m ms iMSS K rnrnm EINDE VAN EEN SCHAAPSKUDDE! Legpenning van de stad Amsterdam. voor Pieter Gijsberti Hodenpijl on n n Tromp Eigenlijk ben ik kunst schilder Oucl ZATERDAG 9 SEPTEMBER 196T „Je hebt verschillende soorten drinkers". Torsers bijvoorbeeld. Die komen dromerig binnen. Gaan op het trappetje zitten, zeggen Dag Piet en staren dan de hele tijd voor zich uit, het glas in de hand. Wat ze drinken weten ze niet eens. Ze hebben moeilijkheden. Meestal met hun vrouw. Als het schitterend weer is zeggen ze „wat een rot weer vandaag hè Piet". Ze weten niet eens wat voor weer het is zo zijn ze met zich zelf bezig. Dan heb je de klinische klanten. Je hebt er geen idee van hoe veel er daar van rondlopen. Ze vertellen je al hun ziekten, hun operaties en het liefst laten ze je nog de daaraan overgehouden litte kens zien. Stropen hun broek op, maken hun hemd los, kortom ge ven een bescheiden striptease om iedereen toch vooral maar te laten zien wat voor een jaap de dokter in hun bast gesneden heeft. Dan de begrafenismensen. Lieden die net van een begrafenis komen. Ze komen stilletjes binnen, gaan met een groepje in een hoekje staan en praten fluisterend met elkaar. Na een kwartier wordt dat praten meestal wat luider en ik heb het dikwijls meegemaakt, dat ze luid lachend naar huis gingen. De huweiyksklanten komen al tijd al lachend binnen. Zo van het stadhuis, hier 100 meter vandaan. Dan heb je nog de praters en de stille drinkers. Nee, doorzakkers heb ik niet veel. Ik zeg altijd: Het is hier een proeflokaal, mag voor mijn part bij het drinken een trechter gebruiken. Desnoods er bij gaan liggen maar denkt u er wel om, dat u straks weer naar buiten moet, en dan wel eens een kennis of een relatie tegen kan komen. Bij na altyd is dat wel genoeg. Maar de meesten van onze klan ten en dat zijn er zo'n vijfduizend per jaar waarvan zo'n driehonderd stamgasten, waarvan er sommigen twee keer per dag komen zijn gewoon leuke, lekkere mensen. Uit alle kringen. Van de ambassadeur van Canada, tot oud-burgemeester Arnold d'Ailly van Amsterdam. Die wordt als hij dood is op een an tieke lege fles geschilderd. Komt hij naast de zes burgemeesters van Amsterdam te staan. Naast An- dries Bicker. Omdat hij gewoon een hele fijne vent is. Een echte Am sterdammer, die als er op de Dam werd gevochten er naar toe stap te, zijn hoed afnam en zei: „Wat maken jullie nou klaar?"! Kijk zo iets ligt een Amsterdammer. Daar mee raak je hem in zijn ziel. In zijn hart, dat bij de meeste Mo- kummers heel erg klein is. Jazeker ik ben ook Amsterdam mer, ik werd op de Achterburgwal geboren en na als kind een paar jaar in Aalsmeer te hebben ge woond, woon ik nu weer op een van de Burgwallen. In het huis, dat ter ere van admiraal Maarten Har- pertszoon Tromp werd gebouwd. Een eeuwenoud huis. Een geweldig huis. Een huis met sfeer. Net als ons proeflokaal, dat al drie eeuwen oud is en waarin aan tradities uit de Gouden Eeuw nog de hand wordt gehouden. Het volschenken van het glas bijvoorbeeld. Niet tot aan de rand schenk ik het glas vol. Ik doe er zelfs een kop op. Zodat iedereen of het nu prinses Irene is die is in haar studietijd ook ver schillende keren bij ons geweest of een stratenmaker, diep moet buigen bij de eerste slok. Die eerste slok moet opgeslurpt worden. De buiging is ter ere van het huis en de drank. Hij stamt zo als ik al zei uit de Gouden Eeuw. Toen schonken ze niet zoals nu halve glaasjes. Kijk maar eens op oude schilderijen wat in die tijd op tafel stond. Bakken met fruit, scha len met vlees, gevogelte, wild. Kan nen met drank, Ja ze namen het er wel van onze voorouders. Een week geleden was ik vijf entwintig jaar bij Wijnand Foc- kink. Dat had ik niet kunnen ver moeden toen ik in 1942 daar in dienst trad. Ik kwam er niet ge woon werken. Nee ik dook er onder. Ik kon gewoon