olen dankb aar voor unieke ulp uit Nederland Eenvoudige Limburgse mijnwerkers samelen Medicijnen in voor oolse zieken Verguisd beroep in Rusland Z.: ini Perczak 64 jaar oud en zijn 3 jaar oudere vriend are (el Sadowski houden vanuit Hoensbroek al bijna tien !n brug van hulpvaardigheid in stand. Een brug tussen •g en Polen, van waaruit Antoni en Michael in 1928 naar iburgse mijnstreek emigreerden. Beiden hebben er een irkersloopbaan van meer dan dértig jaar opzitten. Zij gepensioneerd, maar werken zeker tien uur per dag hobby: het inzamelen van medicijnen voor zieke land genoten in Polen. Medicijnen die daar niet te krijgen zijn of onbetaalbaar zijn. Medicijnen die toch nodig zijn om het leven van een moeder, vader of kind te redden. Honderden brieven vol dankbaarheid over de hulp uit Nederland en de persoon lijke vriendschap van de Poolse kardinaal Stephan Wyszynsky hebben de bejaarden Hoenbroekse Polen aan hun merkwaar dige hobby overgehouden. f '5;j Ger 00; I IVO-J kopSi en Michael zijn de motoren van de in oo-gerichte stichting „Hulpverlening aan zie- ikti polen". Daarvoor deden ze het werk al ir of vtff zonder de officiële inschrijving 2 japentrale stichtingsregister van het minis- lstljin Justitie. Onopvallend maar stug wer- aan hun actie, daarbij gesteund door bó#e kring weldoeners waaronder pharma- oiale fabrieken in geheel West-Europa. De 2: jaar medicamenten uit Polen blijft even- mogelijkheden van de twee mijnwerkers {ijk als goud y helling van een oude mijnsteenberg, rzyde van Hoensbroek, vormen een paar I bijna mensonwaardige noodwoninkjes de wijk „Steenberg". In een van die scha- 'huizingen woont Antoni Perczak. Zijn ler is tevens kantoor en magazijn van iting. Jarenlang kon hij daar geen tele- iluiting krijgen en moest hij voor iedder ;esprek naar de kruidenier in de buurt, linistratie is gaaf en de verantwoording 4 it op de cent. De beide Polen zijn zo goud. Daaraan wil niemand meer In tien jaar tijd zetten ze giften tot Jrag van meer dan 120.000 gulden om in medicamenten naar Polen. Ongeveer ezinnen in Polen hebben al een beroep De Limburgse hulp aan Polen kwam voor het eerst op gang door de noodkreet van kardinaal Wyszynsky aan alle Polen in het buitenland om hulp voor uit Russische krijgsgevangenschap te ruggekeerde soldaten. Dat was in 1957. In de kortste keren vonden honderden pakketten vanuit Hoensbroek een weg door het ijzeren gordijn naar Polen. Antoni Perczak had in Limburg zijn schouders onder die hulpverlening gezet. Twee jaar later reis de hij zelf naar Polen om er toen zijn 89-jarige moeder op te zoeken. Vooral na dat bezoek zette zich het idee voor een blijvende hulpverlening aan de mensen in nood in zijn vaderland in het hoofd van Antoni Perczak. Nu zegt hij in zijn woning aan het School plein aan de Steenbergwijk van Hoensbroek: „Een sneeuwbal is een lawine geworden. Ik geloof dat iedereen in Polen ons adres ergens genoteerd heeft staan. We hebben wel eens in brieven uit Polen gelezen, dat alle schoolkin deren in Polen blindelings Hoensbroek op de kaart van Europa kunnen aanwijzen. Een van de allereerste zendingen van de stich ting hulpverlening aan zieke Poleh ging naar het huisje van de familie Mroz in de bekende Poolse bedevaartplaats Czestochowa, waar de toen twee-jarige Marysia tengevolge van ernsige ze nuwbeschadigingen bij haar geboorte verlamd en volkomen doof in haar bedje lag. Professor dr. T. Giza had vader en moeder laten weten derlands staatsburger geworden. Maar hij speel de niettemin tot voor kort een grote rol in de Poolse volksvereniging „P.S.L.". Die organisatie van gevluchte politieke gevan genen, na de tweede wereldoorlog achtergebleven Poolse militairen en mijnwerkers-emigranten telt in Nederland aoht afdelingen. De vroeger wel