„Gunstige sterk even geflatteerd beeld Daling niet reëel Rennies Leids verkeer in 1967: minder ongevallen geregistreerd maar veel doden en gewonden Verschijnsel doet zicli landelijk voor Gelijk verdeeld Geldkist geleegd VERKEERSELLENDE OVER 22 JAREN ANKERHORLOGE DINSDAG 2 JANUARI LEIDSCH DAGBLAD Jaarsj as si 15 n (Van een onzer redacteuren) is Onze verwachting van precies een tem jaar geleden is bewaarheid: het aan tal ongevallen, dat in het Leidse ver- f J keer in 1967 werd geregistreerd (2807) toonde een scherpe daling '4*" ten opzichte van het voorgaande jaar 1966, toen het een recordhoogte van 4095 bereikte. Dat is een daling van 31,5 procent. Vrijwel alle na- tot' 00rI°g9e jaren gaven een stijging van het aantal ongevallen te zien en de maximale daling bedroeg tot dusver 3,9 procent. Deze daling van het afgelopen jaar is echter niet reëel. Zij is een gevol van het feit, dat tegen het begin van het jaar werd bekend gemaakt dat de politie in geval van kleinere onge' lukken niet steeds proces verbaal zou opmaken, hetgeen er toe heeft geleid dat vele kleinere ongevallen niet werden gemeld. 4500 ■- 35 1-20 I- IS O N CO O O «T ^7* >T ;T U-> CO LO O N CO O O N (O «T IT) vfl.r- ldlou") LD Ln in LD o (PB.) Dit blijkt reeds uit het feit, dat de aantallen gewonden (676) en doden (13) over 1967 bijzonder hoog waren. Het eerste aantal werd slechts vorig jaar overtroffen met 710 en het was voordien alleen in 1965 boven de 600 geweest. Het dodenaantal van 1967 is een record: één meer dan het top jaar 1953. Het verschijnsel van de daling van het aantal geregistreerde ongevallen doet zich niet alleen in Leiden maar ook landelijk voor. Dat was althans in het eerste halfjaar van 1967 het geval; het aantal bedroeg landelijk 105.940 tegen 141.881 over het eerste halfjaar 1966. Ongetwijfeld is ook dit een gevolg van het niet melden van kleinere ongevallen, want een zo scher pe daling was nog in geen enkel voorgaand na-oorlogs jaar genoteerd. Totaalcijfers over het tweede halfjaar van 1967 zijn nog niet beschikbaar. Enkele jaren geleden werd een aantal van meer dan 300 ongeval len in het Leidse verkeer gedurende één maand voor het eerst geregi streerd, in 1966 werd dit aantal in slechts één maand niet bereikt en alle andere maanden ver overschre- Zo scherp is de daling van de ge registreerde ongevallen in 1967 ge weest, dat in dit jaar geen enkele maand dit aantal van 300 gehaald heeft en dat er zelfs een maand was met nog geen 200 ongevallen, name lijk februari, hetgeen in een lange reeks van jaren niet is voorgeko men. Een verschijnsel in vroegere jaren was altijd, dat het tweede halfjaar royaal meer dan de helft van het jaartotaal voor zijn rekening nam. Men vermoedde dat dit verband hield met de vakantiedrukte, de vaak moeilijke herfst en de zeer drukke decembermaand. In 1966 trad dit verschijnsel plotseling niet meer op. Dat kon toen toeval zijn, maar merkwaardig is dat dit toeval nu is geprolongeerd, want het aantal on gevallen in de eerste helft van het jaar bedroeg 1410 en in het tweede halfjaar 1379, terwijl in het eerste halfjaar 338 gewonden vielen en in het tweede eveneens 338. Wel was het aantal doden in het tweede half jaar met 8 hoger dan de voorgaan de twee kwartalen samen, toen het 5 bedroeg. Zoals men niet met zekerheid kon zeggen waarom het verschijnsel van het relatief „veilige" eerste halfjaar zich indertijd voordeed, net zo min kan men thans aan de hand van twee