Verstoten Koreaantjes liefderijk opgenomei in Amerikaanse gezinnen „Hersengymnastiek Na io.ooi vragen in 30 jaar nog even populair ZATERDAG 13 JULI 1963 LD ZA' Nancy weet dat ze geadopteerd is. Soms praat ze over haar reis van Korea naar hier. Ze heeft haar vroegere naam vergeten. Ook, dat ze vroeger een andere taal sprak. Toen ik haar woordjes noemde, die ze vroeger gebruikte lachte ze en zei dat ze die nooit had gezegd". Dit schreej een Amerikaanse moeder in een brief over haar Koreaans pleegdochtertje van vijf. Nancy is een van de 5.000 Zuidkoreaanse kinde ren, die sinds het einde van de oorlog in 1953 werden geadopteerd door Amerikaanse ouders. Geboren uit onwettige verhoudingen tussen Koreaan se vrouwen en Amerikaanse militairen, die Zuid-Korea nu al vijftien lange wapenstilstandsjaren bezetten. kilt Een verslaggeversteam van het Engelse Sun day Times Magazine, dat onlangs in Zuid-Ko- rea was, constateert dat de houding van de Koreaanse gemeenschap in wreedheid nauwe lijks onderdoet voor de uitspraak van de vroe gere president Syngman Rhee, dat de „half bloeden" in de Gele Zee moesten worden ver dronken. De kinderen van gemengd bloed worden gebrandmerkt als „Made in USA" en uitgestoten. Vooral kinderen van negervaders hebben geen leven. Als zij al niet door hun moeder in de wieg zijn gesmoord, worden zij te vonde ling gelegd of ondergebracht in weeshuizen. Op school zijn zij het mikpunt van kinder lijke pesterij en spot. Er zijn gevallen bekend van kinderen, die tot bloedens toe hun han den wasten of hun gezichten bleekten met poeder. Naur Nederland Einde van dit jaar of begin 1969 zullen waar schijnlijk. de eerste Koreaanse kinderen naar Nederland komen. De adoptie van Vietnamese kinderen is voor onbepaalde tijd uitgesteld, gezien het gebrek aan medewerking van de Vietnamese autoriteiten. De verschillende raden van de kinderbescher ming stellen momenteel onder 450 gezinnen, die een verzoek tot adoptie van een Aziatisch kind indienden, een onderzoek in. Zij wer den geschift uit totaal duizend gezinnen, die na de hartekreet van de schrijver Jan de Hartog in Mies-en-scène begin vorig jaar, spontaan reageerden. De Hartog, zelf pleeg vader van twee Koreaanse wezen, liet het niet bij zijn bewogen oproep. Hij stuurde mevrouw E. den Doolaard, de vrouw van zijn vriend die zich voor de actie „Hulpverlening aan Vietnamese en Koreaan se kinderen" had ingezet, vanuit Amerika een zeventigtal brieven toe. Brieven van Ameri kaanse ouders, die hun ervaringen met hun Koreaanse pleegkinderen hadden neerge schreven. Ontroerende documenten, waaruit wij een kleine bloemlezing samenstelden. Zij geven een inzicht in de kleine en grote pro blemen, waarvoor pleegouders en de geadop teerde Aziatische kinderen zelf komen te staan. Vragen, waarvoor ook enkele honder den Nederlandse gezinnen en hun omgeving zich straks gesteld zien. tienerjaren roept het feit, dat ze geadop teerd zijn en van gemengd bloed zeker in hen zelf problemen op. (Heel wat Koreaanse kleu ters zijn inmiddels in hun nieuwe vaderland uitgegroeid tot adolescent). Ziehier het re laas van een moeder van een 16-jarige Ko reaanse pleegzoon: „Gregg heeft op zijn twaalfde en dertiende jaar een moeilijke tijd doorgemaakt. Hij tob de over zijn afkomst. We hebben hem ver teld dat zijn natuurlijke moeder hem heeft afgestaan, niet omdat zij niet genoeg van hem hield, maar omdat zij hem geen thuis kon geven. We hebben hem ook gezegd dat alleen