sterk politiek getinte P.S.L. houdt het tegen woordig alleen nog maar op de viering van specifieke Poolse feestdagen om de banden en de vriendschap onderling wat aan te halen. Na tuurlijk staat de hele P.S.L. als een man ach ter de stichting .Hulpverlening aan zieke Po len" in Hoensbroek. Spannende dagen zijn het vooral voor de he ren Perczak en Sadowski en al hun Poolse vrien den als de stichting in het geweer is geroepen om een mensenleven te redden. Hoensbroek bij ieder Pools schoolkind bekend Dat was o.a. het geval met de 7.jarige Zbigniew Gregorkiewicz uit Danskt die aan leukemie ten onder dreigde te gaan. Zijn va der smeekte gesteund door pastoor Mase- ivicz en dokter Lucjna Woronowicz de dat het kind alleen te genezen was als er uit het buitenland kostbare geneesmiddelen zouden kunnen worden verkregen. Nu helpt de inmiddels elfjarige Marysia haar moeder al flink bij het werk. Alleen het praten gaat haar nog wat moeilijk af. Ontroerend zijn de brieven van vader Czeslaw Mroz en zijn vrouw Kazimiera waarin ze de vorderingen van het herstel van hun enig dochtertje beetje voor beetje lieten weten. Driemaal stuurden de dap pere mijnwerkers in Hoensbroek de door de specialist dr. Giza gevraagde geneesmiddelen, Dat was voor respectievelijk f 980, f 440, en f 140. „Dat is een van de eerste en mooiste successen geweest", glunderen Antoni en Michael Nederlands staatsburger De Polen in Limburg zijn him vaderland al lerminst vergeten. Antoni Perozak te setf Ne- 'i ÉSr H ClJGÉfeliSli Voorzitter van „Hulpverlening aan zieke Polen": A. Perczak. Hoensbroekse stichting om purinethol en me- thorexate, de enige geneesmiddelen, die voor zijn jongen nog hoop op redding zouden kun nen brengen. Precies vijf maanden na de eerste brief naar Hoensbroek juichte men aan beide zijden over het resultaat. De kleine Zbigniew was beter geworden. Bog zaplac Een mensenleven is voor geen miljoenen gul dens te koop, maar vaak wel met enige hon derden guldens te redden. Dat is de belang rijkst* ervaring uit de geschiedenis van d* op de beide ex-houwers van de Hoens- steenkolenmijn „Emma", zijn maar doodgewone mensen. We heb- in het begin wel druk gemaakt om schrijf- en rekenwerk. Het is nu onze geworden. Anderen gaan veel vissen of len als ze gepensioneerd zijn. Michael i en ik spannen ons voor dit werk in. Olfvoor de mensen in Polen, maar we heb- u' zelf ook plezier in. Loonzakjes kent onze niet", legt Antoni Perczak na veer- in Limburg nog steeds moeilijk Neder- •rekend uit. Lgrootste deel van de kantoorbenodigdheden lartenbakken, kasten en registers, hebben in elkaar geprutst. Een zoveelstehands lachine en een brievenweger hebben ze >n beurs aangeschaft. De weger was no- 'dat zendingen naar Polen om die vrij ivoerrechten te houden aan een maxi- Bewioht gebonden zijn, riff stichting van Perczak en Sadowski. Dat bleek ook toen de heer Bartosic uit O&trowiec al lang lijdend aan een paar zeer ernstige ongeneeslijke kwalen met de hulp van de stichting in Hoens broek weer op de been werd geholpen. Hij schreef later zelf naar Michael Sadowski: „Uw hulp is nog net op tijd gekomen. Wat een vreug de, ook voor ons d<jchterje van vier. Haar papa kan weer aan het werk en spoedig zal er geld zijn voor haar eerste nieuwe schoentjes". Zo kunnen de heren Perczak en Sadowski nog wel een paar honderd brieven uit hun talrijke dossiers opdiepen. Brieven die steeds weer eindigen met de moei lijk in het Nederlands te vertalen dankbetuiging „Bog zaplac". Het betekent zoiets van „God lone het u". De Polen gebruiken die wens uit- Twee weldoeners: M. Sadowski (links) en A. Perczak (rechts). sluitend als er diep in hun hart grote dankbaar heid opwelt. De duvelstoejagers van de stichting ,Hulp voor zieke Polen", de eenvoudige