achtereenvolgende jaren waar in het verschijnsel ontbreekt, daar uit conclusies gaan trekken die enige houvast bieden. Hachelijk Conclusies trekken uit cijfers op het gebied van de verkeersveiligheid is trouwens altijd een hachelijke zaak. Wij willen daarvan een voor beeld geven, omdat het te maken heeft met andere aspecten van de jongste Leidse jaarcijfers. Uit een van de bijgaande staatjes blijkt, dat het percentage van de Leidse verkeersongevallen waarbij gewonden en doden te betreuren wa ren, in de naoorlogse jaren nogal aan variatie onderhevig is geweest. Het stleeg gefletidelijk naar ruim dertig (een top van 32,0 in 1954) om daar na significant te dalen tot 12,9 pro cent in 1964. De verklaring van dit verschijnsel dat samenging met een voortdurende stijging van het totaal aantal ongevallen, lag voor de hand: de ongevallen werden gemiddeld minder ernstig doordat bij de toe neming van het aantal voertuigen het verkeer zo vast begon te lopen en zo traag tempo moest hand haven, dat botsingen wat minder hard aankwamen. In 1965 echter steeg het gewonden- en-doden-percentage plotseling weer van 12,9 tot 17,8 en het bleef in 1966 met 17,6 ongeveer op datzelfde peil. Was dan toch de voorgaande conclusie over de oorzaak van de da ling (die zich ook voordeed in de ah solute getallen) fout? De cijfers ovei 1967 doen dit inderdaad vermoeden. Hoog percentage Het percentage ongelukken met do den en gewonden bedroeg in 1967 na melijk 25,5, dus weer een sterke stijging tot een niveau dat blijkens het reeds eerder genoemde statis- tiekje overeenkomt met dat van de latere jaren vijftig. Op zichzelf is dat verklaarbaar in verband met het andere reeds ge noemde verschijnsel dat lichtere on gevallen thans minder worden gere gistreerd. Valt een deel van de blik schade-gevallen af, dan wordt het percentage van de ernstiger ongeval len uiteraard groter, want van de on gevallen met gewonden en doden wordt integraal proces verbaal opge maakt. Maar er is een verontrustender as pect aan de cijfers: in de jaren dat het gewonden-percentage daalde, was er ook sprake van een daling ln de absolute cijfers omtrent gewonden en doden. Het daalde van 561 ln 1959 tot 454 in 1964. En ook deze absolute cijfers stegen nadien weer: tot 637 in 1965 en niet minder dan 720 in 1966. Het afgelopen jaar was dit aantal 689 dus meer dan het vóór 1966 ooit was geweest. U ziet het. conclusies trekken is een gevaarlijke bezigheid, en de stel ling dat het verkeer minder gewon den en doden zou gaan eisen omdat het verstoppingsverschijnselen gaat vertonen kan echt niet meer zonder vraagtekens geponeerd worden. Dr. Oppenheimer moet rust houden Dr. K. E. H. Oppenheimer, van wege de Ned. Herv. Kerk universi teitspredikant in Leiden, is opgeno- in het Diaconessenhuis en zal enige weken volslagen rust moeten houden. Zijn universitaire werkzaam heden zijn hierdoor enige tijd onder broken. Dertien doden Een van de meest opvallende as- peoten van de ongevallencijfers over 1967 is het record-aantal dodelijke verkeersslachtoffers. Slechts in drie naoorlogse jaren moest dit in Leiden tot en met 1966 met twee cijfers ge schreven worden: 12 in 1953 en 10 in 1956 en in 1966. In 1967 werden het er 13, waarmee het laatste slachtoffer, dat 29 december genoteerd moest worden, de twijfelachtige eer tebeurt viel de 150ste verkeersdode in Leiden gedurende de naoorlogse jaren te zijn geworden. In de loop van het jaar liet het zich al aanzien, dat het