Zuiderzeewet gaf aan het hart van Nederland een ander gezicht Vijftig jaar geleden in Eet Staatsblad De .«ouden band" (dijk) uit de 12de eeuwse Frie se landwetten had het overal hard te verduren gehad. De gebrekkige dijken en waterkeringen uit de Middeleeuwen waren niet bestand tegen de zee, die zich verder en verder naar binnen vrat. Zo ver, dat er een complete binnenzee ontstond, Al- mere, Zuiderzee. Rond die binnenzee ontstonden handelscentra. Prachtige koopmanshuizen en pak huizen werden gebouwd, vloten voeren uit naar al le werelddelen: de Zuiderzee werd uitvalspoort voor gedurfde ondernemingen. Maar altijd lag de zee op de loer en altijd be dreigde het water de mens. Na de Middeleeuwen gaat de eeuwenlang defen sieve bewoner van deze lage landen in de aanval. Andiries Vierlingh is Nederlands eerste grote dijk- bouwkundige en hij maakt in zijn omstreeks 1570 geschreven „Traotaet van dijckagie" behartens- waardige opmerkingen. Toen al toonde Vierlingh zich een man, die theoretisch en praktisch zo goed op de hoogte is van het water met zijn werking van getijden en stromen, dat 400 jaar later de wa terbouwkundigen er verbaasd van staan. „Hoe meer je terugtrekt, hoe meer de zee de gelegenheid zal krijgen je uit je land te werpen" is zijn devies. Met andere woorden: aanvallen. En van het zuid- 'V Plannen voor afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee. Boven v.l.n.r.: Kloppenburg en Fadde gon (1848), Van Diggelen (1849), Wenmarkers 1863-1883 Huer 1807-1895 Beneden: Leemans (1875-1877) Lely (1891), wetsontwerp mei 1925 (waarbij besloten werd tot versnelde uitbreiding) en een schema van de Dienst der Zuiderzeewerken uit 1957, het jaar waarin Oostelijk Flevoland droogviel. Gisteren 14 juni 1968 was het vijftig jaar geleden, dat de Wet op de afslui ting en gedeeltelijke droogmaking van de Zuiderzee in het Staatsblad werd afge- iondigd. Vijftig jaar geleden kort voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog zei Nederland dus „ja" tegen een geweldig plan, dat sindsdien een ander gezicht geeft an het oude hart van ons vaderland. Sinds de beginstap is er al heel wat gebeurd. !n nog betekent de verwerkelijking van het gigantische plan van ir. C. Lely nog wel ten jaar of vijftien stoer werk aan dijken en polders. Fijftig jaar Zuiderzeewerken: Vijftig jaar geor- ^niseerd, koel overlegd gevecht tegen het water. )e laatste vijftien jaar is dat gevecht een beetje irerschaduwd door dat in het Deltagebied. Maar log altijd hebben de Zuiderzeewerken een roman dat aan de andere kant vaak bang is geld uit te geven. Dat het verder ook moeilijk eens kan wor den en dat natuurlijk ook nog een paar andere za ken aan het hoofd heeft. Vijftig jaar na die 14de juni 1918 vormt in Oos telijk Flevoland de prille aanzet van Lelystad een monument, dat meer nog dan zijn beeld aan het begin van de Afsluitdijk bij Den Oever de herin nering levend houdt aan de geestelijke vader van de Zuiderzeewerken, ir. Cornells Lely. Zó ging het vele malen in het voormalige Zuiderzee-gebied, sinds vijftig jaar geleden de gedeeltelijke droogmaking formeel werd afgekondigd in het Staatsblad. Hier de dich ting van de Knardijk tussen Harderwijk en Lelystad. Merkwaardige bijkomstigheid: de sluiting van deze dijk van Oostelijk Flevo land (28 oktober 1954) viel samen met de dag ivaarop honderd jaar geleden Cornelis Lely geboren werd, de grote man van de Zuider zeeplannen. ting de eerste beslissende stappen gedaan zijn tot aanwinning van grondgebied ten koste van een deel der Zuiderzee"). Maar vóór bijna veertig jaar later HM. Koningin Wilhelmina in haar Troon rede zal aankondigen: „Ik acht de tijd gekomen om de afsluiting en de droogmaking van de Zui derzee te ondernemen" (1913), moet er nog heel wat gebeuren. Ir. Lely Heel belangrijk naast het vele dat in die 39 jaar gebeurd Is, is de oprichting van de Zuiderzeever- eniging (1886), die zich een volledig technisch en financieel onderzoek ten doel stelt naar de wense lijkheid en uitvoerbaarheid van afsluiting en ge leidelijke drooglegging van de hele Zuiderzee, de Wadden en de Lauwerszee. Nog belangrijker is dat de Zuiderzeevereniging de jonge ingenieur C. Lely aan het werk zet om het allemaal uit te zoeken. Lely komt tot de slotsom, dat dichting van de zee gaten Marsdiep en Vlie onmogelijk is, dat de zan derige Waddenzee droogmaking niet waard is en hij ontwerpt voor de Zuiderzee een afsluitdijk met daarachter vier afzonderlijke polders. Het plan wordt in 1892 aan de regering voorgelegd. Maar het zal nog bijna een kwart eeuw duren voor er schot in komt. Tweemaal wordt Lely vóór de eeuw om is minister van Waterstaat, tweemaal pous seert hij zijn plannen met grote kracht. Maar