Vroegere weeskinderen
vroeg uit de veren
menu stond Steeds
ER IS WEL WAT VERANDERD
wezen
ER BIJNA NIET MEER
ECHTE WEZEN ZIJN
ONWRIKBAAR VAST mjn(|er
M -
KIEDIAG~\
links: rood
rechts: zwart
Een daarvan was het recht aan de rand van de
stad lijndraaierijen te verhuren. Het was het begin
van de lijnbanen langs de Singels waaraan de Am
sterdamse Lijnbaansgracht nu nog haar naam dankt.
Ook mocht het weeshuis vuilnisvaten verhuren. Ter
wijl uit de inkomsten van een loterij die in 1561 op
naam van koning Philips II op 29 maart 1559 hiervoor
vergunning gaf de dringende noodzakelijke verbou
wing en vjergroting werd bekostigd.
Aan het hoofd van het Burgerweeshuis stonden 6
regenten en 4 regentessen of buitenmoeders.
Het personeel dat onder de secretaris: een soort
notaris/boekhouder zich met de verzorging van de
wezen bezighield waren: Een schoolmeester over de
gnote jongens, met een ondermeester als assistent,
een schoolmeester over de grote meisjes, met een
moeder zijn ^echtgenote een schoolmeester over
de kleine kinderen en een schoolmeesteres.
Daarnaast waren er twee moeders, die vijf en drie
dienstmeiden ,,ten haren bevele hadden". Zij moesten
zorgen dat de spijzen behoorlijk ter
tafel kwamen, de vertrekken schoon
houden, wassen en het linnengoed
onderhouden, verschonen en rei
nigen van de bedden en tafels en
voor de onderkleding van de kinde
ren zorgen. De bedden werden
volgens het reglement om de 14
dagen verschoond. Dan waren er
suppoosten die het geld dat de
weesjongens, die werkten, verdien
den, bij de leermeesters ophaalden.
Een koken-vader en -moeder voor
het bewaren en bereiden van de
spijzen, die een knecht en zes mei
den als hulp hadden. Een bakker,
die driemaal in de week rogge en
tarwebrood kwam bakken, een
schoenmaker, een kleermaker, een
wollennaaivrouw, een linnennaai-
meesteresse, een breimeesteres,
completeerden het personeel.
NIET SAMEN
Samen met de portiers, die er
voor» moesten zorgen, dat de poort
met het luiden van de klok werd
geopend en gesloten en op straffe
van ontslag moesten melden welke
jongens na acht uur 's avonds thuis
kwamen, wie er zonder verlofbrief-
je naar buiten wilde en zeer spe
ciaal moesten opletten dat de jon
gens niet met de meisjes verkeer
den.
door
HAN WIELICK
Als medische ,,staf" was er een
jongens- en meisjes-ziekenmoeder
die ook voor de zieken moesten ko
ken. Zij konden 's nachts slapen,
omdat twee weesmeisjes bij de zie
ke meisjes en twee weesjongens bij
hun zieke vriendjes moesten waken.
Voor het linnengoed zorgde een
strijkster, terwijl een kamster da
gelijks werk had aan het reinigen
en kammen van de jongens en
meisjes van het kinderhuis.
Niet iedere wees hwam in het
weeshuis. Oh nee, de reglementen
werden bijna ieder jaar veranderd,
maar één ding bleef, de ouders van
de wezen moesten poorters zijn ge
weest. Onechte kinderen of ouder
loze kinderen boven de twaalf jaar
nam men niet aan. Zuigelingen
evenmin. Die werden door de Re
genten bulten het Huis besteed, tot
hun vierde of vijfde jaar. Dan wer
den zij opgenomen in het kinder
huis.
Haags (Luthers) weesmeisje
LESROOSTER
Weesnvei»)*. en weeejongene uit 1726 aiMmm kwekeling (raMden.) van <W Fundatie uM 186
Aquarel)
Zes dagen gingen de kinderen
naar school. Om spellen, lezen en
schrijven, de Cathechismus, enige
schrifturen en gewoonlijke gebeden
te leren. Waren de kinderen elf
jaar, dan kwam daar het leervak
rekenen nog bij.