dodencijfer abnormaal hoog zou worden. Vandaar dat wij bij dë laatste berichten over dodelijke ongevallen telkens vermeld den, hoe hoog het totaal gestegen was. Die cijfers welke wij daarbij vermeldden kloppen echter niet met de cijfers die wij U thans voorzetten. Nu en dan komt het namelijk voor, dat een dodelijk ongeval aan verkeer geweten wordt terwijl later een ande re oorzaak juist blijkt te zijn. Dit komt dan meestal noch de krant noch de politie die de registratie van on gevallen bijhoudt, direct of ooit ter Zo hebben wij op 14 januari j.l. een dodelijk ongeval gemeld van een wielrijder op de Hoge Rijndijk. Wij calculeerden dit slachtoffer in de be rekeningen in, maar slechts onlangs is de politie gebleken, dat later me disch onderzoek hartverlamming als doodsoorzaak had aangetoond en dat het daarna plaatsvindende ongeval te wijten was aan de natuurlijke dood. Van een verkeersslachtoffer kon men in dit geval derhalve niet spreken. Alle buiten binnenstad De dodelijke slachtoffers vielen op 5 januari (Haagweg), 17 januari (Le vendaal), 17 februari Wittesingel 8 maart (Voorschoterweg), 21 juni (Kanaalweg), 3 juli (Morsweg), juli (Willem de Zwijgerlaan)21 a gustus (Lammenschansweg), 23 s gustus (Haagweg), 7 september (Wil lem de Zwijgerlaan), 31 oktober (Ho ge Rijhdijk), 8 december (Haagweg) en 29 december (Leliestraat) Het aantal doden in het verkeer is nauwelijk een maatstaf voor de verkeersonveiligheid. Het verschil tussen een verwonding en een dode lijke verwonding wordt tezeer door toevallige omstandigheden beïnvloed, dam dat men het dodencijfer als ge geven voor de onveiligheid zou mo gen hanteren. De combintatie van doden en gewonden kan wel als in dicatie dienen, zoals wij dat ook in verschillende van onze beschouwin gen en statistiekjes doen. Niettemin moet over de dodelijke ongevallen in Leiden in het jaar 1967 iets merkwaardigs gecon stateerd worden, een feit dat min of meer wijst in de richting van de overigens twijfelachtig wordende stelling dat verkeersverstopping de ernst van ongevallen drukt. Alle dodelijke ongevallen in 1967 vonden plaats buiten de „city" van Leiden wanneer men daaronder ver staat het oude nauwe en verkeers technisch hopeloze gebied binnen de singels. Strekt men de binnenstad met weglating van de grote en rui mere invalswegen iets verder uit, dan zou men kunnen zeggen dat de drie ongevallen op de Wittesingel, de Morsweg en de Leliestraat in het city-gebied vielen. Maar ook dan nog vonden de tien andere dodelijke Ongevallen plaats op de grote en ruimere, tot grotere snelheden en vlotter verkeer aanlei ding gevende invalswegen en rond wegen die de laatste jaren voor snel ler verkeer aangelegd zijn: Haagweg, Levendaal, Voorschoterweg, Ka naalweg, Hoge Rijndijk, Willem de Zwijgerlaan en Lammenschansweg. Vlotheid contra veiligheid Dit is een aanwijzing, dat verbe tering van de verkeersvlotheid die uit economische motieven dringend noodzakelijk is waarschijnlijk een na delige invloed heeft op de ernst van de verkeersongelukken en dat inder daad (ondanks de merkwaardige ge- wondencijfers van de laatste jaren) verstopping in het verkeer de ge volgen van verkeersongelukken be perkt. Het lijkt er dus op dat ver wezenlijking van wat economisch noodzakelijk is betaald zal moeten worden met levens en levensgeluk, wanneer tenminste de middelen niet toereikend zijn om vlotheid van het verkeer te combineren met zeer kost bare veiligheidsmaatregelen zoals