ex-mijnwerkers Perc zak en Sadowski schuiven die dankbaarheid een maal per jaar in een keurig verslag van hun doen en laten graag door naar de 1300 men sen en instellingen die hen bij hun „hobby" helpen. Dank zij die hobby staat Nederland na de Ver enigde Staten van Amerika tweede op de rang lijst van landen die de Polen een hand in de rug houden. INKOPEN doen op een gewone middag in Moskouse winkels en warenhuizen is verre van gezellig. Integendeel, het betekent dat men moet beschikken over sterke voeten, engelengeduld en ener gieke ellebogen. Want op dat tijdstip ver dringt zich een rumoerige dicht op el- kaarstaande mensenmassa rond de meeste toonbanken, waarachter vaak slechts twee of drie verkoopsters deze storm dan in goede banen moeten leiden. Dergelijke scènes, evenals het beeld van lange rijen wachtende mensen voor winkels, kiosken e.d. dat bij Moskou hoort als het Kremlin, zijn slechts voor een deel te verklaren door de gebrekkige aanvoer voor de zevenmiljoen inwoners tellende metropool en het als gevolg daarvan stootsgewij ze optredende aanbod van allerlei artikelen. Het is niet in de laatste plaats een gevolg van een ge brek aan verkooppersoneel. Groot tekort Op een bevolking van 230 miljoen zielen zijn in de Sowjet-Unie slechts 4.5 miljoen mensen op een of andere manier in de handel werkzaam. Het ziet ernaar uit, dat dit nu al onaangename tekort in dit beroep de komende jaren nog aanzienlijk groter zal worden. Op het laatste partijcongres is namelijk besloten om aan de behoefte naar klei nere winkels tegemoet te komen, tot 1971 65.000 nieuwe zaken te openen, wat betekent dat er zo'n 300.000 tot 400.000 nieuwe arbeidsplaatsen zullen bijkomen. Op de jongeren kan men in dit geval niet te veel hopen. Weliswaar bestaat een derde van al het winkelpersoneel uit jonge mensen, maar het beroep staat bij de Russische jeugd zonder twijfel in een zeer slecht licht. Uit de uitslag van een on derzoek bij eindexamenkandidaten van een school in Nowosibirsk bleek zelfs dat van de 70 beroe pen, die de ondervraagden konden noemen dat van ingenieur op de eerste en dat van arts op de tweede plaats voorkwam. Maar de verkoper werd pas op de laatste plaats genoemd. Typerend voor de verhouding van de jonge generatie tot een be roep waarop verleden en heden een stempel heb ben gezet, is ook de houding van een jonge ver koopster, die toen een kennis van haar toevallig de winkel binnenkwam, zich onder de toonbank verstopte. Dat het beroep van verkoper in het bewustzijn van de Russen ondanks de communistische machtsovername, die ook een einde maakte aan de uitbuitingsgedachte, toch nog achter dat van de kelner, die eveneens weinig sympathie geniet, komt, heeft zyn bijzóndere reden. Werd de handel, zoals die vroeger was als een kapitalistische be zigheid bij uitstek gezien, in het jongste verleden kwam daar ook de gedachte aan oneerlijkheid bij. Op weinig andere plaatsen is, zoals hier waar men toegang heeft tot voor de normale verbrui ker vrijwel onbereikbare artikelen, de verzoe king natuurlijk groot. Lage verdiensten De niet erg hoge waardering van het beroep van verkoper in de Russische handel weerspie gelt zich ook in de lage verdiensten vergeleken met beroepen van gelijke rang. In 1964 lag het maandelijkse doorsnee-inkomen in de industrie op 98.7 roebel en in de handel slechts op 65.7 roebel. Terwijl journalistieke pleidooien en bemoeiingen van de regering de laatste twee jaren hierop de aandacht hebben gevestigd, probeert men nu het beroep van verkoper weer acceptabel te maken. Of dat gelukt zal niet in de laatste plaats afhan gen van het feit hoever men ook in deze sector van het bedrijfsleven moderniseert en mechani seert. 13 januari 1968

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 7