SOLFERINO gaf de stoot
„Je lag iedere avond
krom van 't lachen..."
NEDERLANDS RODE KRUIS 100
JAAR OUD
'WIM
WAS
ZÓ'N
JONGEN'
KLAAS (oud-rekwisieten-)MEESTER
9 werc* bijna op het toneel geboren. Het
scheelde maar een paar minuten oi' het
I eerste wat ik zag was een revue. Mijn
J[ moeder was balletdanseres en die wilde
7,0 lang mogelijk de sfeer van het toneel
proeven en bij mijn vader zijn, die als ko
miek zijn brood verdiende. Trouwens twee zus
ters en een broer van mij waren vroeger ook
aan het toneel. In de jaren dat armoede troef
was op de Bühne. De meeste artiesten speelden
toen op deling.
Onze familie kwam nog een beetje aan haar trekken
omdat ze overal het leeuwedeel van de te verdelen
recettes voor zich opeiste, omdat we met zovelen wa
ren.
Al heel jong moest Ik ook het toneel op. Het was
wel geen verplichting, geen heilig moeten, maai het
ging vanzelf. Negen jaar was ik toen ik mijn eerste rol
letje speelde. Bij Louis van Salm. Later werkte ik met
Sylvain Poons, Heintje Davids en Bob Peters, ja mei
wie eigenlijk niet? In schetsjes, maar toen ik ouder
werd in hoofdzaak als toneel- en rekwisietenmeester.
Een mooi vak, maar ik zou er niet meer in terug wil
len. Het opbouwen van decors vond ik altijd geweldig,
maar het meest gebrand was ik op het meespelen in
schetsjes. Zoals Wim Sonneveld, waarbij ik twaalf ja,ar
gewerkt heb. Wim had vaak iets voor mij. Dan betrok
hij mij in zijn show. In „Rim Ram" bij voorbeeld,
kwam ik op met een houten been. Die had Wim nodig
in zijn conférence. Nu denkt u natuurlijk, wat is dat
nou een houten poot het toneel opbrengen. Maar dan
vergist u zich. Dat kan je op heel wat manieren doen.
Je kan zo'n ding als een vod achter je aan slepen en
hem als een zak zand neersmijten, maar wanneer je
artiestenbloed in je aderen hebt, weet je precies hoe je
zoiets moet doen. Zelfs in het brengen van een houten
been moet je gevoel weten te leggen. En dat deed ik.
Wim was zó'n jongen. Een moordbaas voor mij. Ik
weet nog dat hij als ad
ministrateur bij Louis
Davids begon. Maar
iedereen zag toen al dat
hij het had. Dat hij er
later wel zou komen.
OOK
Ook bij de andere Wim
heb ik nog gewerkt. Ja
Wim Kan. Ook zó'n jon
gen. Gewone mensen in,
maar vooral voor en na werk. dat
toch heel wat van ze eist. Daar
om heeft het grote werk zoals ze
het werken in bij voorbeeld de
Stadsschouwburg noemen, mij
nooit gelegen. De mensen zijn
daar heel anders. Die komen met.
een hutkoffer de kleedkamer in
en als ze de deksel opendoen, zit
er hooguit een staafje schmink in.
Dat ligt mij niet, vooral niet van
mensen die pas komen kijken in
ons vak. Want die zijn daar het
ergst.
Nee, het liefst was ik bij de jon
gens van de kleine K, bij een ijs-
revue, een show of een operette.
DUUR
HAN
WIELICK
Klaas Meester:gevoel er in leggen
LACHEN
De meeste mensen met wie ik
over mijn vak sprak dachten vaak
wat een vervelend baantje. Vier
maanden lang in Amsterdam, Den
Haag of Rotterdam, iedere avond
hetzelfde cabaret bekijken. Het
zelfde werk doen. Vergeet het
maar. Je ligt iedere avond kr
van het lachen. Iedere keer is
ders. Bedenkt iedereen iets om
ander te nemen. Bij Rens van
Dorth vergaten wij het doek dicht
te trekken. Wij konden het gewoon
niet, omdat wij door het lachen
geen kracht meer hadden. Rens
nam iedere avond aan het einde
van een bedrijf een pakje, dat ik
op een tafeltje moest 'leggen voor
het bedrijf begon, mee. Zo met
zijn pink aan het touwtje dat er
omheen gebonden zat. Dat pakje
was normaal een kartonnen doos.
Normaal, maar op een avond heb
ik er een steen van vier kilo in
gedaan. Je had hem moeten zien
kijken, toen hij met zijn pink dat
pakje mee wilde nemen.
