IN DE GOUDEN EEUW SPRAK MEN AU OVER KINDERBIJSUAG Dikwijls sloop de dood met de geboorte de kraamkamer binnen SNOEP EN DRINK- FESTIJN „Elk kind brengt duizend gulden mee". Deze uitspraak is tekenend voor de Gouden Eeuw. In die eeuw van geldverdienen wa ren kinderen het allergrootste bezit. Een bezit waarop reeds tijdens de bruiloft open lijk werd gezinspeeld en waarnaar onbeschaamd werd gevraagd, wanneer de witte broodsweken maar nauwelijks geëindigd waren. Bleef zwangerschap uitdan was de echtgenoot vaak het mikpunt van spot, zodat het vanzelfsprekend was, dat een aanstaande vader iedereen zo snel mogelijk op de hoogte stelde van de op handen zijnde blijde gebeurtenis. Hij bood zijn vrienden en bekenden een maaltijd aan en dronk zelf daarbij „hansje-ïn-de-kelder"Een beker waarin door de druk van de wijn een luikje werd geopend, waaruit een kindje naar boven kwam. Blik in de kraamka mer van een welgestel de middenstands/ami- Het aantal geboorten was in de Gouden Eeuw en ook later, in de 18e eeuw bijzonder groot. Gezinnen van 12 tot 14 kinderen waren geen oitzondering. Maar gelijk met de geboorte sloop de dood de kraamkamer binnen. De sterfte on der kraamvrouwen maar nog meer onder de kinderen was afgrijselijk hoog. Hoe hoog bleek wel tegen het einde van de Republiek uit het voorstel, dat gezinnen met meer dan negen kinderen een premie moesten hebben een soort kinderbijslag dus en vrijgesteld er vaak niet toekomen de dokter erbij te ha len. Dan verlosten zij zo maar „op de tast" en soms met stijf toegeknepen ogen. Vrouwen die acht, negen kinderen baarden, van wie er slechts één in leven bleef, vormden in die tijd geen zeldzaamheid. Veel mannen ver loren twee, drie of vier echtgenotes in het kraambed. Geen wonder dat zij een vrouw die in blijde verwachting was, met de grootste zorg omringden. Voor maar ook na de bevalling. Allereerst werd de luiermand gereed gemaakt. Daarna volgde de inrichting van de kraamka mer en het zoeken van een goede baker en moesten worden van belasting. Dit omdat de bevolking niet meer toenam als gevolg van eer sterk afnemend kindertal. N( Primitief De sterfte van kraamvrouwen werd teweeg ge bracht door de primitieve verloskunde van die dagen en de onhygiënische omstandigheden waar onder de geboorte plaats vond. Volslagen niets- wetende vroedvrouwen die haar „wijsheid" uit boekjes „Roosegaert der bevruchte vrou wen" of „Het kleine vroetwyfsboek" (1685) ge haald hadden, leidden de meeste bevallingen. Dit valse schaamte konden die vroedvrouwen een vroedvrouw Vroedvrouwen, hoe slecht zij haar werk vaak ook deden, werden met alle égards behandeld. De aanstelling van een „vroedemoe- der" had veel voeten in de aarde. Overheids zaak in feite. Staatslieden als Van Beveren en De Witt hebben verre reizen gemaakt om met een vroed vrouw een overeenkomst te sluiten, nadat zij zich eerst bij hun keus hadden laten adviseren door deskundigen. Was de vroedvrouw benoemd, dan kreeg ze een huis op staatskosten, met een schild boven haar deur waarop een kruis met een zuigeling geschilderd was. Daarna moest ze op het stadhuis een eed afleggen en verkla ren dat ze praktiserend gereformeerd was. Zij had verschillende voorrechten. Zo waren vroed vrouwen vrijgesteld van thee-, koffie- en bierbe lasting en kregen ze op oudere leeftijd gratis een huisje op een van de vele hofjes. Arme vSÊ Jt i Jj% i - .r,.--' V>. "J. f. lieden konden uiteraard zo'n echte vroedvrouw niet betalen en moesten zich met een „vroed- moer" tevreden stellen. Maar voor de welgestel- den was zo'n officiële vroedvrouw alleen nog niet goed genoeg. Zij stelden ook nog een ba ker, een kraamwaakster en een voedster of min aan, voor het geval de moeder haar kind niet zelf kon voeden. Krnamsloel Anders leefde men volgens de woorden van Ja cob Cats:> „Een die haer kinders baert is moeder voor een deel" ..maar die haer kinders sooght Is moeder in 't geheel". De kraamvertrekken waren meest donker en benauwd. In het midden stond een kraamstoel en een kraamschut, een scherm om de tocht tegen te houden. Zo'n kraamstoel werd onmisbaar geacht. Het was een soort ligstoel waarin de kraamvrouw dagenlang rechtop zat, met een stevige steun in de rug. De bevalling gebeurde vaak in zo'n stoel of in de schoot van een vrouw, die schootsters heetten. In de directe nabijheid stond