KERSTBOODSCHAPPEN van het Koninklijk Huis Vreemdste kerstviering in de „eeuwige stad" Eerste Kerstgroet van 25 December 1931 KER8TBIJLAGE 1967 VAN HET LEIDSCH DAGBLAD 9 OOK dit jaar zal Koningin Juliana tijdens de kerstdagen weer een speciale kersttoespraak houden, een lange tra ditie welke in het leven geroepen werd in 1933 door Koningin Wilhelmina. Dat dit nooit eerder gebeurd was, ondanks het feit dat de radio al enige jaren een bloeiend leven leidde, had een een voudige oorzaak: Koningin Wilhelmina had microfoonangst. Haar eerste contact met de radio vond plaats op 30 april 1925. Op die dag kreeg dochter Juliana uit handen van radiopionier Willem Vogt een radiotoestel, dat werd geïnstalleerd op Het Loo. Na een korte uitleg, drukte hij op een van de knoppen en daarop klonken vanuit de NSF-studio in Hilversum vaderland se liederen. Koningin Wilhelmina was erg onder de indruk en zei „Mysterieus. Waar zitten die musici nu? Hier op de Brink?" Vanaf dat moment zag Koningin Wilhelmina Willem Vogt als de schakel tussen de voor haar nog steeds geheimzinnige radio en haar optreden als staatshoofd. Troonrede Het belang dat in die dagen aan de radio als nieuwsbron gehecht werd, was nog niet verbijsterend groot. Daarom duurde het tot 1928 vóór de heer Vogt er eindelijk in slaagde de opening van de Staten- Generaa! uit te mogen zenden. Weliswaar mocht hij niet recht streeks de Troonrede uitzenden, maar staande op het Binnenhof in Den Haag mocht hij de rede van Koningin Wilhelmina van papier oplezen, tegen de wat rumoerige achtergrond van hoefgetrappel van de paarden, rumoer van de massa en klokgebeier. Het was al iets, maar toch nog niet voldoende voor de heer Vogt en daarom stond hij dan ook elk jaar, een paar weken voor de opening van de Staten Ge neraal by de toenmalige minister op de stoep om te proberen in de troonzaal te komen en een recht streekse uitzending van de Troon rede te mogen maken. Minister-pre sident Ruys de Beerenbroeck zei dan iedere keer weer tegen hem: „Vogt, ik zou je graag willen hel pen, maar ik durf het Hare Majes teit niet te vragen: een microfoon maakt haar nerveus. Als je ooit eens de kans zou zien om een mi crofoon onzichtbaar weg te werken, dan riskeer ik het". Verstopte microfoons In 1931 waagde Willem Vogt het erop. De microfoons waren kleiner geworden en bovendien veel gevoe liger, zodat kans op ontdekken of mislukken nagenoeg uitgesloten was. Samen met technische men sen. De Ridderzaal werd van onder tot boven geïnspecteerd, er werd dagenlang geëxperimenteerd, maar eindelyk was het dan zó ver, dat de voorzitter van de Eerste Kamer erbij gehaald kon worden en hy mocht gaan zoeken. Hy vond niets en was geheel verbaasd om te ho ren dat er twee microfoons onder de gebogen armleggers van de troonzetel weggestopt zaten. Over de geluidskwaliteit was hy ook ver baasd: de microfoons waren via een gaatje onder de stoel verbonden met de apparatuur in de kelder en de secretaresse die een stuk krant voorlas, was glashelder te ver staan. Gewonnen Koningin Wilhelmina, onwetend, las ook dat jaar weer de Troonrede voor, maar thuisgekomen keek ze toch even vreemd op toen de men sen uit het paleis haar enthousiast geluk wensten met haar radiode buut. En vanaf dat moment was ze gewonnen voor het begrip micro foon. Sindsdien werd elk jaar de Troonrede uitgezonden. En in datzelfde jaar werd Willem Vogt ontboden bij de Koningin: Ze wilde vanuit paleis Noordeinde een kersttoespraak houden tot haar volk. „Ik weet nog", aldus Willem Vogt, „dat die eerste kerstrede be stond uit een zware, echt ouderwets gedegen preek over het onderwerp „Immanuel God is met ons." Daarna schynt men haar overge haald te hebben haar kerstbood schap iets minder zwaar te maken, omdat ons volk niet alleen bestond uit vrome christenen." En in 1932 was de styl inderdaad wat veran derd; bovendien werd de toespraak omlyst door koorgezang. Beschroomd „Van die tyd af is Koningin Wil helmina wel met de microfoon ver trouwd geraakt. In 1938, tydens haar veertigjarig jubileum, heeft ze in het Stadion de duizenden mensen per microfoon toegespro ken. In de oorlog hebben we haar regelmatig vanuit Londen