Konden de jongens eenmaal be
hoorlijk rekenen, lezen en schrijven
dan mochten zij een ambacht le
ren. Zij werden uitbesteed voor zes
of zeveai jaren bij een leermees
ter, waarbij het Weeshuis bedong
dat zij ieder jaar zes stuivers op
slag moesten hebben. Hun gehele
loon kwam aan het Weeshuis.
De meisjes werden, 14 jaar oud,
op de breiwinkel geplaatst, om hun
het breien te leren, daarna in de
linnen- en wolnaaiwinkel naar
hun bekwaamheid, terwijl zij twee
jaar huiswerk moesten doen. In die
jaren kregen zij nog tweemaal per
dag les van de schoolmeester.
Het was vroeg uit de veren in
het Burger Weeshuis. De jongsten
om zeven uur. 's Avonds klokslag
zes moesten zij weer onder de wol
liggen. De schooljongens moesten
om zes uur uit de veren zijn en er
ook om zes uur weer onder liggen.
De werkjongens stonden bij het lui
den van de Poortersklok op en
moesten om negen uur gaan sla
pen. De breimeisjes moesten om
half zes, de linnen- en wollenwinkel
meisjes om vijf uur opstaan.
De weeskinderen van zo'n
op 16 februari 1770 wat zij
zouden eten. Het menu was
en daar week men beslist niet
ZONDAG: middag: witte bonen
met boter en azijn. Achtmaal
zomers gekookt en zesmaal ge
rookt vlees toe. Voorts zesmaal
gebraden ossevlees met grauwe
erwten, vijfmaal kalfs. en scha
pevlees met groente en rijst
en 23 maal gerookt ossevlees.
's Avonds het gehele jaar door
rijstebrij.
MAANDAG: middag: grauwe
erwten met gesneden ossevlees
(haché genaamd) en karnemelk
met stroop en brood toe.
's Avonds: karnemelk met gort
en stroop.
DINSDAG: middag: in de win
ter week om week, achtmaal ge
kookt vlees met kool aardappe
len en wortelen en voorts vers
vlees. In de zomer tweemaal
kruisbessen, tweemaal peulen,
viermaal tuinbonen, tweemaal
snijbonen met haring, viermaal
zoete appelen en appelen met
tarwebrood en boter daarover,
's Avonds: het gehele jaar kar
nemelk met stroop en brood ge
schaft.
WOENSDAG: middag: groene
erwten met lang nat en zoute
vis met boter toe, in de zomer
driemaal zoute vis met wortelen,
's Avonds: rijstebrij en een
stuk kaas.
DONDERDAG: middag, grauwe
erwten met saus, en karnemelk
met brood en stroop toe. In de
zomer driemaal een boterham
200 jaar terug, wisten reeds
het volgend jaar 23 maart
per ordonnantie vastgesteld
van af.
met aalbessen, 's Avonds: kar
nemelk met stroop en meel.
VRIJDAG: middag: gort met
vet en saus en karnemelk met
stroop en brood, 's Avond',: kar
nemelk met gort en stroop en
een stuk kaas.
ZATERDAG: middag: witte erw
ten met saus en stokvis met bo
ter. 's Avonds: karnemelk met
brood en stroop en een boter
ham toe.
Op kermis en hoogtijdagen
werden de kinderen meer dan
gewoonlijk onthaald. Op ker
mis werd ossevlees met prui
men en rozijnen en een tarwe-
boterham toe geschaft, op eer
ste kerstdag wortelen met vlees
en een boterham en op tweede
kerstdag wittebroodpap.
's Avonds een dubbele boter
ham en bier. Op eerste paasdag
kalfs- en lamsvlees met pruimen
en rozijnen en 's avonds drie
eieren. Tweede paasdag witte bo
nen en twee eieren en een bo
terham. In de slachttijd osse-
vleesnat met groente. En eens
per jaar schelvis en verse zalm.