het feit, dat een vrouw het leven schenkt aan een kind haar nog niet tot moe der maakt, maar dat haar liefde en haar zorg haar tot moeder bestempelen. Zo komt het voor, dat kinderen wel natuurlijke, maar geen echte ouders hebben. Hij is nu over die moei lijke tijd heen, schijnt zijn eigen waarde nu te beseffen". Bij jongere kinderen kunnen vragen over hun Koreaanse achtergrond soms ronduit schrij nend zijn. Zoals in het geval van het jonge tje, dat op een dag een foto van zich zelf als baby vraagt, omdat een onderwijzeres op school een plakboek van haar klas wil aan leggen. De pleegouders hebben er uiteraard geen. Ze schrijven naar de adoptievereniging, die bemiddelde bij de overkomst van hun zoontje. Ze krijgen een stel brochures thuis, waarop Koreaanse baby's zijn afgebeeld. Ze knippen de foto van een willekeurig kind uit en zetten er de naam van hun kind onder. „Hij was helemaal opgewonden, liet iedereen de foto zien". Foto boven: Argwanend en zioij^ wachten deze Koreaanse kinderen af\Het de nieuwe toekomst brengen zal. Na te tijd zal blijken, dat zij zich deL woonten en tradities van het nieuwe derland eigen maken. Snelle aanpassing De meeste ouders voorzien wel, dat hun kind in de toekomst moeilijkheden te verwerken krijgt, gezien zijn geadopteerd-zijn, zijn huidskleur. „Maar", schrijft een echtpaar, „die problemen zullen aanzienlijk minder groot zijn dan die waarmee hij als wees ge kampt zou hebben. Hij heeft nu een fa| die hem door een crisis heen kan helpj krijgt een overstelpende hoeveelheid De ervaringen van de 70 Amerikaanse] paren met hun Koreaanse pleegkinderei] zo blijkt uit de brieven, zeer goed. De 1 ren passen zich in het algemeen snel i nieuwe leefklimaat aan. Van de 1500 ren, die in de afgelopen 3 jaar in Am werden geplaatst, behoefden er slechts*'01'* naar een ander gezin te worden overgebfpul Een slotopmerking, die tekenend is vocPen groot deel van de Amerikaanse briefsP1 1 vers: „Vaak zeggen mensen tegen onsrer| goed van u om een kind te adopteren! ren het tegenovergestelde willen zeggen. W#le voorrecht, dat wij dit kind als het onzf^s gen opvoeden". 1J »pie Blokji e om „We kregen Eun Soon, nu Pamela, toen ze bijna zes jaar was", schrijft een Amerikaan se pleegmoeder. „Ze sprak geen woord Engels en ik kan nog niet uitleggen hoe we met el kaar praatten, maar 't ging. Die taalbarrière heeft ons in het begin wel parten gespeeld. Vooral als we haar naar bed brachten. Mijn man stopte haar meestal onder, kuste haar goedenacht, zei dat ze er onder moest blij ven en zwaaide bij de deur nog eens welte rusten. waarop ze dan verschrikkelijk begon te huilen. We begrepen er niets van, tot we een boek lazen van een Amerikaanse, die met een Koreaan was getrouwd. Ons goedendag of goedenacht zwaaien, betekent in het Ko reaans: kom hier. We gedroegen ons in haar ogen dus tegenstrijdig. Toen wij niet meer zwaaiden, was 't ook met het huilen afgelo pen". Rond vier maanden had dit Koreaanse meis je nodig om te wennen. „In het begin trok Pamela bij het minste of geringste, dat haar niet beviel haar jas aan, zei dat ze naar Ko rea terugging en liep naar buiten", vervolgt de briefschrijfster. „Ze liep dan een blokje om en kwam weer terug. Twee maanden later zei ze al, dat ze niet onmiddellijk naar Korea te rug wilde, maar over een dag of twee. Toen ze ongeveer vier maanden bij ons was, werd ze weer eens boos op me, maar zei niets over weggaan. Ik vroeg haar een beetje plagerig, of