i 'amilie-epos over het eslacht Donkersloot Gert van der Hoest: heb een drift naar het verleden Keerpunt in de strijd tegen Londense mist erolmeIs stuntman werkt aan Nederlandse Forsyte Saga: JPAG 20 SEPTEMBER 1968 LEIDSCH DAGBLAD PAGINA 27 ert van der Hoest, perschef van Verolme „Verolme is groot en ik ben zijn profeeten rubriekschrijver in het damesblad Libelle, zit ontspannen in de achtertuin van zijn nieuwe Euro-woning. De voeten in pantoffels, het lichaam („243 pond") luchtig verpakt in een gaatjesshirt en een beige zomerpantalon, ooien hoed (door zijn vrouw) op de grijzende haren gedrukt. Hij gebaart naar een 6 in de verte: „Dat is een bedevaartskerkje. Daar hebben de Watergeuzen negen- jlGorfcumse monniken opgehangen. Een smerig zaakje, dat ben ik nog aan het on- leken". [n trouwens meer zaakjes in zijn woon- l s Brielle die zijn aandacht vragen. Hij I it dat hij in de Nieuwe Brielse Courant l ie gemeente polemiseert over een gevel die nu in een muur van het plaatselijk I urn zit. maar die volgens hem thuishoort gevel van een huis dat door een 85-jarige I enaar wordt bewoond. Die steen moet schreef Gert, ,.en een 85 jaar oude man :alen van blijdschap", rekt zegt hij: „En ik heb een nieuw j[tegen de gemeente op stapei staan. Ik latst langs dat kerkje (gebaart weeri zag ik dat ze bezig waren een oude •ij uit de tijd van de Geuzen te slopen. ,t toch niet. We worden straks door het icht aangezien voor cultuurvlegels". een vis sef erin als een vis in het water, in pu- bekent hij. En het water stroomt Zo is in ons land maar zelden een IJzoveel voorpubliciteit ten deel gevallen Vet familie-epos waaraan Gert van der jt (46) sinds een maand of vier driftig minst in het door hem met veel ge hoor self-publicity geredigeerde perso- 1 Verolme Nieuws, waarin de afgelo- mden tientallen pagina's zijn vol- ild over de achtergronden van wat de ndse Forsyte Saga moet worden: een risch zo verantwoord mogelijke be ring van de lotgevallen van het ge- t Donkersloot in de 19de en 20ste eeuw. 1 het historische aspect intrigeert Gals- y's opvolger bovenmate. „Zoals Verol- n drift naar de toekomst heeft, zo heb drift naar het verleden", naam van zijn werkgever eenmaal ge moeten de Donkersloots even wach- tressant leven Eb nooit ergens gesolliciteerd. Ik ben al- fivraagd. Ik geloof dat ik vroeger erg atschappelijk en trots was. Ik heb m'n ook niet voor Verolme gebogen. Toen ij vroeg voor hem te gaan werken, keek zijn ogen, hij heeft diamantharde oogjes had meteen ruzie met hem, maar ik zei mijn vrouw: Ik heb die man 's in zijn gekeken, maar daar krijg ik een gewel- iteressant leven bij". ïerk nu twaalf jaar voor Verolme. Toen [am. had-ie alleen maar een machinefa- In IJsselmonde en werfjes in Alblas- en Heusden. Hij zei tegen me: „De we- ïoet me leren kennen, zodat overal de én voor me opengaan en ik niet met m'n m'n hand hoef te wachten". Stunt „Ze hebben me altijd de stuntman van Verol me genoemd. Bij elk iets dat er was, had ik een stunt". Hij vertelt dat zomer 1962 de grootste in Europa gebouwde tanker te wa ter werd gelaten. Veertien dagen tevoren kwam Verolme bij me met de opdracht: Ver zin een stunt die nooit ergens ter wereld is vertoond. Ik dacht, die tanker is het aller nieuwste. daar moet je als contrast iets van de glorie van het verleden bij hebben, een groot zeilschip. Het is een mammoettanker, dus ik laat