de (schommel) wieg, bij de beter gesitueerden ook het kraamsilver, de kandeelkom met de kandeelstok. Bij de bevalling waren behalve de vroedvrouw, alle naaste vrouwelijke familieleden aanwezig. Niet alleen in Nederland trouwens. Koningin Ma rie Antoinette bracht haar kinderen ter wereld in een zaal barstensvol hofdames- en heren, die belangstellend toekeken. waarvan de jeugd in de buurt meeprofiteerde. De huidige beschuit-met-muisjes is er nog een overblijfsel van. Veertien dagen later was er een wel besproeid kr aam-maal, ook wanneer het kind inmiddels was overleden. Voor de vriendin nen was er het „kandeelmaal" waartoe zij door de baker werden uitgenodigd, het „vanden", een woord afkomstig uit de Middeleeuwen (vanden. n na zijn doop van de Hoogmogende Heren een gouden doos ter waarde van f 1259, waarin een jaar-„pensioen" van f8000 en H. H. van Holland deden er een jaarlijkse rente van f 5000 bij. Min Doop Dan de doop: een ongedoopt kind kon niet zalig worden. Die doop moest zelfs snel gebeuren als het kind dreigde te sterven. De vroedvrouw kon de handeling verrichten, maar meestal wilde men een dominee. Wanneer die niet snel genoeg kwam, haalde men een priester. Want zo nauw nam men het nu ook weer niet. Was het kind gezond, dan mocht de doop alleen in de kerk gebeuren, in de regel op zondagmiddag. De ouders waren vrij in de naamgeving. Alleen maakte de kerk bezwaar tegen namen als God, Christus of die van engelen. Maar de naam „Engel" zelf was toegestaan. De zoon van Mi- chiel de Ruyter bijvoorbeeld ging als „Engel" door het leven. Erg geliefd waren dierennamen als Duifje, Zwaantje, Vogeltje voor meisjes. Na afloop was er uiteraard weer een maaltijd, waarbij het kind aan alle aanwezigen werd getoond. Dan gaven de peters en meters en vrienden hun „pille (doop) gaven". Zilveren en gouden rammelaars, bellen, dooppenningen aan kleurige linten of kettingen. Hoe rijker de gas ten, hoe duurder de pillegiften. Zo kreeg Willem In de 16de en 17de eeuw voedden de moeders haar zuigelingen zelf. Pas in het uiterste geval, wanneer de moeder zelf geen voeding had trad een min in haar plaats, babyvoeding kende men nog niet. Wilde het kind niet drinken of kon Door Han Wielick het de moedervoeding niet verdragen, dan moes* ten er Ijlings „zulgsters" komen, die 4 tot 6 stui vers per keer voor een „onberedderde" borst rekenden. Een eeuw later werd het steeds meer mode by de rijken, dat minnen de pasgeborenen voedden, al is dit gebruik nooit zo wijdverbreid geweest als in Frankrijk. Hier herinnerde menig moeder zich het gedicht uit haar jeugd van Vader Cats, of de woorden van zijn tijdgenoot Jan Vos, die in een punt dicht zei: „Geen dier soo wreedt of 't zoekt sijn jongen self te soghen" De kraamklopper behoedde het huis voor inkwartiering van soldaten, terwijl men daar een maand lang geen rekeningen mocht aan bieden of beslag mocht laten leggen. Gesuikerde nijn Weekein«ifr!jlage Leidsch Dagblad 10 FEBRUARI 1968 Onmiddellijk na de geboorte legde men het kind in de armen van de vader. Deze zette dan een satijnen kraamherenmuts op het hoofd, roerde met de kaneelstok in de gesuikerde wijn, schonk een groot glas vol, gaf zijn echt genote de eerste slok, nam zelf de tweede en bood dan het gezelschap rond het bed. de rest aan. Minder goed bedeelden schonken brande wijn met rozijnen, terwijl de allerarmsten zich met gesuikerde jenever «soete soopie) behielpen. Vervolgens werd op de voordeur de kraamklop per bevestigd. Een vierkant (ebbe)-houten plankje, waarover rode zijde was gespannen, met eroverheen een waaier van kant. In het midden een vierkant van kostbare kant, dat wanneer de baby een meisje was voor de helft met papier was bedekt. Kant en zijde voor zo'n klopper kreeg de bruid reeds bij de ondertrouw van haar toekomstige echtgenoot. Minder wel- gestelden hingen een linnenstrook aan de deur. Op het platteland spijkerde men een bosje palm aan de deur. Was het kind doodgeboren of de moeder in het kraambed overleden, dan was het vierkant gestoffeerd met zwart linnen. Zo'n klopper had duidelijk nut: een huis was daardoor vrij van inkwartiering van soldaten. Ook mocht men een maand lang geen rekenin gen aanbieden of beslag laten leggen. Na het kandeel-drinken begon een waar- snoepfestyn,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 15