Haring in de
Gouden Eeuw één van
de pijlers waarop de
welvaart rustte
HARINGKEUREN
ZATERDAG 50 APRIL 1968
EVIST is er in ons land sinds de eerste mensen zich hier vestigden. De bedrij-
M vigheid werd door de omstandigheden afgedwongen. Er was hier weinig
y wild, de oogsten waren klein of mislukten. In later tijd schreef de kerk
veel vastendagen voor. Bovendien was vis vooral vis die in grote hoeveel
heden afgedwongen. Er was hier weinig gezond voedsel.
Reeds in de 14de eeuw waren er aan onze kust, die toen de „Zijde" werd genoemd,
talrijke vissersdorpjes ontstaan. Van hieruit gingen de vissers in pinkjes de zee op.
Vaak tot onder de Schotse kust. Daar moesten de Scheveningers, Katwijkers of Maas-
sluise vissers meermalen slagen leveren met Schotse vissers, die hun visgronden ver
dedigden, zonder dat zij van een zevenmijlszone ooit vernomen hadden.
Populair
Was zo'n pink vol, dan voer men zo snel moge
lijk terug, omdat de vis anders bedorven was
voor de „thuishaven" bereikt was. In ieder ge
val was ze dan al niet meer geschikt om gezou
ten of gerookt te worden. De vangst moest dus
in eigen land blijven. Maar ook dan moest er
snel gevaren worden, zonder oponthoud bij de
vele tollen. Vissersschepen kregen dan ook over
al voorrang. Zelfs Dordrecht en dat wil wat
zeggen in de jaren dat deze stad een macht van
jewelste was legde geen moeilijkheden in de
weg, wanneer de vissers zo snel mogelijk Nijme
gen en Arnhem wilden bereiken, voordat de geur
van de lading ondraaglijk werd.
Zeker er was in die tijd wel vis, die heel lang
goed bleef: Oostzeeharing, van het schiereiland
Skanör. Daar had men de haring maar voor het
opscheppen. Dat scheppen viel overigens niet
steeds mee, omdat de haringscholen só dicht wa
ren dat de schepnetten soms niet in het water
geduwd konden worden.
Goede boterham
Tientallen ook Hollandse kakerijen bevon
den zich daar en de honderden kakers en pak-
sters verdienden er een goede belegde boterham.
De kakers grepen de vis, sneden met één haal
de ingewanden eruit, waarna de paksters ze in de
„kaak" legden. Eerst een laag zout, dan een
laag haring, dan weer een laag zout enzovoort.
Het zout drong diep in de opengesneden vis,
waardoor deze houdbaar bleef. De snelheid waar
mee de vis werd gekaakt en gezouten moet heel
erg hoog zijn geweest. Waarschijnlijk vooral, om
dat per „kaak" werd betaald.
Strenge straf
Om nog sneller geld te verdienen, legden de pak
sters wel eens een steen in een ton, die dan na
tuurlijk sneller vol was. Maar het risico was bui
tengewoon groot. Ontdekte een opzichter de frau
de, dan was er geen redding meer mogelijk voor
de schuldige. Nog vóór de zon was ondergegaan,
hing zij aan de galg. De goede (haring) naam
mocht in het buitenland niet worden geschaad.
De Hollandse vrachtvaarders vervoerden veel
Skanör-haring, vooral naar Brugge. Skanör was
dus een geduchte concurrent voor Scheveningse,
Katwijksc, Bergense of Maassluise vissers, die te
kleine schepen hadden hun pinkjes waren
meest maar een last groot om zelf op zee ha
ring te kaken.
Maar in enkele tientallen jaren kwam er een on
verwachte ommekeer. Door onopgehelderde oor
zaak waarschijnlijk veranderde de Golfstroom
vertoonde de haring zich niet meer in de Oost
zee, maar zwom de Noordzee op. De vissers daar
vingen steeds gemakkelijker en sneller haring,
maar zij konden ze nog steeds niet conserveren
of bederf voorkomen, en dat terwijl Vlaanderen
een steeds groter afzetgebied werd.
Biervliet
Ieder Nederlands schoolkind leert dat Willem
Beukelszoon uit Biervliet het moet Hugevliet
zijn het haringkaken uitvond. Dat is nogal
vreemd, want lang voordat deze Vlaamse stuur
man stierf (1397) kaakten ze al jaren op Skanör.
Wel vond men in Will ems tijd de oplossing om de
haring langer goed te houden. Eenvoudige oplos
sing: grotere schepen, waardoor men op zee kon
kaken. Het waren de haringbuizen, buikige sche
pen die twintig maal zoveel konden vervoeren als
de pinkjes. Deze buizen konden zout, tonnen en
een twintigtal opvarenden meenemen. Ieder be
manningslid bracht twee netten in en kreeg
hiervoor een deel van de winst.