De jongens en meisjes die het
huis verlieten kregen mee: twee
gebraden osseribben, twee ge
braden kalfsribben, twee stuk
ken gerookt vlees, een ham, vier
schotels kropsla, tarwebrood, bo
ter en kaas en voor twee kin
deren een fles witte wijn.
Hoeveel wezen heeft Nederland
op dit ogenblik?
Om hier achter te komen, moet
men een grotere speurder zijn dan
Sherlock Holmes. Men wordt van
het kastje naar de muur gestuurd,
als men gegevens op dit gebied
tracht te verzamelen.
Feit is, dat in de meeste steden
de echte weeshuizen reeds enige tijd
zijn opgeheven, of „omgebouwd"
zijn tot instellingen, waarin ook
niet-wezen opgenomen worden.
Den Haag beeft geen weeshuis
meer.
Amsterdam beschikt nog over een
Burgerweeshuis, maar daarin ver
blijven slechts zes(!) echte wezen.
Het Centraal Bureau voor de Sta
tistiek heeft geen overzicht van het
totaal aantal wezen dat ons land
telt.
Als laatste cijfers gaf de afdeling
Bevolkingsstatistiek de jaarcijfers
van 1965. In dat jaar werden zestien,
duizend negenhonderd achttien kin
deren halve wees, en ongeveer zes
honderd volle wees. Maar, zo zegt
dit bureau: „In deze cijfers zijn
verwerkt alle weeskinderen van nul
tot en met twintig jaar. Het veruit
grootste deel van deze minderjari
gen ligt in de leeftijdsgroep van
achttien tot twintig jaar".
Met het stijgen van de gemiddel
de levensduur van ons volk, zal het
aantal wezen steeds meer afnemen.
Ouderloze kinderen in vroeger
eeuwen een enorm probleem voor
stad en land zullen er, rampen
of oorlogen niet ingecalculeerd, in
de komende jaren bijna niet meer
zijn.
0 Haagse weesmeisjes verlaten hun „tehuis".
RECHTEN
De wezen hadden plichten. Maar
ook rechten. Wanneer zij het Huis
verlieten, ieder Jaar op de eerste
zondag in mei, werden zij, nadat
na de catechisatiën een jongen of
meisje een dankrede aan hun wel
doeners had uitgesproken ont
haald op een maaltijd, die er zijn
mocht. Daarna moesten zij voor de
regenten en regentessen verschij-
ïen, waar zij te horen kregen welk
;en voorrecht het was geweest, dat
ij ln het Burgerweeshuis waren
.eweest, en een vermaning altijd
et recht pad te bewandelen.
geld werd hun nog 2 procent rente
per jaar uitbetaald. Alleen geld,
goederen of bezittingen van wezen
die minderjarig overleden kwamen
ten goede aan het Huis.
Om het Weeshuis „draaiende" te
houden, werden dagelijks in de
den zij reeds hun uitzet gekregen, zes hemden, twee blauwe en twee Nieuwe Kerk en wekelijks aan de
De jongens: een zwartlaken rok, witte linnen voorschoten, vier ne- huizen collectes gehouden. Later
een kamisool, een broek, indien zij teldoekse neusdoeken, twee en kreeg het Weeshuis Inkomsten uit
tenminste hun Gereformeerde Belij- een half el fijn linnen voor klein de Kapel in de Kalverstraat, goe-
denis hadden gedaan. Voorts een goed en een sluitmand met een slot deren waaronder veel land, dat
bruine lakense broek, twee kala- om alles in op te bergen. werd verpacht, van het St. Lucien-
minken borstrokken, een bruine lap, en Karthuizerklooster.
paar "schoenen,S v™ RENTE Tweederde van de winst van
neteldoekse dassen, een bijbel, de schouwburgen, Poortersgeld.