ze niet terug naar Korea moest. Ze zei: Dit is mijn huis en hier blijf ik. Op die dag wist ik dat ze ons had geaccepteerd". Suky was vijf jaar toen haar ouders haar via Welcome House een Amerikaanse adoptiever- eniging, opgericht door de schrijfster Pearl Vrolijk KerstfeestDit tekende een Zuidkoreaans meisje, dat sinds tweeëneen half jaar in Amerika woont. Buck) adopteerden. Haar dossier was kort, maar triest. Haar ouders waren dood en haar familie wilde, of kon haar niet langer groot brengen. Ze kwam ondervoed en bedekt met zweren en vuil in haar nieuwe vaderland aan. „Een- ding zal ik me altijd blijven herinne ren", schrijft haar pleegmoeder. „Toen ze bij ons kwam, at ze heel erg langzaam en ging nooit van tafel af of haar bordje was hele maal schoon. In het begin verzamelde ze ook allerlei kleine dingen rondom ons huis: siga rettendoosjes, knopen, alles wat ze kon vin den. Deze knoopte ze dan in een doek en nam die overal mee naar toe. Het waren haar schatten 's Nachts had ze altijd verschrikkelijke nachtmerries en werd dan huilend wakker. Na een tijdje ging dat over. Op de kleuter school paste ze zich erg goed aan. Haar Ko reaanse ervaringen waren kennelijk ongeluk kig. Heel lang wilde ze niets zeggen tegen Koreaanse vrienden van ons. Als ze een vlieg tuig hoorde, kroop ze angstig tegen me aan en zei: „Ik wil niet naar Korea". Nu, vijf jaar later, zijn al die angsten verdwenen. Zo ver ik weet, herinnert ze zich niets meer van Ko rea. Ze is een grote vreugde in ons leven". Speciale problemen Het Aziatische uiterlijk van deze half Ko reaanse, half Amerikaanse kinderen roept zeker, zolang de kinderen klein zijn, geen speciale problemen op. Vrienden, kennissen en „de buurt" blijken, gezien de brieven, eer der teveel dan te weinig aandacht aan de kinderen te besteden. „Wildvreemde mensen hielden ons soms op straat aan om te zeg gen „wat heeft u een schattig kindje". Onze één jaar oude Kim zou een verwend jongetje zijn geworden als wij niet bijtijds mensen hadden gevraagd geen opmerkingen te ma ken waar hij bij was". Een ander ouderpaar: „Vreemde mensen merken soms op dat ons dochtertje niet op ons lijkt. We mogen dat soms spijtig vinden, maar we voelen ook dat er een voordeel in zit. Het herinnert ons er aan, dat zij zichzelf is en geen kopie van ons. Dat geldt voor ieder kind, maar natuurlijke ouders, wier kinderen op hen lijken, vergeten dat wel eens". Hoe ervaren de Koreaanse kinderen zelf hun gemengde afkomst? .Kenny was ongeveer acht jaar toen hij thuiskwam. Zijn vriendje had hem gevraagd of hij 't niet gek vond dat hij half Ameri kaans, half Koreaans was. Kenny had geant woord: Nee, waarom? In Korea lachten ze me uit omdat ik half Amerikaans was, hier lachen ze me soms uit omdat ik half Ko reaans ben. Geeft niks. Mijn vader en moe der zijn ook niet hetzelfde. Mijn vader is En gelsman en mijn moeder is Amerikaanse". Als de kinderen ouder zijn zeker in hun In de zomer van 1938 zond de AVRO een nieuw radioprogramma uit, zo met het idee van: och, je moet wat doen, we zul len het eens proberen. Men noemde het „Hersengymnastiek". Als iemand toen had gezegd dat het programma dertig jaar later nog in de ether zou zijn, had pro grammaleider mr. Jaap den Daas (thans de grote man van het zo in en in culturele Holland Festival) die voorspelling een goede mop genoemd. Er was in het buitenland nog nimmer met zoiets gewerkt. De BBC, zo gaat het verhaal, zou voor kinderen wel eens in 1935 