Waarschijnlijk was Willem Beukelszoon een van
de eersten, die met een buis op haringvangst
ging, want het pekelen van de haring werd naar
hem genoemd: „Beukelen". De Zuidhollandse en
Wediji
Reeds in die tijd bestond er wedijver tussen Rot
terdam en Amsterdam. De Maasstad zat Amster
dam dwars met de haringpakkerij. Het stond ha-
De oudste haringkeuren
verordeningen dateren
van 11 september 1563. Op
die datum werd vastge
steld: Haringvissers mo
gen hun netten niet uit
werpen voor St. Jansdag
(24 juni). De haring die na
die tijd tot op St. Jacobs-
dag (25 juli) wordt gevan
gen, wordt door de vers
jagers uit de buizen over
genomen en verkocht of
verzonden om terstond ge
geten te worden. Na St.
Jacobsdag gevangen ha
ring wordt hier ter Stede
(Amsterdam) „nauwkeu-
righlijk" van 14 in 12 ton
nen verpakt en door keur
meesters gecirkeld. Haring
na St. Bartholomeusdag
(24 augustus) tot aan St.
Lambertusdag (17 septem
ber) gevangen wordt met
het Stadswapen gebrand
op de ton) en naar Keulen
en verder Duitsland inge
voerd. Haring na Kruisdag
(14 septemberwordt ge
brand met het Stadswapen
met de kroon erboven en is
in hoofdzaak bestemd voor
Rouen en andere Franse
steden. Haring te vroeg
gevangen (voor- of gras
haring) mag niet worden
verkocht.
Alle Zuiderzeeharing mag
alleen in Hollandse steden
en in West-Friesland ter
markt worden gebracht,
waar er meest bokking
van wordt gerookt. Dit
naar de keur van Filips
van Bourgondië van 1440.
De eerste haring of brand-
haring mag ook op zonda
gen verwerkt, ingepakt en
verzonden worden. Het
pakken mag niet in de
schuiten geschieden, maar
moet op de wal onder de
blote hemel worden ge
daan. De tonnen moeten
de vereiste grootte hebben
en als zodanig gekeurd en
gebrand zijn".
Zeeuwse vissers brachten de haring naar Den
Briel waar de centrale afslag van Holland was.
Vandaar ging de haring naar de afnemers, zelfs
tot in Zwitserland en Frankrijk. De Noordholland
se vissers deden meest Deventer aan, vanwaar
de haring naar WestfaJen vervoerd werden
naar de Oostzeelanden, waar nu geen haring
meer zwom.
In veel landen was de haring eeuwen lang de po
pulairste vis: een lekkernij voor rijk en arm. In
de Gouden Eeuw was de haringvisserij en -handel
zelfs één van de pijlers waarop onze economie
(en welvaart) rustte. Het hoogtepunt van de in
die tijd Grote Visserij genoemde „bedrijfstak"
viel in 1630, toen er niet minder dan 500 haring
buizen in de vaart waren, waarvan Rotterdam er
200 en Enkhuizen er 270 voor hun rekening na
men.
Strenge reglementen
De visserij en handel waren streng gereglemen
teerd door de provinciale overheden. De vissers
moesten zelfs een eed afleggen voor de penning
meester van het College van de Grote Visserij.
Dit college bestond uit twee kamers; één voor
Enkhuizen en omgeving één voor Delft, Maassluis
en de omtrek.
Het machtige ooilege was bevoegd plakkaten
(verordeningen) uit te vaardigen. Latere vissers
steden verzochten herhaaldelijk en met klem toe
lating tot dit college, maar al hun verzoeken wa
ren tevergeefs. De vissers waren door het plak
kaat vanl578 verplicht al hun gevangen haring
naar Holland te brengen. Dat gold ook voor de
kabeljauw (doggen vandaar Dogger&bank) die
niet lang houdbaar bleef.
ringpakken aan andere steden, die zelf geen ha
ring lieten vangen, alleen dan toe, wanneer dit in
loondienst gebeurde. Hierdoor kwamen de haring
pakkerijen in andere steden zonder werk te zitten.
Rotterdam wilde deze maatregel ook tot de
hoofdstad uitstrekken. Rotterdam voerde veel,
Amsterdam geen haring in. Het was voor Amster
dam onmogelijk zelf buizen uit te zenden, al deed
men wel pogingen. Amsterdam richtte zich voor
het haringpakken op Hoorn en Enkhuizen.
