar dige man. Hi/ was helemaal niet bru taal. Hij luisterde naar ons en zei niet zoveel. Hij was heel bescheiden. De andere mannen waren juist heel agressief en wilden ons in hun auto meenemen. Eric was helemaal niet zo. Hij was niet luidruchtig. Hij was royaal maai- hij smeet niet met geld en drong zich niet op." „Danste hij ook?" Ze lachte. „Ik kreeg hem op de dansvloer. Ik dans „U zult wel begrijpen hoe bang ik ben", zei ze. „En hoe bang lk was toen ik in apri'l hoorde wat er met Eric Galt is gebeurd. Ik ben geschei den, maar ik heb een paar schatten van kinderen". „Dat begrijp ik", zei ik. „Ik wil alleen dat u me iets over hem vertelt. Ik heb hem nooit ont moet. U wel. Hij wil dat u me alles vertelt". „Ik zal u vertellen wat ik weet", zei ze. „Ik schaam me nergens voor. Ik ben alleen bang voor mijn kin deren en voor mijn baan, ik heb heel verantwoordelijk werk". In een restaurant bestelden wij een lunch en ik zei: „U zult wel gemerkt hebben hoe vex-baasd ik was over uw uiterlijk en uw persoonlijkheid. Ik had een minder aantrekkelijke vrouw verwacht. Ik heb al heel wat verha len geschreven over ontmoetin gen tussen mannen en vrouwen. Maar ik kan niet begrijpen hoe u ooit in contact bent gekomen met Earl Ray. Vertelt u me eens hoe dat is gebeurd?" „U moet er dan wel om denken", zei ze. „dat ik aan hem denk als Eric. Vorig jaar was ik pas geschei- iden. na jarenlange moeilijkhe den met een agressieve man. Een vriendin en ik reden voor een lang weekeinde naar Gi-ay Rock om daar naar autoraces te gaan kijken. Wij •logeerden niet in Gray Rocks, maar in een goedkoper plaatsje, in St. Jo- vite. Wij gingen die zondag naar de wedstrijden. Het was geweldig op windend. 's Avonds was er veel te doen. En natuurlijk waren we ook van plan wat te drinken en te gaan dansen en veel mensen te ontmoeten, misschien wel wat te vrijen als we aardige pax-tners ti-offen. Er was al le gelegenheid voor". Ik vroeg me af hoe ze eruit zou zien. Ray was tot nu toe altijd be- In de Gray Rocks Inn in een van de mondainste vakantiestre ken van Canada ontmoette Ray de vrouw van wie hij hoopte dat zij hem tot Canadees staatsbur ger zou maken. Om in deze luxu euze omgeving niet op te vallen kocht hij nieuwe kleren en liet zijn nagels manicuren. heel graag. Hij was onhandig en had i helemaal geen gevoel voor ritme, maar ik probeerde het hem wel te j lex-en en dat vond hij leuk." „Waar zei hij dat hij vandaan kwam?" „Uit Chicago. Hij zei dat hij voor z'n broer werkte. Hij zou z'n bxmoer de volgende dag in Montreal ontmoe ten. Later toen we weg gingen uit Gray Rocks naar andere bekende zaken gingen we met zijn oude auto en hij excuseerde zich. Hij zei dat het de wagen van z'n schoonzuster was. een tweedehandsauto die ge bruikt werd om boodschappen mee te doen." „En toen het later op de arvond werd hebt u er toen niet over ge dacht hem te laten schieten en con tact met iemand anders te zoeken?" Ze dacht na. „Nee, beslist niet," zei ze toen. „Natuurlijk heb ik later ge- probeerd mijn gevoelens te analyse ren. Maar ik geloof dat ik me heel px-ettig voelde bij Eric. Hij maakte een beetje eenzame indruk. Je had niet echt medelijden met hem, maar het was net of je hem wilde helpen plezier te hebben. Toen het later werd kreeg hij meer zelfvertrouwen. En ten opzichte van mij had hij iets beschermends. Als andere mannen me wilden benaderen dan joeg Eric ze weg. Ik geloof dat een vrouw dat echt prettig vindt." „Werd