wegkruisingen op verschillende ni- 's, voetgangers- en wielrijders tunnels en andere voorzieningen. Wij zijn er niet zo erg van overtuigd dat die middelen er zijn, nog minder of zij beschikbaar gesteld zullen wor den. Men hoeft derhalve waarschijn lijk weinig hoop te hebben op een grotere verkeersveiligheid, wan neer eenmaal eindelijk eens wat schot komt in de uitvoering van het tien jaar oude wegenschema van I Leiden en de verwezenlijking van op zichzelf lofwaardige initiatieven, die in de binnenkort te publiceren verkeersnota aan de Leidse raad te lezen zullen zijn. Opmerkelijk hoog was in 1967 het aantal gewonden en doden in de drie vakantiemaanden juni, juli en augus tus, namelijk tezamen 206 waarbij vijf doden. Vermoedelijk is dit te wijten geweest aan het veel inten sievere verkeer in die periode, waar aan veel toeristen uit binnen, en buitenland deelnemen die niet met de plaatselijke situaties op de hoog te waren. Dat wil geenszins zeggen dat zijzelf ongelukken direct veroor zaakten, maar zij vormen ongetwij feld een exra onrustgevend element op de weg, dat net de druppel kan zijn die de emmer doet overlopen. Vergelijking De Leidse cijfers geven ons, na een enkele algemene opmerking in de inleiding bot deze beschouwing, aanleiding om toch nog even dieper in te gaan op de relatie tot de landelijke cijfers. Helaas is dit voor 1967 slechts mogelijk met betrekking tot het eerste halfjaar omdat de lan delijke gegevens over het tweede half jaar nog niet beschikbaar zijn. Bij onze vergelijking tussen Lei den en het gehele land gaan wij uit van het gegeven, dat Leiden on geveer acht promille van de lande lijke bevolking herbergt en „dus" „recht" zou hebben op een derge lijk percentage ongevallen, gewonden en doden van de landelijke totalen. Dat is natuurlijk niet helemaal juist, In de eerste plaats is Leiden evenals de meeste grotere gemeenten in Randstad Holland een uitgesproken stadsgebied. In de tweede plaats zijn er vele gemeenten met veel langere trajecten, ruime rijkswegen waarop snel gereden wordt en waar ongeluk ken meestal heel wat harder aan komen dan een botsing tussen auto's op de hoek van Rapenburg en Groen- hazengraoht waar het tempo niet ho ger liggen kan dan stapvoets. Niet temin: wij wagen het er op Leiden die acht promille toe te kennen. Teveel Zoals gezegd deed ook landelijk zich in de eerste halfjaar het ver schijnsel voor van een sterke daling van het aantal geregistreerde ver keersongevallen: van 141.881 in 1966 naar 105.940 in 1967. Dat is een daling van 25,3 procent. In Leiden was die daling (van 2035 naar 1410) nog sterker, namelijk 33,0 procent. Leiden had op grond van de lan delijke cijfers „recht" gehad op acht promille van het landelijke ongeval- lencijfer ln het eerste halfjaar, en dat zou 815 geweest zijn, doch het waren er 1410, dat wil zeggen 595 of 73,0 procent teveel. Het aantal ge wonden had op grond van de lan delijke cijfers 216 mogen bedragen maar dat waren er 338 of 122 (56,5 procent) teveel. Alleen met betrek king tot het aantal doden kwam Leiden er in vergelijking met het gehele land gunstig af: Leiden had „recht" op 9 dodelijke ongelukken in het eerste halfjaar, maar de Sleu telstad bracht het tot „slechts" 5 en bleef daarmee 44,3 procent „onder de maat". Landelijk daalde het aantal onge vallen met gewonden met 11,2 pro cent (Leiden stijging 9,2 procent) en steeg het aantal doden (van 1194 tot 1206) met 1,0 procent (in Leiden daling