kunnen horen. Maar echt vaak heeft ze van de mogelykheden van de radio nooit gebruik gemaakt: ze was nu eenmaal van nature wat be schroomd en zelfs in haar laatste jaren was haar toon nog wat on natuurlijk." De tekst van de Kerst groet van H.M. Koningin Wilhelmina op 25 Decem ber 1931 luidde: „Voor mij is het een reden tot dankbaarheid, my op dit oogenblik door de radio met u allen verbonden te weten en daardoor zoovele landgenooten te kunnen toespreken. Het is als scheidde ons geen afstand, als toefden wy in eikaars te genwoordigheid. Ik zie in ons contact door de aether het beeld van een hoogeren band, door God zelf gelegd, die de geheele mensohheid omvat. Terwyi ik u thans myn Kerst groet zal voorlezen, doe ik dit in het levendig besef van die saamhoorigheid en gedenk met een uit het hart komende heil bede de geheele menschheid. Er lijkt ongetwijfeld groote te genstelling tusschen de schaduw welke de ongunst der tijden op de menschen en omstandigheden werpt en de groote biy dschap van het Kerstfeest. Er is veel wat neerdrukt, wat de levensvreugde van ons allen bedreigt en ster ker dan ooit is de overtuiging, dat wy dit uit ons zelf niet kun nen te boven komen. Gelukkig brengt het feest biydere bood schap. Want het Kerstfeest is onafscheidelyk verbonden met onzen strijd en met ons lyden, het is vervulling van al het geen wy daarin ontberen. Het verlegt in ons het zwaartepunt van zorgen en moeite naar hem, die ons spreekt van verlossing en troost, het brengt den klem toon van die zorgen en die moeite over op Zyne liefde. Het komt met iets nieuws, met hoogere kracht, het doet die kracht in ons ontwaken, het leert ons dragen wat zonder die kracht niet te dragen is. Over de wereld, gedompeld in kom mer, daalt de Kerstnacht, komt de liefde van God ons lichtend tegemoet, schenkt God zyn heeriyke gave, Immanuel daalt af in onzen diepen nood. „Het licht schynt in de duisternis en de duisternis heeft het niet overmocht" De liefde van Christus straalt door de scha duwen van dezen tyd heen, zy zal sterker blyken te zyn dan dat donker. Wy zingen „Stille nacht, heilige nacht" die liefde maakt innerlyk stil. Waar zy overwint verdwijnt de onrust, die velen in onzen tyd den innerlyken vrede ontrooft, zy voert ons naar dat thuis van de ziel, waar alles in overeen stemming is met het beste en met het diepste in ons wezen. Zy leert bidden, zóó bidden, dat God verhooren kan; eigen wen- schen en begeerten te toetsen aan den hoogen wil van God en dien wil tot den onzen maken en zoo het bedoelen van dat vaderhart kennen. Zy be kwaamt ons om zelf mede te arbeiden aan het plan, dat Gods liefde voor ieder onzer persoon lijk heeft bepaald en dat on danks alle stormen en beproe vingen, welke in deze wereld ons deel mochten zyn, rustig zyne voltooiing tegemoet gaat, voor welks verwezeniyking Im manuel onze gestalte aannam. Hy deelt ons zyn leven mede. Gelyk in de lente de plantenwe reld by haar ontwaken, in ein- delooze verscheidenheid, het wonder te aanschouwen geeft van het ontluiken van één en hetzelfde leven, zoo vertolkt een ieder het van Christus ont vangen leven, volgens eigen aard en karakter in de heeriy ke ruimte en vryheid, welke dit leven ons schenkt. Dit vernieu- we in ons de kracht om met biydschap onzen weg te gaan. Welk een vastheid, welk een zekerheid komt er niet in ons bestaan, als wy mogen wande- ,len by het licht dat zyn leven uitstraalt. Onze tyd vraagt veel moed, veel geestkracht, veel geloof. Het Kerstfeest roept het elkeen als het ware toe; waagt het met Immanuel, dit is „God met ons." Vertrouwt op zyn liefde, in gebed en in persoon- lyke gemeenschap. Zóó wordt alle donker een lichtende Kerst nacht en ieder kruis, hetzy be wust, hetzy onbewust met Hem gedragen, gaat over in heeriyk- heid. De winterse feestendie in alle noordelijke landen de maand december wat minder grauw en grijs moe ten maken, vallen in Rome (andere delen van Italië hebben weer andere gebruiken) samen met de kortste dagen en de koudste nachten van het jaar. De feest periode begint zowat een week voor Kerstmis, heeft Nieuwjaar als heel eigenaardig middelpunt en wordt besloten met Driekoningen, de