tweemaal treedt kort daarna de regering af en denken Lely's opvolgers anders (of helemaal niet) over de plannen. In augustus 1913 wordt Lely voor de derde keer minister (nu in het kabinet-Cort van der Linden). Een maand later kondigt Koningin Wilhelmina een wetsontwerp tot uitvoering van de afsluiting aan. Maar ook dan is er nog een stormvloed van 1916 met de overstroming van Waterland en overi ge kustgebieden in de Zuiderzee nodig voor de wet wordt ingediend (september 1916). Na aanvaard te zijn in beide Kamers, verschijnt de wet 14 juni 1918 in het Staatsblad en hoe wel herhaaldelijk getemporiseerd is sindsdien het werk min of meer continu doorgegaan: 1920— 1925 bouw van de dam van Noord-Holland naar Wieringen, 1930 Wieringermeer droog, 28 mei 1932 voltooiing van de Afsluitdijk, 1942 Noordoostpolder droog, 1957 Oostelijk Flevoland droog. 1968 Zuide lijk Flevoland aan het droogvallen en tenslotte in de jaren 19701980 de Markerwaard. Terugverdiend Algemeen wordt anno 1968 erkend, dat wat men in 1918 verwachtte, door de werkelijkheid nog ver is overtroffen. De Afsluitdijk, die een kleine 200 miljoen gulden heeft gekost, heeft bij de stormramp van 1953 in één nacht zichzelf terug verdiend. Agrarische landhonger mag minder fel geworden zijn: de ruimtewinst in de nieuwe pol ders is met het oog op de huisvesting en recreatie van Nederlands snel groeiende bevolking belang rijker dan ooit. Daarom: 50 jaar Zuiderzeewet 50 jaar dyna mische groei in het hart van Nederland. Weekendbijlage Leidsch Dagblad Zaterdag 15 juni 1968 vet Ir. CLely tijdens zijn ministerschap kabinet Cort van der Linden (1913-1919). 14Cn 1914 zag hij zijn werk met succes be roemd. Op zijn standbeeld op de Afsluitdijk taan de woorden „Een volk dat leeft, bouwt n zijn toekomst." kch waas om zich heen. „Stoere mannen, lange lijken, grote gemalen, vruchtbare landerijen, na- ionale roem! De werkelijkheid is meer en an- heeft ir. H. A. M. Dibbits, hoofdingenieur tan Rijkswaterstaat, eens gezegd. Sn zo is het, want in de hele geschiedenis van ie Zuiderzeewerken, en vooral in de voorgeschie denis, weerspiegelt zich iets van het duelisme tus- len technici en financiers, tussen waterbouwers en centenrekenaars, ook wel tussen koel verstand en ,ED menselijke bewogenheid. Het dualisme van een dat leeft in het moeras, dat droge voeten wil louden en ook weet hoe het dat doen moet, maar westen tot ver in het noorden was er heel wat aan te vallen in de door stormvloeden geteisterde Ne derlanden van de 16de eeuw. Landwinsl De Gouden Eeuw brengt de eerste landwinst op grote schaal. Jan Adriaansz. Leeghwater ziet kans de Beemster droog te maken (1612). Andere plas sen en meren volgen en voor het eerst 200 jaar voordat het ernst gaat worden duikt afsluiting en droogmaking van de Zuiderzee op in de geesten van sommige bewoners van deze drassige gewes ten. Hendric Stevin, zoon van de beroemde Simon SCevin, zegt in 1667: .Men sal eerst de Noortzee van de Zuiderzee afscheyden, dammende alle ga ten van Staelduynen over Texel, Eyeriant, Vlie- lant. Derschellingen en Amelant, en sluytende dit aen Vrieslant". Hij zet uiteen, dat de afgedamde Zuiderzee door toevloed van rivierwater zoet zal worden en onge twijfeld veel grond, geschikt om in te dijken, zal opleveren. Afscheiding en bedijking: verdediging en land winning in één adem. Nog geen concreet plan, maar een idee. De tijd is er nog niet rijp voor, de techniek te nog niet ver genoeg gevorderd, maar de gevaren van het zeewater (diens geweld en zoutgehalte) zijn onderkend. Het visioen is gebo ren: verdrijving van de zee uit het land. Stortvloed van plannen Pas in de 19de eeuw beginnen de tot dan vage ideeën vorm te krijgen. Vele vormen, want om streeks de helft van de eeuw ontstaat een stort vloed van plannen: ir. Van Diggelen (1849), Beye- rinck (1865), Stieltjes (1870), Ir. Leemans (1877) en vele anderen. Sommige van die plannen zijn rigoureus en gaan uit van nagenoeg volledige droogmaking van Zui derzee en Waddenzee. Andere beperken zich tot de zuidelijke helft van de Zuiderzee. In 1874 bereiken de plannen de Troonrede („Het zal mij verheugen, indien voor het einde dezer zit- Maar de geestelijke vader van de Zuiderzeewer ken was lang de eerste niet, die begerig gekeken had naar de Zuiderzee en die gespeeld had met de gedachte dat grillige wezen te temmen en te onderwerpen. Een KLMI Aerocarto-foto uit 1962 van de werken aan Zuidelijk Flevoland bij Nijkerk. Op de voorgrond de bouioput van schut- en uitwaterings sluizen tussen Veluwemeer en Eemmeer. Op de achtergrond het toen reeds aangelegde gedeelte van de Meerdijk in de richting Spakenburg. Zee op de loer

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 7