Moderne invloeden dringen door in het Leger des Heils
„BEATLES ZIJN
WARE
ARTIESTEN"
HEILS-MAJOOR W. PALSTRA
stijl binden. Als ik;zej: „algemener oriënte
ren", dan denk ik dus aan de moderne amu
sementsmuziek. Er zijn types van orkesten
zo iets als „De Zaaiers" bijvoorbeeld die
het jaren en jaren goed hebben gedaan. Ze
spreken een groot publiek aan. zijn niet mo
de-gebonden en nochtans modern. Die rich
ting zullen we ook bij ons uit moeten", al
dus de heer Palstra, die nog eens zegt: „Dat
kun je toch niet conservatief noemen. Op
ons laatste zangerscongres heb ik een lied
in Blues-stijl laten zingen. Ik zou ook geen
bezwaren hebben tegen jazz, mits de thema's
voor de mensen een herkenningspunt hebben.
En dan weer: onder bepaalde omstandighe
den, dus niet als regel in de normale ere
dienst"
De muziek in de zondagse samenkomsten,
die men in het Leger kent, ziet majoor Pal
stra liever voorbehouden aan het Leger des
Heils-muziekkorps, dat in feite een fanfare
orkest in Engelse bezetting, een „brass-band"
is. Lange tijd is het Leger des Heils de pio
nier geweest van de brass-bandmuziek in
Nederland. Trouwens, als men de Engelsspre
kende landen buiten beschouwing laat: zelfs
pionier over de gehele wereld. Tot in Japan
en in Afrika toe spelen de Heilsmuzikanten
15.000 in totaal in korpsen met een En
gelse instrumentatie. Een feit, waarop de En
gelse brass-bandmuzikant ook die van bui
ten het Leger des Heils erg trots is: „Brit-
tania rules the (musical) waves"(Groot-
Brittannië beheerst de (muzikale) golven)...
Wales bakermat
Omstreeks 1860 rezen in Groot-Brittannië
de brass-bands, de fanfareorkesten, als pad
destoelen uit de grond. Korpsen met koper
instrumenten van het sax-hoorn-type, maar
zonder saxofoons.
Een vrij eenvoudige bezetting van in feite
maar zes verschillende blaasinstrumenten,
maar uitgebreid en gevarieerd in solo- eerste
en tweede partijen, combinaties, variërende
in sterkte van even twintig tot soms veertig
a vijftig musici.
Wales was de bakermat, waar groot-in
dustriëlen de oprichting van dergelijke mu
ziekkorpsen ondersteunden. Ze zagen er een
goede vrije tijdsbesteding voor hun arbeiders
in en een goede band was tevens een prima
visite-kaartje voor de fabriek of de mijn. Het
groeide uit tot een beweging, tot de „brass-
band-movement", die magistrale combinaties
rariteiten als zakkammetjes-met-papier
tjes, penny-whistles' en ook tamboerijnen, gi
taren enz. werden gebruikt om de aandacht
van „de zondaar" te trekken.
Majoor Palstra: „Brass-bandmuziek is een
Engels cultuurgegeven. Het ge'heim van de
heldere en gelijk warme toon van deze orkes
ten zit onder andere in een juiste verhouding
van bes- en es-instrumenten, maar ook in
een specifieke toonaanzet en een eigen inter
pretatie. Het is niet alleen de instrumentatie.
Neem x>nze New York staffband: technisch
goed. maar een toon als een plank. Scherp
en keihard. In Amerika vindt men dit deto
neren mooi. Zo'n orkest mag dan een Engel
se instrumentengroep hebben, toch is het
geen typische brass-band-sound. Daar komt
nog wat anders voor kijken".
Dat betekent voor onze mensen een versterk
te bevrediging: de muzikale èn de godsdiens
tige. Dat is de essentie van het Heilsmuzi-
kantschap".
Het beste voor het hoogste
„Als ik met de band optreed, moet alles af
zijn. Op een teken van de dirigeerstok moe
ten alle instrumenten tegelijk naar boven
gaan. Show? Discipline? Jawel, maar geen
show om de show. Het Evangelie is mij de
moeite waard om daar perfectie voor over
te hebben, zoals men in het Leger altijd al
heeft gezegd: het beste voor het hoogste.