Epifania, wanneer een heks, eigenlijk een stokoude maar goede fee, speel goed en zoetigheid legt in de kousen en schoenen der kleintjes; of als zij dit niet verdienen een bezem en een zakje as. Ovze Sinterklaas, al heeft hij dan zyn rustplaats in Ban, is voor de Italianen niet de kindervriend (enkele plaatsen by de Joegoslavi sche grens uitgezonderd) en de kerstman is een door de winkeliers kunstmatig ingevoerd Amerikanis me, waar de echte Romein niet naar taalt. Met die kerstmannen, die in de winkelstraten rondlopen ensnoepgoed of hulsttakken verkopen, weet men eigenlyk geen raad. Het zyn vreemde eenden in de byt, evengoed als de kerstbomen, die in Italië (o gruwel voor het noordeiyk oog) met lak bespoten worden, zodat men rode, blauwe, gouden, zilveren enz. kerstbomen heeft, die weer eens komen onder strepen hoe gering contact dit volk heeft met de natuur. Van de vele winterzonnewenden, die wy in Rome hebben beleefd, was er geen vreemder dan die van 1944/'45. Rome was op 4 juni 1944 bevrijd, in noord-Italië scheen de oorlog eindeloos door te gaan. Het geallieerd opperbevel had van Ro me, de eerste werkelijk grote stad, die de „woestijn-ratten", welke zich helemaal van EI-Alamein door zuid-Italië een weg hadden ge baand, een uitgaanscentrum ge maakt voor deze moegestreden troe pen. Het was een ongelofelijk inter nationaal gezelschap met als uiter sten de door ieder bewonderde Po len van generaal Anders en de zeer gevreesde Marokkanen, die deel uitmaakten van De Gaulles bij drage tot de bevrijding, doch aan wie mede op verzoek van het De hotels van de Via Veneto puil den uit van generaals en admiraals en in één van die hotels hadden wij (in een wat meer bescheiden functie) onze „mess". De Angelsak sische invloed overheerste en dus moest Kerstmis op Brits-Ameri kaanse wyze worden gevierd. De hoge heren namen het Italiaanse adelboek ter hand en zonden aan alle voorname dames van Rome een uitnodiging om op kerstavond te komen dansen in de weelderige sa lons van „Excelsior", „Ambasciatori" en andere „palaces". „Tot half twaalf", vermeldde de invitatie. Daarna zouden de dames (er was verduistering en de straten waren 's avonds verre van veilig) of wel naar huis worden begeleid, of als zy dit verkozen naar de St. Pieters kerk, waar de Paus voor het eerst na het jaar 800 de nacht mis zou opdragen. Dames bleven weg Het werd een vreemde avond. Het zeer ryke kerstdiner werd na lang wachten door de geüniformeerde mannen, zonder damesgezelschap maar wegens de slechte luim be geleid van wat meer glaasjes, kre gelig genoten. De avond verliep zonder dansen en zonder prinsessen. In de Sint Pieter was de plechtig heid wel heel indrukwekkend, maar ook nogal rumoerig, omdat curie- De Piazza Navona in Rome. Op de voorgrond de fontein Fontana dei Fiumi. kardinalen en kanunniken er niets van begrepen toen de militairen ge weldig begonnen te fluiten en ook omdat Pius XII, de aristocraat die ieder op een afstand hield, erg nerveus werd toen voortdurend vlak voor zyn gezicht de fotografen flashes (in die dagen veel minder gewoon dan thans) lieten knallen. Dat de Franse ambassadeur by de H. Stoel alle knopen plus een mouw van zyn gala-uniform verloor in het gedrang, viel nauwelyks op: de di- plomatentribune zat immers toch vol met tommies, die wanneer één der hoge heren zei: „Ik ben de am bassadeur van dit of dat", gemoe- delyk antwoordden: „That's fine Jack, just sit down". Opheldering Op eerste kerstdag was men een beetje verbysterd. De Paus her ademde toen hem werd verklaard, dat fluiten in Amerika het toppunt van verrukking en goedkeuring be tekende en haastte zich dit guns tige bericht aan kardinalen en ka pittel te laten doorgeven. In de ho tels durfde men weer het (Ita liaanse) personeel onder ogen te komen, nadat een zeer pientere of ficier, een van „culturele betrek kingen" er achter was geko men, dat men in Italië op kerst avond niet danst, dat Italiaanse dames geen uitnodiging aannemen wanneer niet tevens hun echtgeno ten, vaders of broers worden ge vraagd en dat men in Italië op die avond geen kalkoen, maar uitslui tend vis eet. r* i

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 18