De Hoornse en Enkhuizense haring werd onder
streng toezicht van keurmeesters overgepakt. De
haringpakkers waren verplicht de haring uit de
zeetonnen te nemen, in zuivere pekel af te
spoelen en van „de ene bodem tot de andere,
in andere tonnen te verpakken. Zo vast en hoog
dat de bovenste bodem met de voet moet in
getreden worden". Onzuivere haring moesten zij
uitschieten. Naast hun voor die tijd hoge
loon mochten ze iedere werkdag twee haringen
mee naar huis nemen.
Haringpakkerstoren
Een toren in Amsterdam werd zelfs naar het
haringpakken vernoemd. De Heilige Kruis, of
Kruistoren kreeg in de loop der jaren de of
ficiële naam Haringpakkerstoren. De haring
vangst was bijzonder belangrijk voor onze eco
nomie. Zo belangrijk dat het rijk in 1549 ter
bescherming van de haringvissers tegen de
Haringpakkers en kuipers onder toeiii
van een keurmeester aan het werk.
een goed belegde boterham
procent van alle haring van de Oostzeelas
en de concurrentie lag overal op de loer
onze posities te ondermijnen. Er was niet i
der dan 6 tot 14 miljoen (de schattingen lo
uiteen) in de haringvisserij geïnvesteerd.
Rotterdam eiste en kreeg hetzelfde
op, als Amsterdam om ook op zee aan
afnemers vis te verkopen. Deze haring ging
Engeland en Frankrijk die ook onze gezoi
labberdaan (kabeljauw) afnamen.
Aardappel
Na 1630 nam het aantal haringbuizen langn
maar zeker af. De buitenlandse concurn
werd groter, ook de verandering in de et
woonten speelde een rol. De aardappel
drong het brood en vooral bij „de stick" i
voorheen menig harinkje gegeten. Vier, vijf
ringen per persoon per dag was een non
portie in vele gezinnen, terwijl in het
op voorstel van prins Maurits haring de
plaats bij de voeding van de soldaten üu
Geheel verdween de consumptie van de hi
niet. Ook bij aardappelen werd nog veel ht
gegeten al was dat belangrijk minder
Haringkaken ivas reeds eerder bekend
de Oostzee.
Willem Beukelszn. dus niet de uitvinde
Schotten, die vanaf 1544 regelmatig Hollandse
buizen kaapten, vijf oorlogsschepen uitrustte. De
overheid droeg hierin f 6000 bij, de reders moes
ten het resterende bedrag betalen.
Nog meer dwars
Rotterdam zat Amsterdam nog meer dwars. Met
de ventjagerij zat het de Amstelstad letterlijk
en figuurlijk in het vaarwater. Ventjagen was
de verkoop van vis op zee, waarbij Amsterdam
een eerste plaats innam. Deze verkoop was in
het algemeen verboden, omdat buitenlandse koop
lieden dan op zee haring konden kopen en naar
eigen land vervoeren om ze daar als Holland
se haring te verkopen.
Het College van de Grote Visserij verzette zich
daartegen omdat het geen garantie had dat de
buitenlanders de haring goed zouden behande
len. Dit zou de export kunnen schaden.
Wü leverden bij voorbeeld niet minder dan 90
by het brood omdat er weinig anders
Groente beschouwden de meesten nog als
zaak. „Een minder soort voedsel, dat aten
mensen voor de zondvloed ghelikerwijs dat
beesten nu gras eten", zei men in de Goa
Eeuw. Vis en vooral haring bleef popii
geen plezierreisje per schuit of wagen ol
was „vis aan boord".
Eeuwen later
En ook nu drie vier eeuwen later heeft
haring zich nog steeds gehandhaafd in ons 1
waar de liefhebbers ieder jaar opnieuw i
ongeduld uitkijken naar de Hollandse Niei
De Hollandse Nieuwe waarvoor de vis verkol
eeuwen geleden een rode vaan moesten I» E
wapperen, wanneer zij deze haring verkocht
Missschien dat de vlaggetjes aan de harinjl
ren er nog een overblijfsel van zijn
De Heilige Kruistoren bij
de Haarlemmersluis in Am
sterdam werd naar het ha-
ringpakken vernoemd en
heette later officieel Haring
pakkerstoren.
Haahjsai'akkerj> Tooiuo-
Curiositeiten-museum in Wuppertal
Wuppertal, de industriestad in het West-
duitse Ruhrgebied, heeft een curieus museum.
Het is het „vuilnismuseum"Sedert vijf jaar
brengen de mannen van de stedelijke reini
gingsdienst alles bijeen, wat zij voor vernie
tiging willen redden. Een van de vroegere
bedrijfsleiders gaf het verzamelde een plaats
op de zolde van een oud pakhuis. Voordat
snuisterijen, gipsbustes, drinkbekers, ver-