ruld\nIe^eSchapMl™hoVut0rvSr Daa™ men, nadat de re- Terwijl de nalatenschap van
een kist om dit alles in op te ber- gentessen nog iedere jongen een een ieder die in dienst van de
gen. De meisjesuitzet bestond uit daalder en de meisjes een rijks-
een zwarte rasde-maroque japon, a - a Indische Compagnie Stierf
daalder hadden gegeven, de wiide
een zwarte zijden kaper, een 5 en wiens laatste wil was, dat
zwart regenkleed, een wollen da- wereld in. Wezen die geld geërfd
masten rok, een spiegeldamasten hadden van hun ouders kregen dit Z1J° bezittingen naar de armen
tetmXn^fur'lijf^een^alamta" wanneer z« meerderjarig werden, va" Amsterdam moesten gaan,
ken borstrok, twee paar kousen, een of gingen trouwen, terug. Zonder automatisch naar het Burger
paar schoenen, drie paar muilen, enige aftrek. Integendeel, over het Weeshuis ging.
Weekeindbljlage Lefdsch Dagblad
JITZET
Daarna kregen de jongens vfer du-
ntons, en de meisje.- ieder twee
3 gulden. Een dag daarvoor had-
Burger Weeshuis en Fondatie van
Renswoude.
De kleding van het Amster
damse Burgerweeshuis was
uniform. De jongenskleding
had veel overeenkomst met
de livrei van de oude Poor
ters, wanneer zij ten strijde
trokken. Deze livrei had twee
1 kleuren uit het wapen van
de stad: rood boven, wit on
der. Doch in de wambuizen
rokjes der weesjongens en in
de tabberden van de meisjes
verving men al snel één van
deze kleuren door een ande
re kleur uit het wapen: na
melijk zwart. Omdat het wit
te veel „bemeuzeld" werd.
Ook werden de kleuren an
ders gedragen. De rokjes en
tabberden werden van onder
tot boven verdeeld ter linker
zijde rood rechts zwart.
Doch beide mouwen hield
men zwart. De broeken van
de jongens waren geheel
blauw. Men gaf met deze
„kleurige" kleding te kennen
dat de wezen Poorterskinde
ren waren. De bediende van
het Weeshuis die aalmoezen
verzamelde, had een bel en
droeg een mantel in dezelfde
kleuren als de kinderkleding.
Iedere jongen kreeg een En
gelse muts, die hij drie jaar
dragen moest. De hoeden, die
de meesten droegen, moesten
zij zelf bekostigen.
ACHTER HET WOORD WEES, staat in ieder woorden
boek: Kind dat zijn beide ouders heeft verloren.
Zijn er nog veel wezen in ons land?
„Wezen in de zin, wat men in vroeger eeuwen een
weeskind noemde komen bijna niet meer voor".
Mejuffrouw Bredius, maatschappelijk werkster, zegt: „In het Am
sterdamse Burgerweeshuis er is een stroming die deze naam wil ver
anderen, maar ja de traditie hè zijn op dit moment maar zes echte
wezen op een totaal van 90 tot 100 kinderen, die hier gehuisvest zijn."
Er is wel wat veranderd in een paar eeuwen. Niet alleen het aantal
wezen alleen al het Amsterdamse Aalmoezeniersweeshuis huisvest
te bij voorbeeld in 1714 veertienhonderd zevenenzeventig ouderloze
kinderen, ook d|e verzorging, de opvoeding, ja eigenlijk alles is totaal
anders dan zo'n 200 jaar terug.
Het eerste, Amsterdamse Weeshuis, werd door een rijke liefdevol
le vrouw, Haasje Claesdochter gesticht. Zij had een paar huisjes in de
Kalverstraat, die zij in 1520 in liet richten voor zieven, acht arme wees
kinderen. Zij stelde als „opzichter"
over deze wezen een zekere Tee-
wes Sweerszoon aan. Dit particu
liere weeshuis, bestond maar drie
jaar. Toen maakte het gerecht een
reglement voor dit weeshuis en
werden er regenten door de burge
meesters aangesteld. Het aantal
kinderen dat zijn ouders verloren
had, nam zo enorm toe dat de be-
de Vrouwe van huizln8 "«gebreid werd en verorde.
ningen uitgevaardigd om de inkom
sten van „Het Burgerweeshuis" te
garanderen.