maar even horen hoe ik dacht daar moet je geen gewone fles champagne voor nemen, maar een mammoetfles. En zo werd de Esso Libya gedoopt vanaf het ach terdek van de Noorse driemaster Sorlandet met een fles champagne van bijna een meter hoog". Hij vertelt over Napoleon, die ook al 1962, het Ik dacht: „Ondankbaar eigenlijk, dat je nooit meer naar die man bent teruggegaan. En we zijn er zo vaak langs gereden". Kraaien „O ja. weet u wat ik ook nog heb gedaan om een hobby te vinden? Twee kraaien op voeden. Ik hou ontzettend veel van dieren. Een dokter in Blijdorp zei: er zit niets meer van een normale kraai aan wat je ervan ge maakt hebt. Je kon met ze voetballen. Je schopte een prop papier en die hielden ze dan tegen. Als ik thuis kwam. kreeg ik een bons op m'n kop. zat er een vogel op. Op een keer zijn ze alle twee met een zwerm meegevlo- gen. Ik heb ze nooit meer teruggezien". „Ik heb die dame opgezocht. Ik ben mee naar het graf geweest. Toen mee terug naar haar flatje. Ben vragen gaan stellen. Hoe was uw man nou in wezen? Altijd als ik iemand te genkom. zie ik de man achter hem. de man die hij niet geworden is, zijn dromen, zijn be geerten. De droom van deze Willem was een groot militair te worden, een veldheer". Appeltje „Die vrouw liet allemaal foto's zien uit zijn jeugd en is gaan vertellen. Toen hoorde ik, dat de familie Donkersloot een eigen blad 150-jarig bestaan van de werf in Alblasser- dam kwam opluisteren. „Ik dacht. 1812, Na poleon, die kon toen de werf niet openen om- dat-ie in Moskou zat, laat het hem dan nü maar doen". De Donkersloots „Begin 1963 kreeg ik in het vliegtuig uit Rio een hartaanval. Ik ben toen een jaar uit de produktie geweest. Maar ik kan niet buiten enerverend werk. De dokters zeiden: Je er geren is ook niet goed. je moet een hobby zoeken. Ik ben eerst begonnen met dammen. Die partijtjes duurden drie. vier uur. Toen zei m'n vrouw „dat is geen ontspanning meer". Toen kreeg ik Libelle. Daar ging ik beschou welijke stukjes schrijven. Man aan 't woord, waar ik altijd veel reacties op heb gekregen. „Daar was op een goede dag ook een brief van mevrouw Donkersloot uit Culemborg bij". Eén brief èn een rouwkaart, waarin het ver scheiden werd gemeld van Willem Donker sloot. hoofd ener school, reserve luitenant-ko lonel der infanterie b.d. ridder in de orde van Oranje-Nassau. Een oud-leraar van me. had gehad, het eerste nummer verscheen in mei 1938. In 1932 kwam de familie voor 't eerst compleet bij elkaar. De drijfveer van dit alles ik noem hem nu grote Hendrik was Hendrik Donkersloot. Het merkwaardige is, dat-ie in 1867 werd geboren, in hetzelfde jaar als Galsworthy. Die grote Hendrik heeft een stamboom samengesteld en hij schreef Iedereen die de naam Donkersloot draagt zonder een enkele uitzondering behoort tot dit geslacht. Iedere Donkersloot die zich bij hem meldde, wist hij als een appeltje in de boom te hangen". Ik heb me afgevraagd Waarom is die man zo'n titanenwerk begonnen? Wel, hij heeft z'n vader niet gekend en z'n eerste zoon is ge storven. Hij wilde zich een beeld vormen van z'n voorgeslacht. Zijn tweede zoon was An- thonie Donkersloot, de schrijver Anthonie Donker die in 1965 is gestorven. Soames Na zijn bezoek aan de weduwe Donkersloot nam Gert van der Hoest, die geen enkele af levering van de tv-serie Forsythe Saga had gemist „het boek heb ik naast mijn bed lig gen, ik