ALS EEN OLIEANT
Joop Doderer moest eens in een
schets uit een televisietoestel stap
pen, waarvoor Wim Sonneveld zijn
conférence hield. Wim gaf het
wachtwoord en dacht nu komt
Joop. Maar niet Joop stapte door
het toestel maar gitarist Jan Blok.
Wim keek of er een olifant uit
kwam, maar redde meteen de si
tuatie. Geen toeschouwer heeft er
iets van gemerkt, maar wij de
den het bijna in ons broek achter
de coulissen. Jan Blok had trou
wens veel va ndie grappen en grol
len. In Groningen hadden hij en
pianist Henk van Dijk een half
uur niets te doen, omdat Wim die
tijd vulde. Ze gingen samen in
een loge zitten, die nooit werd ge
bruikt omdat die té dicht op het
toneel was. Ze hadden hoeden op
gezet en donkere brillen. Eerst ke
ken ze op drie meter afstand
van Wim geïnteresseerd toe,
maar na een paar minuten haal
den ze een krant uit hun zak en
gingen die breeduit zitten lezen.
Wim, die niet wist dat Jan en
Henk dat waren wist niet hoe hij
het had.
- GEEN KIK
Natuurlijk was ik ook wel eens
het slachtoffer. In Carré bij voor
beeld in een Bouwmeester-revue.
Toen hebben ze mij in een hutkof
fer gestopt waarmee een kruier in
een bepaalde sketch van links naar
rechts sleepte en de koffer ettelij
ke malen kantelde, omdat hij wist
dat ik erin zat. Ik gaf geen kik,
want het publiek mag van die
grappen natuurlijk niets merken.
Je moet geven, maar ook nemen.
pij wordt en dat is niets voor ech
te artiesten. Ik zit nu in de non-
ferro metalenhandel. Door mijn
schoonvader kwam ik in die to-
:aal andere branche. Maar het to
neel helemaal loslaten kan ik toch
niet. Ik neem nog wel eens werk
aan. Maar alleen heel grote
schnabbels. Feestavonden voor
grote bedrijven of het Rode Kruis.
SFEER
- Nee echt ik verlang niet meer
terug, al denken verschillende
oud-collega's misschien van wel,
over een tijdje komt Klaas Mees
ter wel weer terug. Hij kan toch
niet buiten die aparte sfeer. Die
sfeer heb ik vlak nadat ik gestopt
was wel even gemist.
Zoals bij voorbeeld bij het op
nemen van de film Fanfare, waar
bij ik ook rekwisietenmeester was.
Wij hebben daar drie maanden
keihard voor gewerkt, maar ook
,drie maanden gelachen. Ik ben
toen ook nog Gietenaar geworden.
Dat word je wanneer je in Giet
hoorn in het water gelegen hebt.
Toen ik een glas water naar een
van de artiesten ik geloof Al-
bert Mol moest brengen gleed
ik van een steiger waarop ze een
cafeetje hadden gebouwd en ging
tot mijn nek in het water.
Maar het glas water hield ik bo
ven mijn hoofd in mijn rechter
hand vast. We hebben er dagen
lang op geloerd Bert Haanstra
ook Gietenaar te maken. Hij voel
de het, want de laatste dagen had
hij geen polshorloge meer om en
een stel oude kleren aan.
Vijf jaar geleden ben ik gestopt
als toneel- en rekwisietenmeester. DIRECT IN
Voor mijn gezondheid, maar ook
omdat de toneelwereld steeds
meer een ambtenaren-maatschap-
Je moet in het artiestenvak niet
kleinzielig zijn, anders houd je het
er niet, zoals ik, vijfentwintig jaar
in uit. In een ijsrevue vroegen de
collega's of ik ook eens mee wil
de doen in een ijshockeywedstrijd,
die ze tijdens de show speelden.
Ik was er direct voor in, al had
ik nooit op ijshockeyschaatsen ge
staan. Ik zeilde van de ene kant
naar de andere en kreeg opduvels
bij het leven, terwijl ik tientallen
keren onderuit ging en slechts
met moeite opkrabbelen kon. De
toeschouwers gierden van het la
chen. Ze dachten dat het bij het
nummer hoorde. Ik had het wel
iedere avond willen doen en de
jongens ook wel, maar de direc
tie wilde het onder geen voorwaar
de. Ze waren bang dat ik iets zou
breken of kneuzen en dan hadden
ze geen toneelmeester m«er.