hij dronken? Of u?" „Nee, geen van beiden. We dronken veel, maar we wisten alle twee precies wat we deden." Die avond at ik met haar en we praatten uren lang. Ze vertelde me alles over zichzelf. Maar ik begon voortdm-end weer over Ray. „Ver tel me eens hoe hij als man was," vroeg ik. „Bent u meegegaan naar Ray's kamer in Gray Rocks?" „Ja," „We begonnen de avond in de lounge van de Gray Rocks Inn. Het was er heel druk en er werd gedanst en aan een tafeltje zat een man al leen. Hij was keux-ig gekleed en leek wat verlegen. Ik denk dat deze ver legenheid ons aantrok. Mijn vriendin zei: „Laten we bij die man gaan zit ten" en dat deden we, bestelden iets en probeerden een gesprek aan te knopen". „Dus hij heeft u niet opgepikt? t' Ging andersom?" „Ja, zo zou u het kunnen stellen. Maar oppikken is 't woord niet, het was gewoon een ont- antwoordde ze. „En ik ben er tot 's ochtends gebleven." „Ik dacht eigenlijk dat hij ge slachtloos was. In z'n gevangenxsver- slag staat dat hij niet homoseksueel is. Maar toen hij 23 april 1967 uit brak en in Chicago kwam, ging hij vrouiwen uit de weg. Hoe zat dat met hem?" „Niets bijzonders", zei ze. „Ik heb niet veel ervaring. Maar volgens mij was hij volkomen normaal". „Dat lijkt haast ongelofelijk", zei ik. be halve dan misschien een prostituée in Montreal, bent u de eerste vrouw geweest waar hij na acht jaar wer kelijk contact mee had. Hij wist niets van vrouwen. Hij was altijd alleen. Een vluchteling. Een misdadiger. U moet iets heel bijzonders voor hem geweest zijn. Hij staat er immers bui ten. En toch zegt u dat hij volkomen normaal is?" „Dat was hij", hield ze vol. „Ik heb hem nog eens in Montreal ontmoet en toen weer in Ottawa. Hij is vol komen normaal. En wat mij betreft zeer complimenteus". De twee vrouwen waren van plan om op de terugweg van Gray Rocks naar Ottawa een bezoek te brengen aan de Expo in Montreal. Toen Ray maandagochtend 7 augustus 1967 uit Gray Rocks vertrok, vertelde hij hen dat hij geen adres in Montreal had en dat hij zich moest haasten voor de afspraak met z'n broer maar dat hij een appartement zou nemen en hen zou bellen, zodat ze *s nachts bij hem zouden kunnen logeren. In de namiddag belde hij op. gaf hen het Notre Dame-adres en daar reden ze naar toe. „Ik was die avond maar kort met Eric alleen", vertelde ze. „We gingen met ons drieën naar de „Acapulco Club" en ik probeerde Eric de Zuid- amerikaanse dansen te leren. Hij nam het veel te ernstig op, maakte zich zelfs zorgen. Toen zei hij dat hij naar Ottawa wilde komen om een ernstige zaak met me te bespreken. We slie pen die nacht idioot. Hi/ had gepro beerd nog een kamer erbij te huren maar dat was niet gelukt. Dus slie pen we met z'n drieën op zijn bed in zijn kamertje. Het was lang geen Gray Rocks: het was er vies en alles was vei'sleten en Eric schaamde zich ervoor. Toen ik de volgende dag weg ging zei hij dat hij me zou bellen en hij zei weer dat hij naar Ottawa wil de komen om een ernstige kwestie te bespreken. Hij deed heel serieus". Van 8 augustus tot 18 augustus had Ray minstens vijf gesprekken met Raoul in de Neptune Tavern. En Ra oul deed hem het volgende voorstel: 1. Ray zou Raoul op maandag 21 augustus om 3 uur ontmoeten op het station van Windsor. 2. Ray zou vanuit Windsor ver schillende keren voor Raoixl de grens oversteken naar Detroit. Hij zou pak jes vervoeren die verstopt moesten I worden in zijn oude rode Plymouth. 