zo'n vragenspelletje hebben geprobeerd, maar in Hilversum had nog nooit iemand van iets dergelijks gehoord. Intussen is hersengymnastiek het oudste radio programma, met ruim driehonderd uitzendingen via de AVRO (en een dikke vijftig via de Wereld omroep) waarin ruim tienduizend vragen zijn ge steld. En het programma, doet het nog zo best dat de AVRO ook voor het volgende seizoen deze her sengymnastiek heeft geprogrammeerd. IJzersterk, zegt Jan Boots, een van het team van vier dat hersengymnastiek maakt, eigenlijk de oer-quiz van de ether. Alle andere spelletjes van vragen en antwoor den zijn ervan afgeleid, zelfs de wedstrijden op de televisie. Maar de stamvader „Hersengymnastiek" zijn ze vergeten. Zelfs zijn naam is in geen enkele radio en t.v.-wedstrijd terug te vinden. Men noemt zich tegenwoordig liever „quiz"vader wordt verloochend. Zo zelfs dat hersengymnastiek in zijn huidige aan techniek en tijd aangepaste vorm, niet eens kans krijgt zijn gezicht op het t:V.-soherm te laten zien. Mieke In 1938 zijn ze met twee man begonnen: G. de Josselin de Jong en Gustaaf Czopp (Hongaar van geboorte), die in een conoentratie-kamp is omge komen. Na de oorlog zaten Jan Boots en Bob Wallagh in het team, met Gerard van Krevelen (Zaaiers, Theater-Orkest, Romance, Divertimen to) met zijn muzikale vragen en Mieke Melohers, omroepster, die de stand bijhield. Iedereen kent nog de populaire kreet: Hoe is de stand Mieke, waarop Tom Erich en Henk de Wolf een even po pulair liedje hebben gemaakt. Mieke werd legendarisch. Haar naam tenminste. Na twee jaar de echte Mieke was intussen ge trouwd en naar Canada vertrokken nam de artieste Cisca Harms (mevrouw Van Nispen) de „Mieke"-rol over. „Iedereen kende Mieke, en nie mand kende mij, Ciscazegt ze nu twintig jaar later nog wat weemoedig. In die tijd kwam ook Jan van Herpen in het team. Hij is het brein van de vragen-compositie. „Ik krijg wekelijks honderden vragen binnen. De top is geweest: zeshonderd. Ik kijk ze allemaal na, test de vragen en gebruik er meestal negentig procent van in de uitzending. We moeten oppas sen dat ze niet te moeilijk zijn, niet te gemak lijk, geen herhalingen of te politiek. Maar w« intussen ook weet: de intelligentie van de on( vraagde groepen is in die laatste twintig jai vallend gestegen. Mieke heeft zich in al die tijd „Ach, ik bid er echt niet om" maar één keer in del vergist. „Kijk, als iemand zegt dat ik elf I den bedenktijd heb gegeven in plaats var vind ik het wat flauw Altijd al populair Jan Boots: „Het is een stok-oud progr maar altijd is het populair geweest. Toen we de eerste na-oorlogse jaren alleen de gren konden als onze passen gestempeld werden d de douane, zijn we één keer er zomaar over ten omdat op onze auto „hersengymn stond. Op de hersengymnastiekavonden iedereen thuis bij het toestel. We hebben wat luisteraars verloren aan de televisie i ten op een vervelend tijdstip, van half at acht uur maar- het is en blijft nog altj van de best beluisterde programma's". „We proberen ons oudje nog altijd zo levend gelijk te houden door nieuwe technieken - thans dezelfde vragen aan elke groep van de elkaar de loef afstekende teams en ons go humeur. We hebben er nog altijd erg veel scl in. En de mensen ook. Elke keer weer he aanvragen om mee te mogen doen". Dit zijn ze dan: van links naar rechts Mieke (Cisca Harms), Jan van Herpen, Gerard van Krevelen en Jan Boots.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 8