niet meer thuis blij ven, omdat mijn ouders al elf on derduikers in huis hadden, terwijl er boven hun hoofd drie SS-officie- ren woonden. Het werd te gevaar- Het is hier een proeflokaal. lijk. Ik was op de Kustnijverheids- school maar werd uit nood leerling- distilleerder, tot na de oorlog, toen moest ik als militair naar Indië. Toen ik in 1950 terugkwam had ik geen zin meer hele dagen naar school te gaan. Ik ging maar weer naar mijn oude werkgever terug. Daar beviel het mij allerminst. Ik was de vrijheid gewend, en dacht er hard over ontslag te nemen. Toen zeiden ze, Pieter, wij hebben een heel geweldige baan voor je, ga eens mee. Wij naar het proeflokaal in de Pijlsteeg. Van de eerste dag heb ik mij er thuisgevoeld. Waarom? Omdat ik in het hart van Amsterdam met mensen omga, en in hoofdzaak met Amsterdammers. Toen ik een week geleden gehul digd werd zei iedereen, Piet, jij bent een geweldige ambas sadeur voor Amsterdam geweest, sinds je in het proeflokaal de scep ter zwaait. Ik voelde my een beetje genomen. Een Amsterdammer weet ten slotte wat een bril kost, niet waar, die behoeven ze niet in de maling të nemen. Maar toen ie dereen maar op dat aambeeld bleef hameren, er tientallen cadeaus op de proppen kwamen, telegrammen uit de hele wereld, en als klap op de vuurpyi het gemeentebestuur my de legpenning van de stad Am sterdam aanbood, toen dacht ik: dan zal er toch wel iets van waar zyn. Maar geloof me, ik deed het zonder dat ik het wist. Ik zou nu niet meer buiten ons lo kaal kunnen. Omdat ik voel dat het my inspireert by mijn werk. Want ik mag dan wel iedere dag glaasjes besjes of half-om-half schenken, myn vak is toch eigeniyk kunst schilder. Om daarin iets te berei ken heb ik hard gestudeerd. Na myn diensttyd ging ik eerst naar het avond-gymnasium, daarna naar de Gooise Academie, want zonder ondergrond ben je niets niet waar. Ik kreeg dan ook duchtig de pee in toen ik ergens las, dat ik naast schenker by Wynand Fockink, ook nog een verdiensteiyk amateur kunstschilder was. Dat raakte m3 erg. Want ik ben aangenomen als lid van de Bond van Beeldende Kunstenaars, en van de Federatie. Als ik zou' willen zou ik subsidie kunnen aanvragen. Dat doe ik na- tuuriyk niet. maar ik wil alleen maar even onderstrepen dat ik be slist geen amateur ben. Het arti stieke heb ik waarschyniyk van myn voorouders. Zoals iedereen lets van zyn voorgeslacht in zich draagt. Mijn vader was tekenaar en myn grootvader beeldhouwer. Die heeft de Gouden Koets nog gesneden. Ik schilder altyd 's avonds, maar meestal ook 's nachts. Tot zo'n uur of 3. Nee uitslapen kan ik niet. Vind ik doodzonde van de tyd. Ik ben om half acht weer uit de ve ren. Als ik schilder werk ik hard. Ik heb zo'n vyfhonderd schilderijen duizend aquarellen en hot-prints in vyf jaar gemaakt. Ik schilder ab stract, dat vind ik geweldig. Hoewel myn hot-prints my ook erg aan spreken. Zeventwintig werken van my hangen in het stadsmuseum van Los Angeles. Twee in Brussel. Ik zei het al, de inspiratie doe ik de hele dag in het proeflokaal of hier in de Amsterdamse binnenstad op. Amsterdam is een magisch cen trum. Niet omdat Nicolaas Kroese dat zegt, maar dat voel ik zo. Een Amsterdammer is ook een apart mensenslag. Daarom ook is Amsterdam een lastige stad. Natuurlyk. Mag het na zo'n roemryk verleden? Hoe lastig Amsterdam wel was hebben ook de Duitsers in de smiezen gehad. Ner gens in Europa heeft men onder hun bezetting massaal gestaakt. Be halve in Amsterdam. Omdat men aan hun stadgenoten kwam. Eigeniyk is iedere Amsterdam mer een beetje Joods. Kyk maar zoals hy praat, zoals hy lacht, maar vooral zoals hy als het hem niet mee zit, zyn kowed op houdt. Hoe hy blyft lachen, maar ook hoe hy voor alles zich zelf blyft. Hy gaat ergens werken. Erkent 't recht van de zaak waarvoor hy werkt, spant zich daarvoor tot het idiote in, maar staat zelf ook op zyn rech ten, neemt geen beknotting van zyn vryheid. Al die dingen voel ik in Daarom kan ik nbevangen myn klanten omgtn. Met de ajw" bassadeur van ZuidAfrika, met ambtenaar van het tadhuis. f Myn dubbele naam?ysbertf denpyl, is al eeuwen oj. Hij sti uit 1009, toen Klyskt Roere il^el Schipluiden een „haardede" ka genaamd ..De Pyi". 