3. Daarna zou Ray de Plymouth verkopen en met de trein of de bus naar Birmingham de Amerikaanse staat Alabama gaan. Daar moest Ray wachten, geen risico's nemen, geen overvallen plegen en op nade re instructies per aangetekende brief wachten. 4. Raoul zou de kosten van le vensonderhoud" betalen en ook naar Birmingham komen en voor Ray een .geschikte wagen" kopen. 5. Na enkele weken of maanden en na wat gezmenlijke activiteiten zou Raoul 12.000 dollar aan Ray betalen en hem een paspoort en andere pa pieren verschaffen en hem helpen om „ergens anders in de wereld" te recht te komen. 6. Ray mocht geen vragen stellen. (Ray vertelde me: „elke keer als lk Raoul iets wilde vragen zei hij dat hij me niet betaalde voor het stel len van vragen"). Toch vertelde Ra oul aan Ray dat hij ((Raoul) enige tijd in New Orleans had gezeten en hij gaf Ray een telefoonnximmer in New Orleans. Ray schreef me: ,Jk wist niet wat ik doen moest. Als ik Raouls voorstel aannam, moest ik terug naar de States en dan ris keerde ik de Missouri-gevangenis. Dat wilde ik tot geen prijs. Ik had gezworen dat ik nooit meer terug zou gaan. Maar ik raakte door mijn geld heen en ik wilde niet nog eens een overval in Canada riskeren. Ik kon geen schip krijgen en geen pa pieren bemachtigen. Daarom zei ik tegen Raoul dat ik akkoord ging en dat ik hem in Windsor zou ontmoe ten. Maar ik wist toen nog niet ze ker of ik het wel zou doen. ADVERTENTIE het meest verkochte merkhorloge in nederland 'carré eembré" mode!, een Meln, fijn oorwerkja een klavslek, sjiek horlogo |n een prachtig duidelijk afleesbare dat echt nooit verveelt gouden kastje met «rilde wijzerplaat met lederen band gouden band een altijd sfleke Pontlae doublé f 99.— f 530.— gouden kast f 17ri.— De vrouw in Ottawa scheen op me gesteld te zijn. Ze was mijn laatste kans. Ik had in Montreal geen tijd gehad om met haar te praten over het paspoort. Daarom ging in naar Ottawa om haar iets over mezelf te vertellen en als zij me aan een pas poort zou willen helpen kon ik de af- spraak met Raoul vergeten". „Ja, hij kwam inderdaad", vertel de ze. 19 augustus kwam hij hier. Hij logeerde in een motel aan de Mon treal Road. Maar hij had geen auto. We gebruikten mijn wagen en ik reed hem wat rond en ik toonde hem de bezienswaardigheden". „Maar hij had z'n oude wagen nog wel", zei ik. „Hij vex*telde mij dat hü die voor u verborgen had en maar gezegd had dat hij zonder wagen was om sym pathie te winnen". „Dat klinkt vreemd", zei ze. „maar hij had inderdaad zorgen. Soms zei hij heel lang geen woord als we rond reden of in het motel wa ren. Dan keek hij alleen maar naar me en het was alsof hij moed ver zamelde om iets te zeggen. Ik liet hem zien waar ik werk en ook alle regeringsgebouwen en het hoofdge bouw vam de Royal Canadian Moun ted Police (bereden politie)." „Daar waren zijn zorgen", zei lk. „Hij kwam hier om te zien of hij het kon riskeren u iets van de waarheid te vertellen en u te vragen hem te helpen bij het verkrijgen van een paspoort met een verklaring dat u hem al twee jaar kende. Maar toen liet u hem zien waar u werkt en alle regeringsgebouwen en het hoofdbureau van politie." Hij heeft my verteld dat hü wel tot de conclu sie moest komen dat, als hü u de waarheid zou vertellen, u hem on- middelUjk zou laten vallen en ver- moedelük zou aangeven bi/ de poli tie". Ze schudde haar hoofd. „Wat droevig", zei ze. „Dat heb ik nooit vermoed. En misschien is het aller droevigste dat ik