FOUTEN
Je maakt ook wel eens een fout,
als rekwisietenmeester, al merkt
het publiek daar niets van. Toen
ik de film ,,Dorp aan de rivier"
zag, bemerkte ik ineens dat ik
voor „Fanfare" precies dezelfde
bierpomp had. Zoiets mag natuur
lijk niet. Te meer omdat die twee
films bijna gelijk draaiden. Ik ge
loof niet dat het iemand is opge
vallen. Maar ik zag het meteen.
Dat komt omdat ik bij een
film nooit naar het spel keek,
maar in hoofdzaak naar de
rekwisieten. Ik betrap mij er
nu wel op, dat ik dat nog
wel eens doe. Maar wat wil
je als je van kinds af op de
Bühne hebt gestaan.
Overbekend is de geschiedenis van het
Rode Kruis. Het verhaal van de Krim-
oorlog (1854), van soldaten, die zonder
kans op medische hulp mochten kreperen
en vallen voor het vaderland. Het ver
haal van ,,de dame met de lamp"
Florence Nightingale. Van Henri Dunant
en van de slag bij Solferino, waar het
Oostenrijkse en het verbonden Frans
Sardinische leger in 1859 slag leverden
en waar Dunant de hulpverlening impro
viseerde onder de onverzorgde ge-
Het mondde uit in het Rode Kruis. Het
Internationale Comité van het Rode Kruis
(1863) om precies te zijn. En vervolgens
de nationale Rode Kruisverenigingen. De
onze, vooral tot stand gekomen dank zij
„chirurgijn"-majoor Johan H. C. Basting,
is thans honderd jaar oud. Zij is de enige
Nederlandse vereniging, die bij K.B. is
opgericht.
De doelstelling was toen nog duidelijk
geïnspireerd door Krim en Solferino: ,,Er
zal zijn eene Nederlandsche vereeniging
tot het verleenen Yan hulp aan zieke en
gewonde krijgslieden in tijd van oorlog,
hetzij Nederland er al dan niet in betrok
ken is..." In 1895 werd die omslachtig
heid van woorden vervangen door het
bondige „Nederlandsche Roode Kruis".
In honderd jaar tijd is het werk, ook
in Nederland naar alle kanten uitge
groeid. Militairen en burgers, vrienden en
vijanden, vallen gelijkelijk onder de zor
gen van het Rode Kruis. Of het om ram
pen gaat dan wel taken van medisch-
sociale aard. Het begrip Rode Kruis laat
zich moeiteloos verbinden met bloed
transfusiedienst, verzending van dekens
naar rampgebieden, invalidenzorg, hulp
verlening bij watersnood- en trein
rampen, navraging over in de oorlog ver
miste of omgekorr
Honderd jaar liggen er tussen de
publikatie in de Nederlandsche Staats
courant nr. 183 van 1867 en het veel
omvattende, moderne Rode Kruiswerk van
juli 1967. Enkele platen en prenten van
honderd jaar terug en eerder roepen iets
op van het klimaat, waarin dit kruis ten
bate van de mensheid kon worden op
gericht.
f sr
f fir. lö.
NEDEMAMSCHE
Het Rode Kruis (zij het nog .niet onder die
naam) bereikt ook Nederland. De Nederland
sche Staats-Courant nr. 183 van 1867 publiceert
het door Willem III ondertekende K.B., waarbij
„eene Nederlandsche Vereeniging" wordt opge
richt, die in 1895 zal worden omgezet in het
Nederlandsche Roode Kruis.
Deze gravure werd gevonden tussen de docu
menten van Henri Dunant. Het zijn afbeeldinge
van rijdende en draagbrancards en van ee
ambulance met vier lig- en vier zitplaatsen.
De slag van Solferino (1859), uitge
beeld in de melodramatische trant van
toen. Het lot der gewonden bewoog
Dunant tot zijn hulpverlening te velde:
grondslag van wat zou uitgroeien tot het
internationale Rode Kruiswerk.
De eerste tijd van het Rode Kruis was doortrokken van de geest van
hulpverlening, zoals die op de Krim en bij Solferino plaats vond ten be
hoeve van gewonde soldaten. Pas later werd het werk algemeen en strekte
het tot hulp aan burgers en militairen, vrienden en vijanden gelijkelijk.
STUTS-COltUT.
Jaar van oprichting van het Internationale Comité van het Rode Kruis
was 1863. Het jaar ook van de verdragen van Genève, met als grondslag:
menselijkheid, solidariteit, alomgeldigheid. Henri Dunant staat naast de
voorzitter tijdens de ondertekening der verdragen.