sta er mee op en ga er mee slapen"), een gewichtig besluit dat hij in Verolme Nieuws schier jubelend bekendmaakte: „Galsworthy was 39 jaar oud toen hij in 1906 aan zijn reusachtige familieroman begon. Op 46-jarige leeftijd begin ik enthousiast aan mijn Hollandse familie-epos. Willem Donker sloot, mijn onvergetelijke leermeester, is mijn Nederlandse Soames!" „Na dat bezoek", zegt hij, „zag ik er een Ne derlandse Forsythe Saga in. niet zozeer van wege de personen, maar ik zag er panorama van tachtig jaar Nederland in". Hij wordt vertrouwelijk: „Ik heb een heimwee naar het verleden. Ik had eerder geboren willen zijn". Zijn vrouw: „Nou. ik niet hoor". „De weten schap is helemaal mislukt", vervolgt hij. „Sinds Galilei is er een heleboel misgegaan. De mens is de stof gaan aanbidden". Verdronken dorp Hij vertelt, dat het geslacht Donkersloot af komstig is van een dorp Donkersloot, dat in 1373 door het water werd verzwolgen en nu ergens op de bodem van de rivier de Noord moet liggen. Hij komt dan te spreken over de recentere verdwijning, die van de der de vrouw van Antonie Donker. „Ze heeft het hele archief van haar man meegenomen. Ze is begonnen met haar telefoonnummer ge heim te maken en nu is ze spoorloos. Zij heeft alle levensbeschrijvingen van die Don kersloot. Dat systeem volg ik trouwens nu ook: ik reis ze af. zielen delven, ik wil alles weten; sommigen verzetten zich er tegen". Indië „Ik noteer alles. Er zijn een boel van die Don kersloots in Indië geweest. Ik spreek met heel veel oudgedienden. Over die Indië-periode Bouwvakarbeiders uit het kleine Zuidduitse plaatsje Mürsbach hebben daar een moeilijk karwei onder handen genomen. De eigenaar van een bouwvallig huis, een winke lier, wilde, koste wat het kost, het oude vakwerk bewaard zien blijven. Steen voor steen iverd de bouwval afgebroken, zodat tenslotte het vakwerk overbleef. Dat moést vanzelf sprekend met zware balken gestut worden, zoals men op de foto ziet. Na beiverking van het houten skelet met con serveringsmiddelen, ging mei\ ertoe over om de stenen weer op hun plaats te zetten. Zodoende kreeg men een nieuw huis in eeu. oude lijst. heb ik gegevens die niemand heeft. Als dat niet wordt vastgelegd, is alles over vijftig jaar weg". „Alleen al het materiaal dat ik over Indië heb, is een complete roman. Nu ben ik aan de Boerenoorlog bezig. Ik zoek mensen die in hun jeugd de Boerenoorlog hebben meege maakt. Ik wil proberen een tijdbeeld te scheppen, dat moet ik. Maar ik zoek niet alleen levende getuigen, maar ook stille ge tuigen. Zo heb ik lunchkaarten ontdekt van eten dat geen kok meer kan klaarmaken van dranken die geen mens meer kent, zoals wit te bessenjenever. Ja, witte!" Hij vertelt over zijn werkwijze: „Wat ik nu doe, is brokken neergooien. Later ga ik het verhaal als het ware herscheppen". Naden kend: „Ik zou het in delen kunnen uitgeven. Het wordt onvoorstelbaar dik". Schrijft hij makkelijk? „Heel makkelijk. Ik neem een machine en ik rammel het er uit; en ik verander nooit. Ze hebben weieens tegen me gezegd: je schrijft niet, maar je poept artikelen. Antho ny van Kampen belde me 's een keer op, hij had een kerstverhaal nodig. In twintig minu ten had ik het er uit. Hij zei later, dat het verhaal hem aan Edgar Allen Poe deed den ken". Zijn vrouw: „Echt ja, dat heeft-ie wel, hij kan griezelig doen". „Ik heb 's in vier nachten een feuilleton