9 mea JJJ werden „Uyt ten Pyl' genoenu™ Die werd later verbastei tot Euh denpyl. Een schatrijke fnilie, heb de hele beschry ving an 0; familie hier, compleet mi wap Beroemde mannen en vromen i kastelen, kerken en land,edei bezaten. De meesten zijn arm geworden in 1913 toen sische fondsen in één klaj; njï^" meer waard waren. De naarï(;r berti kwam er in 1754 bjj.^ overleed de man van Hester Hl. pyl, genaamd Paulus Gijsber' kinderen hebben de naam to de oorspronkelyke getrokken ontstond Gysberti Hodenpyl. D milie heeft zelfs nog een waaruit ze restauratie van gei wen bekostigt en pryzen besc baar stelt voor verdiensteiyke derlanders. Want al werden er veel famil den een paar eeuwen gelede: Dordrecht onthoofd, wy zyn er! daj altyd trots op geweest Neder $ch ders te zyn. Ook ik ben daar op. Er zyn wel eens klanten die gen, Nederlander zyn, dat doei scr niets. Nu my wel. Ik ben er op, maar nog meer op myn sterdammer zyn De naam „Cors Mouw" is de laatste tyd nogal eens opgedoken in de kolommen van het regionale nieuws en de trouwe krantelezer kan daarom weten, dat Cors de grote schaapsherder van Elspeet is, die sinds de laatste Ermelose raadsvergadering verstoken is van zyn 7.500 gulden jaariykse subsidie. De raad en het gemeentebestuur zien geen brood meer in de kudde. Als toeristische trekpleister wordt zy niet hoog meer aangeslagen en de vroede vaderen troosten zich met de wetenschap, dat er nog een kudde in Elspeet is, die het zonder gemeenteiyke financiële steun wel kan rooien. Geen subsidie dus meer voor Cors Mouw en zyn 170 schapen tellende kudde en de vraag of dit nu het definitieve einde betekent van dit laatste stukje romantiek uit de tyd van de grote, stille heide, was voor ons belangrijk genoeg de heide rond Elspeet eens af te speu ren, op zoek naar deze herder en zijn veelomstreden volgelingen. Wy hadden ons Cors Mouw als volgt voorgesteld: een oude, ver bitterde en door de aard van zyn eenzame beroep wat mensenschu we man. Een echte schaapsherder gekleed in sobere kledy en sanda len, die één is met de hem omrin gende natuur en die nu troost zoekt by zyn trouwe herdershond voor het trieste feit, dat zyn laatste ge lukkige eenzame dagen met d e schapen op de hei geteld zyn. Het tegendeel bleek echter waar, toen wy Cors Mouw na een tyd van vol hardend zoeken over de schier ein deloze bos- en heidevelden rond El speet in blakende welstand aantrof fen. Cors Mouw is een jonge, levens lustige en praatgrage jongeman. Een echte schaapsherder wel, on danks het feit, dat hy gekleed gaat in colbertje, manchesterbroek, rub ber laarzen en jagershoedje. Zyn hond Bobby is een pittig scharmin- keltje, dat zyn gemis aan omvang compenseert met een grote dosis gehoorzaamheid en werklust. Cors blykt het allemaal niet zo treurig op te nemen. „Ik ben dan wel schaapsherder, maar ik wil geen schooier zyn, Nu de gemeente my die zeveneneen half duizend niet meer wil geven, zal ik wel zien hoe ik rond kom, maar ik blyf doorgaan, net zo lang tot het van pure armoede niet lan ger kan. De kudde is sinds kort met zes tig stuks verminderd, maar dat is nog geen teken aan de wand. Cors legt ons uit, dat die afvloeiing nor maal is tegen het einde van bet sei zoen en met het overschot van 110 schapen gaat hy de winter tege moet. Met zyn 23 jaren is deze her der eigeniyk nog een leerling in het vak, maar by gebrek aan goede leermeesters is hy op zichzelf en op Bobby aangewezen. Trouwens hy zit al