hem vermoe delijk had laten vallen als hü het me had verteld. Ik geloof niet dat ik hem aan de politie zou hebben ui gele verd, maar ik zou nooit een mein eed gepleegd hebben om hem aan een paspoort te helpen. Toen hij ver trok vertelde hü dat hü een afspraak in Windsor had. Maar hü wilde me De aantrekkelijke Canadese re- geringsemployée. die Ray bijzon der aardig vond. maar met hem gebroken zou hebben als deze haar gevraagd had hem te hel pen bij het verkrijgen van een paspoort. beslist terug zien. H\i schreef me uit de States. Z'n laatste brief kreeg ik in maart van dit jaar. Hü vroeg wan neer ik vakantie nam dan kwam hü naar me toe. Ik heb z'n brieven be waard. Maar toen die verhalen ge publiceerd werden heb ik ze natuur lijk verscheurd in de hoop dat nie mand er ooit achter zou komen dat ik hem gekend heb". In de loop van november vervolgen wü deze reeks van verhalen over het komplot achter de moord op ds. King. ADVERTENTIE (Van onze juridische medewerker, mr. F. Kuitenbrouwer). „Deze oorlog die geen oorlog wordt genoemd beweegt zich in een juridisch vacuum". Aldus karak teriseerde de Amerikaanse hoog leraar W. Friedmann vorig jaar de ontoereikendheid van het recht met betrekking tot het Vietnamese con flict. Het valt niet te ontkennen dat de staten het inderdaad moeilijk grijpbare internationale recht nogal eens naar zich toe gebruiken en vaak niet vragen wat recht is. maar of het uitkomt zich er aan te houden. Dat geeft echter extra na druk aan de dure plicht te werken aan een werkelyke normvorming der beheersing van het nationale gedx-ag Aan de jurist de taak om de politi cus ervan te ovex-tuigen dat het han delen volgens de regels steeds de bes te politiek is. Het vaak nogal specxalistische ju ridisch studentenblad „Ars Aequi" stelt vanuit deze gedachte in een bij zonder nummer het px-obleem: Viet nam en het recht (uitgave Polak en Van Gennep). Dit Vietnam-nummer komt niet met een pasklare conclu sie, maar presenteert op kritische wüze waardevol materiaal voor een verdere oordeelsvorming. „Ars Aequi" begint met een uit eenzetting over de feiten en besluit met artikelen over het oorlogsrecht en een büdrage van prof. mr. B. V. A. Röling over de processen van Neu- j renberg-Tokio en Stockholm-Roskil- I de. De hoofdmoot gaat over het „ius I ad bellum" (over de gerechtvaardigd heid van een oorlog). Daarmee zit men dan midden in een ingewikkeld patroon van volkenrechtelüke be grippen. die even omstreden als fun damenteel zijn: agressie, interventie, collectieve zelfverdediging, souverei- niteit. De artikelen in dit Vietnam-nxim- mer zün voornamelük toegespitst op de vraag van de rechtmatigheid van het Amerikaanse optreden. Het vol kenrecht kent een vrij streng inter ventieverbod tenminste in de handboeken, want interventie is een veel gebruikt instrument van prak tische buitenlandse politiek. „De macht der feiten is groter dan alle wettelüke theorie" zei reeds Thor- becke. Dat doet niets af aan de nood zaak te sti'even naar een juridische waardering, ook al heeft dat dan veel van nakaarten. Een aantal van de vragen die in het büzondere nummer van „Ars Aequi" aan de orde komt, zün, in telegramstyl: 1) Wie verbrak de Geneefse ak koorden? De akkoorden van Genève, die in 11954 nogal moeizaam tot stand kwa- l men (en niet door de VS werden ondertekend), zyn zo langzamerhand j op alle punben geschonden. Toch vormen ze de juridische basis van de status quo. Het Noorden