Maar natuurlijk vind ik het fijn, net zoals
mijn muzikanten, als men na afloop van
t moeten drie trappen op in een gebouw aan de Prins Hendrikkade, dat ondanks
tdernisering nog de tekenen draagt van een hotel uit het eind van de vorige eeuw
iar al sedert jaren het nationaal hoofdkwartier is van het Leger des Heils in Neder-
id.
i de derde verdieping ontmoeten we majoor William Palstra, hoofd van de mu-
kafdeling van het Leger, dirigent kapelmeester van het staf muziekkorps,
ze heilsoldaat met de Friese naam maakt eerder een Franse, althans zuidelijke in-
uk. Donker uiterlijk, beweeglijke gebaren, maar beheerst.
n de wand van zijn kamer: platenhoezen,
o's, een affiche van de NATO-taptoe, een
luden plaat": de enige, die het Leger des
ils bezit, verkregen met de jubileum-lp,
>e wat terug".
heer Palstra hij draagt een rode blouse
t een zwarte das maar trekt zijn uni-
m-jasje aan als we ergens anders gaan
en om rustig te kunnen praten zegt:
e zijn druk bezig onze liederenbundel te
zien. Veel melodieën krijgen moderne har-
nieën. We pakken ook de teksten aan. Lie-
en met „Gij arme zondaar!" enz. doen
t niet meer. Ik kan voor mezelf menen dat
een zondaar ben, maar ik heb niet het
Iht een ander zodanig aan te spreken,
techt zou men kunnen opmerken: „Wat
^beeldt die kerel zich wel".
fet (le tijd mee
(t Leger des Heils evolueert met de tijd
b. De soms wel eens wat beschuldigend
lijnende vinger naar de „onbekende zon-
ir" wordt ingetrokken. En dat moet ook
de liederen, uit de muziek blijken. De
r Palstra verstaat de tijd en werkt graag
e aan eigentijdse muziekbeleving.
Beatles zijn ware artiesten. Een aan-
van hun teksten hebben naar mijn me-
g zelfs literaire waarde; zij hebben hun
begrepen", zegt de heer Palstra even la-
als we over de ontwikkelingen in de he-
daagse muziek praten; ontwikkelingen,
ook de muziek van het Leger des Heils
t onberoerd hebben gelaten.
mers de meetings van het Leger worden
t alleen meer opgeluisterd door vaak goe-
soms ook minder goed getrainde koper-
zers. De „Beatband", de combo en het
itronisch orgel hebben ook daar hun intre-
gedaan.
Het stafmuziekkorps van het Leger des
Heils in Nederland, een perfect spelend korps
de uitvoering zegt: „Het was goed". Natuur
lijk vinden we succes wel leuk, maar het
mag geen hoofddoel van de band worden.
Als we merken dat een muzikant hij mag
nóg zo goed op zijn instrument zijn uit
sluitend om de gunst van het publiek gaat
spelen, moet hij eruit".
Ondanks deze vrij strenge opvattingen, is
het aantal Heilsmuzikanten in ons land niet
achteruitgegaan, maar verhoudingsgewijze
met de bevolkingstoename meegegroeid. Ma
joor Palstra: „Kijk naar Charles Aznavour:
hij brengt wat hij te brengen heeft, zö, dat
je hemzelf niet meer ziet, maar alleen hoort
wat hij je te zeggen heeft. Dat is het wezen
lijke. Wij pretenderen daar ook naar te stre
ven, maar de techniek zit ons wel eens in de
weg"
En techniek maar dat niet alleen kan
men het perfect musicerende 35 man sterke
stafmuziekkorps van het Leger des Heils
nog niet zo lang geleden terug van een ge
slaagde tournee in Noorwegen gerust toe
schrijven. Majoor Palstra is formeel „chef"
van 1100 volwassen muzikanten (allen ama
teurs), 300 jeugdmuzikanten, 2000 zangbriga-
deleden en 500 jeugdzangers. Hij vergt dus
meer van „zijn" mensen dan techniek en mu
ziek alleen.
Ook aan zichzelf durft de heer Palstra (39)
eisen te stellen. Naast zijn werk als hoofd
van de muziekafdeling en dirigent van de
stafband, vindt hij de tijd voor studie aan
de zevende faculteit van de Gemeente-univer
siteit in Amsterdam: hoofdvak: sociale psy
chologie: „De tijd, mijn werk, beide stellen
vragen en eisen antwoorden. Daar wil ik ach
ter zien te komen", zo besluit hij.
Majoor Palstra noemt de namen van een
paar bekende „Salvation Army pop
groups": de „Joy strings" van kapitein Joy
Webb, het Zwitserse combo „Les baladiens du
ciel", de Engelse closed-harmonygroup de
„Joy belles" en de Nederlandse „Halleluja
sound". Veel leden van de laatste groep stu
deren thans voor Heilsofficier in de Leger-
kweekschool.