vanaf jongs af aan op de heide, want zyn grootvader is ook herder geweest en met hem heeft hy er al heel wat schaapsuurtjes opzitten. Rustig en bedaard grazen de schapen de paars gekleurde heide af. Het monotone geluid van de klingelende belletjes, die de bees ten om de hals dragen, trekt steeds verder. „Nu moet ik even oppassen, dat ze niet naar dat prunushout daar trekken. Ze zyn er razend op, maar het is vergif. Bobby, haal ze terug.' „De hei was vroeger veel mooi er", vertelt Cors. „De schapen hielden de velden op peil. Nu ziet men al teveel vliegdennen hier en daar en waar er nu één staat, staan er volgend jaar vier of vyf. Nu gaat alles kapot door de militaire oefe ningen. Die lui schynen overal te mogen komen met hun rupsbanden en de gemeente laat hen maar be gaan. Of dat geen geld kost. Kijk, die afgemaaide stukken hier, dat is door de gemeente gedaan. De afgemaaide hei wordt verkocht en gebruikt voor de drainage in de polders. Moet lekker wat opleveren meer dan de wol, die dit laar van de schapen is gekomen. Ik kon een daalder de kilo beuren, maar dat was me toch wel een beetje al te weinig. Ik heb het niet gedaan en de wol opgeslagen tot er betere ty- den komen. De mensen vragen me wel eens, waarom ik toch .wil door gaan met de kudde, zelfs nu er geen subsidie meer aanzit. Ach, ik ben er in opgegroeid hè. Ik doe niets liever, dan zo'n hele dag met de dieren over de hei lopen. O, denk maar niet, dat het een „zacht baantje" is, want ik geef het u te doen. Ik wed, dat u er na een dag al schoon genoeg van zou krijgen, want je wordt er dood- en doodmoe van. Ga maar na: het is geen wan delen of lopen met die schapen, maar slenteren en dat door hei, die op de meeste plaatsen nu al zo'n veertig centimeter hoog is". Nee, wie gauw ryk wil worden, moet geen schaapherder worden. Cors Mouw heeft het enthousiasme nog kunnen opbrengen, omdat hy destyds financieel gesteund werd door de dorpsgemeenschap en de gemeente en omdat hy vrygezel was. „Ik was eigeniyk wel gedwongen om door te gaan met de kudde. Nu de gemeente my in de kou laat staan, kan ik niet zo maar ineens van de kudde af. Ik heb myn on kosten voor de komende winter al gemaakt: hooi, krachtvoer en de aankoop van drie bokken (Engelse zwartkoppen), die sinds kort by de kudde zyn gekomen. Nu mag ik dan by wyze van subsidie vrij over de schaapskooi beschikken. Die kooi is (schrik niet) 300 jaar oud en valt haast van misère «n elkaar. Dat ding moet of grondig opge knapt worden of er moet een nieu we kooi komen. Maar ik heb al weer gehoord, dat de gemeente de oude kooi wil afbreken. Nu ja, ik zal wel zien, hoe ver ik kom met mijn Veluwse heideschapen". Cors Mouw houdt er, gesteund door zyn jeugdig optimisme, de moed wel in. Deze zomer is hy el ke dag de hei op geweest, ook al heeft de wethouder gezegd, dat bij een tiendaagse controle de kudde slechts één keer op de hei is aan getroffen. Meestal houdt hy zich op by de brandtoren, waar de foto graferende en filmende toeristen hem ook altyd komen opzoeken. Of zy hem daar volgende zomer weer zullen aantreffen is nog een open vraag, maar wat Cors Mouw be treft in elk geval wel. Elspeet is nog een - zy het wat kleinere - kudde ryk, nl.. die van Jacob Mouw. Jacob, een zeventi- tiger, houdt zich meestal op ln de buurt van de sportterreinen, waar hy en zyn hond Hekkie weinig om kijken hebben naar de uit 40 scha pen bestaande kudde. „Ik doe het uit louter tydverdryf", verzekerde de bejaarde herder ons. „Met myn AOW kan ik het wel doen voor de liefhebbery, want de schapen leve ren byna niets op. Hoe Cors Mouw het wil versieren zonder sub sidie is me een raadsel en hy zal er wel gauw van moeten terugko men". De kudde van Cors «I Hoe lang nog? De gemeenU\ mélo zal er geen subsidie voor uittrekken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10