van 8 op 5). Hieruit blijkt, dat Leiden wel mee doet met de landelijke tendens tot minder melden van lichte ongeval len, maar dat de ongevallen in Lei den over het algemeen ernstiger wor- GEEN MAAND BOVEN 300 In onderstaand staatje geven wij de maandtotalen van de geregistreer de Leidse verkeersongevallen in 1967, de aantallen gewonden en doden en de maandpercentages van ongeval len met doden en gewonden ten op zichte van het maandtotaal ongeval len. Opmerkelijk is dat geen enkele maand een totaal van 300 werd be reikt, terwijl in 1966 geen enkele maand beneden dit aantal bleef. Er Januari 232 Februari 194 Maart 240 April 258 Mei 239 Juni 247 Juli 215 Augustus 240 September 216 Oktober 233 November 250 December 243 31.3 255 23.2 22.4 17.3 Totaal den terwijl landelijk de neiging tot lichter worden van de ongevallen be staat. Waartoe moet een beschouwing als deze leiden? Dat is een vraag waar men iedere keer weer voor staat, wanneer men de ernst van de si tuatie in nuchtere cijfers gaat uit drukken en tevens een vraag waar op geen afdoend antwoord mogelijk is. Een volstrekt veilig verkeer is niet mogelijk. Economische motieven ei sen een vlot verkeer, dat kennelijk gezien de nu eenmaal beperkte be schikbare middelen strijdig is met veilig verkeer. Het komt er derhalve op neer, dat het offer van de onveiligheid geac cepteerd zal moeten worden op het altaar van de voortschrijdende tech niek, op handel en verkeer gebaseer de welvaart en groeiende bevolkings dichtheid. Op zichzelf is dat ook niet onre delijk. Wetenschap, techniek en wel vaart met daaruit voortvloeiende be tere sociale omstandigheden redden dagelijks duizenden mensenlevens tegenover een veel kleinere verlies post van verkeersslachtoffers. Men kan niet zeggen, dat het intensievere en snellere verkeer een verontrustende stijging van het aantal ongevallen, gewonden en doden tengevolge ADVERTENTIE Brandend maagzuur, druk op de maag, opgeblazen gevoel helpen direct heeft zonder tezelfdertijd te erken» nen. dat door ditzelfde verkeer dat via handel en industrie de welvaart bevordert ook voordelen geboekt worden, ookf mensenlevens worden ge réd (denk aan snel vervoer van ge wonden, aan de technieken waarover de medische wetenschap thans be schikt etc) en ook de levensstandaard wordt bevorderd. Iedere medaille heeft nu eenmaal een keerzijde maar men mag niet alleen naar die keer zijde zien. De fantastische stijging van de gemiddelde leeftijd van de mens in de westerse wereld, zeker in Nederland, toont tijd van de mens in Nederland, toont toch overduide lijk aan dat wetenschap, techniek en welvaart, die de verkeersonveilig heid inderdaad aan de ene zijde sti muleren. anderzijds veel sterker tot zegen zijn geweest. Studie van drie factoren Niettemin, er moet alles aan ge daan worden om de gevolgen van het toenemende verkeer zoveel mogelijk in toom te houden. Een belangrijke factor daarbij is, dat een weten schappelijk verantwoorde basis wordt gelegd voor de te voeren verkeerspo- litiek. Daarbij moet steeds in het oog worden gehouden, dat het verkeer een samenspel tussen drie elementen is: mens, vervoermiddel en verkeersweg. Te weinig is nog onderzocht welke wisselwerking er tussen deze drie vol komen evenwaardige factoren be staat. Nog altijd wordt onverant woordelijk rijden bestraft en fulmi neert de overheid op slechte staat van voertuigen, maar diezelfde over heid laat nog steeds slechte wegen, slechte verkeerssituaties, slechte