ge schreven", gaat hij verder. „Maar kijk, dat wil ik nu niet met mijn Forsyte Saga. Ik doe het zuiver als hobby. Er zijn heel veel uitge vers die met me in zee willen, maar ik bind me nog niet, anders heb ik een zweep achter me". Unieke geschiedenissen Moet Nederland nog lang wachten op de Donkersloot Saga? „Lang? Daar denk ik eenvoudig niet aan". Hij legt uit: „Ik vind de mens iets unieks. Al de mensen die ik ondervraag, beginnen met te zeggen: ik heb niets bijzonders te ver tellen. Maar bij doorvragen komen er unieke geschiedenissen uit. En om die allemaal te componeren tot één epos, dat kost tijd. Maar ik vind tijd ook zo'n mysterieus begrip. Ik vraag me af. of er ook een interne tijd be staat. en of die voor je dikke darm hetzelfde is als voor je geest. Ik wil me niet laten af meten aan materialistische tijd. Het is een hobby". Is het zijn bedoeling dat zijn Saga evenals die van Galsworthy de beeldbuis haalt? „Ja. als ik het klaar heb, wil ik het wel op de tv zien. Maar het mag niet afgeraffeld worden, dat vind ik wel zo erg. Ik moet dan een flinke vinger in de pap hebben". Vroeger was de Londense mist zo beroemd dat twee Ame rikaanse meisjes beweerden dat zij 7.000 potjes daarvan in de V.S. hadden kunnen verkopen voor 1.20 gulden (30 dollarcent) per stuk. Dat was in 1961. De dagen dat de twee meisjes uit Pennsylva nia, Marjorie Binder en Mary McAghon, voldoende mist zou den kunnen vinden om deze in te blikken schijnen echter voor bij. De beruchte erwtensoepmist heeft zijn tijd gehad, zo beweren deskundigen. De laatste zeer hinderlijke mist die Londen heeft geteisterd dateert va'n 1962. De lichte mist die Londen nu nog wel kent, trekt meestal in de loop van de morgen op. Eén theorie, welke onder amateurs nogal opgeld doet is. dat een wijziging in de Golfstroom de dichte mist weghoudt. Maar des kundigen zijn van mening dat de strijd tegen de Londense mist met technische middelen ten slotte succes begint te hebben. De grote verandering is geko men na de Wet tegen de lucht verontreiniging van 1962. Deze verbiedt het gebruik door parti culieren van brandstof met veel rookontwikkeling. Geraamd werd dat het vuil in de dichte Londense mist voor tweederde afkomstig was van zwaveldioxy- de van huisbrandkool. De wet betekende waarschijn lijk een keerpunt in de strijd wel ke sinds eeuwen is gevoerd. Ge bruik van bruinkool was allang verboden, omdat dit nadelig was voor de volksgezondheid. Maar het probleem van de luchtver vuiling bleef grotere afmetingen aannemen naarmate de bevol king van de stad toenam. In december 1952 was tijdens een dichte vierdaagse mist de hoeveelheid zwaveldioxyde ge stegen tot tienmaal het normale percentage. Naar schatting stier ven 4.000 mensen, hoofdzakelijk aan bronchitis en longontste king. Er werd een grondig on derzoek ingesteld en dit leidde tot aanbevelingen, welke in de wet van 1956 werden opgenomen. Bij de laatste zware mist in december 1962 liep het zicht tot nog geen vijf meter terug en het sterftecijfer in Londen was drie maal zo hoog als het weekge- middelde. Dr. Marjorie Clifton van de landelijke dienst tegen luchtver vuiling zegt dat zulk een fatale mist in Londen niet meer wordt verwacht. Ook al zijn er genoeg Londenaars. die nog steeds be weren dat de mist zo erg was. dat zij geen hand voor ogen konden zien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 27