klaagt over het saboteren van de voorgeschreven verkiezingen in 1956. Bovendien is het Zuiden, in stri/d met de afspraken, begonnen buitenlandse hulp in te roe pen en deel te nemen in het pact van de Zuidoostaziatische verdragsorgani satie (ZOAVO), Zuid-Vietnam stelt dat de akkoorden ook voorschrüven dat de verkiezingen vrü en geheim dienen te zün en dat was in 1956 niet te verwezenlüken. Bovendien is het noorden begonnen met infiltra ties hetgeen ovexigens op grond van de rapporten van de internatio nale controle coiximissie valt te be- twüfelen. Eén en ander maakt, dat het traditionele argument van de „exceptio non adimpleti contractu" «contractbreuk van de een rechtvaar digt contractbreuk van de ander) in dit geval weinig zin heeft. 2) Saigons verzoek om Amerikaan se hulp. Hier rijst allereerst de vraag of Noord- en Zuid-Vietnam twee apai*te staten zyn, dan wel, zoals de akkoorden zeggen, twee „zones". De macht der feiten zegt, dat hier twee aparte volkenrechtelüke eenheden liggen, die ieder afzonderlük erken ning hebben gevonden. Hetgeen ove rigens illixstreert hoezeer het juridi sche instit/uut van de erkenning ver politiekt is. Daarnaast ligt de vraag van de wettigheid van het bewind in Saigon. Op grond van de traditio nele maatstaven kan men die wel aannemen. Maar de feitehjke macht van het nationale bevrüdingsfront vormt een vraagteken bü dit „vol- kenrechtelük vermoeden". 3) Collectieve zelfverdediging. De VS beroepen zich op het handvest van de Verenigde Naties, wat het recht van (collectieve) zelfverdedi ging uitdrxxkkelük erkent, ook, naar velen menen, ten aanzien van niet- lidstaten, zoals Vietnam. Bovendien meent Amerika een zelfstandige ver plichting te ontlenen aan het ZOAVO-pact. Aan de andere kant vereist het handvest dat eerst alles wordt gedaan om tot een vreedzame regeling te komen. Is dat gebeurd? Wat het ZOAVO-pact betreft is het de vraag of dit wel eenzydig kan worden toegepast op Vietnam, dat bovendien krachtens de Geneefse ak koorden buiten militaire bondgenoot schappen moet blüven. 4) Escalatie. Centraal staat hier het argument dat Noord-Vietnam zou zün begonnen met een „gewa pende aanval", die represailles, ja zelfs zelfverdediging rechtvaardigt. Gezien de twüfels rond het incident in de golf van Tonkin is dat discu tabel. Bovendien behoort in beginsel de vergelding in evenredigheid met de geleden schade te zün. De Ameri kaanse bombardementen hjken eer der gericht op het murw-maken van de burgerbevolking. Dit wordt door prof. Röling scherp vex-oox-deeld. 5) Openbare orde, In een pole miek onder Amerikaanse jxxristen kwam het argument voor dat de VS optreden in het belang van „een mi- nale openbare orde in de wereld". In al zün vaagheid is dat de stelling waarom de hele discussie in wezen draait. Het begrip „openbare orde" is, I in vrüwel alle onderdelen van het 6) Juist hier blykt het juridisch tekort, dat des te klemmender is om dat Vietnam geen uniek geval ss. Met name in de derde wereld blükt de praktük van de koude oorlog de ma zen van 't volkenrecht weten te vin den om de machtsstrüd uit te vech ten over de hoofden van de jonge staten. Hoewel deze jonge staten aan de ontwikkeling van het huidige vol kenrecht geen deel hebben gehad, blijken zy er toch waarde aan te hechten. Maar terecht vragen zü, zo stelt ,Ars Aequi" dat de regels wor den vernieuwd, zodat ze effectief kunnen zün.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 21