ver lichting en dergelijke toe. Nog te wei nig wordt bovendien gedaan aan op voeding van de weggebruiker en vooral aa nonderzoek naar wat re delijkerwijs van een mens in het drukke verkeer verwacht moet war den. De natuurlijke beperkingen van de menselijke geest moeten volledig wor den geaccepteerd en niet als indivi duele tekortkomingen worden be schouwd. Zij moeten richting geven aan de verkeerspolitiek ten aanzien van die niet-menselijke factoren voertuig en weg. Een daarop gerichte studie zou van het allergrootste be lang voor een grotere verkeersveilig heid kunnen blijken te zijn. Uit een pand aan de Maredijk in Leiden is zaterdag tussen 1 uur en 11.15 uur nam. ingebroken tijdens afwezigheid van de bewoners. Uit een ijzeren geldkist werd een geld bedrag van f 225,- ontvreemd en een spaarbankboekje, alsmede 120 Duitse marken. INBRAAK DOOR BOVENLICHT Tijdens afwezigheid van de bewo ners is zaterdag tussen kwart over tien 's ochtends en kwart voor elf 's avonds ingebroken in een perceel aan de Cronesteynkade in Leiden. Men wist binnen te dringen door het bovenlicht van de keuken te openen. Alle vertrekken alsook de kast in de slaapkamer werden doorzocht. Uit een sigarenkistje in de woonkamer werd een bedrag van f 32, gestolen. Kippendiefstal Vanuit een kippenhok op een erf in de Broek en Simontjespolder zijn in de nacht van vrijdag op zaterdag tien kippen ontvreemd. Zij vertegen woordigden een bedrag van negentig gulden. ADVERTENTIE Zoekt O een goed voor 130,— en f40,—. Ol het allerbeste van f 200,— en f400,— Roam er Citizen. Eterna, Certlna, Prisma, Junghans, Ewe, Anker, HORlOGERv.d. WATER HAARLEMMERSTRAAT 181 HEEFT HfrH' Altijd voordelig, 'e Maandags gesloten. 1946 1947 1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956 1957 1958 1961 1962 1963 1964 Procent Totaal stijging ongevallen of daling 10.1 -f 15.5 19.6 3.9 19.5 12.1 1.0 33.8 0.6 5.5 1461 1447 1936 1920 2025 2333 2650 2649 2838 3188 3513 Procent Doden doden en gewonden 31.4 32.0 31.6 23.1 24.3 25.0 24.0 21.0 Huis staat 2 jaar leeg Mijnheer de Redacteur, Sinds ruim anderhalf jaar het is titans bijna sinds twee jaar staat op de Hofdijck in Oegstgeest een huis te koop. Naar ik verneem zijn er reeds enige malen kopers voor dit huis geweest, doch de Gemeente Oegstgeest weigerde woonvergunning, zodat de koop niet kon doorgaan. Dit zal wel op een gemeentelijke veror dening berusten die zijn raison d'être gehad zal hebben, maar men vraagt zich zo langzamerhand af of het geen tijd wordt deze verordening te her zien. Het is toch een ongerijmd iets, dat terwtfl er nog altijd woningnood heerst, een huis bijna twee jaar leeg moet staan. Hierdoor wordt nie mand gebaat, maar wel worden ten minste drie partijen ernstig gedu peerd, n.L: 1. de eigenaar die huur of rente derft, terwijl zijn lasten doorgaan en die zijn bezit door het leegstaan ziet achteruitgaan. 2. de woningzoekende gegadigden, die de gewenste woonruimte niet kun nen betrekken. 3. de gemeenschap voor wie een ge deelte van de beschikbare woonruim te onbenut blijft, Zou het niet tijd worden te bepa len dat indien zo'n huis een half jaar leeg staat, de vestiging vrijgegeven wordt? De oorlog is nu meer dan twintig jaar voorbij en het lijkt niet juist bepalingen, die destijds zin had den, onverkort te handhaven. Met dank voor de plaatsruimte, Hoegachtend, Professor dr. A. A. Prins

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1968 | | pagina 3