„Waarom zouden we deze muziek niet ge
bruiken bij de verkondiging van het Evan
gelie? Als het muzikaal maar goed is, wat
wordt gebracht, heb ik daar niets op tegen.
Ik geloof echter, dat de „pop-groups" om ze
zo even gemakshalve te noemen, wèl geschikt
zijn voor jeugddiensten bijvoorbeeld, maar
niet voor de „standaard eredienst"- In de kerk
wil ik tijd en sfeer hebben om na te den
ken. Sterke luidsprekerklanken zouden mij
dan wel eens kunnen hinderen".
Wie met een Heilsofficier over zijn werk
spreekt, kan moeilijk de geestelijke achter
gronden van dat werk onbesproken laten.
Majoor Palstra: „Muziek moet bij ons altijd
middel blijven, middel om het Evangelie te
verkondigen. Maar je kunt je natuurlijk af
vragen of dit in de praktijk wel opgaat voor
iedereen en in alle leeftijdsgroepen".
„Daarom heeft onze muziek een belang
rijke nevenfunctie: ze is m het korps ook een
bindende factor En natuurlijk is ze ook een
hobby van onze muzikanten, weliswaar in
dienst van een hoger ideaal, maar nochtans
een hobby. U dacht toch niet, dat die mu
zikanten tegen hun zin zaten te spelen. Eén
van mijn mensen uit het stafmuziekkorps
reist al acht jaar vanuit het oosten van het
land naar Amsterdam om de repetities bij
te wonen. Waarom doet die man dat? Alleen
maar uit religieuze overwegingen? Kom nou!
Natuurlijk omdat hij graag blaast! Maar.
die hobby stelt hij in dienst van 't Evangelie.
Beatmusici in het
Leger des Heils.
Hier de Engelse
,Joy strings".
Weekeindbijlage Leidsch Dagblad Zaterdg 31 augustus 1968
Mode-stijl
„Ik geloof niet dat deze combo's zich zul
len institutionalisei en. De combo's hebben
zich teveel gebonden aan een mode-stijl:
de Rock'n roll, de Beat, de Rhijthm and blues.
Ze evolueren nu naar de „Balad". Er is aan
de combo's ook een bezwaar verbonden: Be
kijk hun bezetting: vijf man hoogstens. Wat
moet je tegen nummer zes en nummer zeven
zeggen, die er ook bij willen? „Sorry, we zijn
vol". „Zo ontstaat er 'n zeker gevaar van ver
deling, opsplitsing. De zangbrigade, het mu
ziekkorps, de gitaarbrigade hebben veel min
der beperkingen wat het lidmaatschap aan
gaat. Hun bezetting kan in theorie tot het
oneindige worden uitgebreid".
Terugkomende op de „mode-stijl" van de
combo's zegt majoor Palstra: „Laat men mij
niet verwijten dat ik conservatief ben. Wij
brachten het eerst platen uit van een koor,
begeleid door een rhythm-groep en een ham
mond-orgel (Later in de Leger-winkel wordt
er een plaat op de pick-up gelegd en we ho
ren „Gods trouw is wonderbaar" voor com
bo en koor). We moeten ons echter algeme
ner oriënteren en ons niet aan een bepaalde
als bijvoorbeeld de „Black Dyke Mills-band"
en vele andere beroemde bands heeft voort
gebracht.
De stichter van het Leger des Heils, William
Booth, had omstreeks diezelfde tijd de fami
lie Fry, bespelers van koperen blaasinstru
menten, ingeschakeld in de Heilslegeractivi-
teiten- Het duurde dan ook niet lang, of het
Leger des Heils volgde de ontwikkeling op de
voet, en de brass-band werd er „hèt" orkest,
zowel voor begeleiding van de zang in de bij
eenkomsten, als voor openluchtactiviteiten,
later ook voor uitvoeringen, concerten. Voor
dien hadden de Heilssoldaten van het eerste
uur zich beholpen met orkestjes waarin fcelfs
Majoor Palstra legt uit, waarom de „brass-
bandmovement" (en dus ook het Leger des
Heils) niet voor het harmonieorkest, waar ook
houten blaasinstrumenten in voorkonlen,
maar voor de vrij eenvoudige koperbezet
ting heeft gekozen: „Het is de gëmakkelijke
verwisselbaarheid van de instrumenten. Als
men het ene kan bespelen, kan men in prin
cipe ook het andere vrij snel leren beheer
sen. Maar zet eens een saxofonist bij wijzi
ging van je bezetting op een althoorn, of een
klarinettist op een cornet. Dat is bijna niet
te doen. Die mensen moeten zich totaal om
schakelen".
Achtergronden