Een tolk moet vier dingen tegelijk knnnen doen Steeds meer Amerikanen grijpen de fiets PLANTEN ZONDER AARDE „je kunt het niet leren je moet het in je hebben" Nog j ZATERDAG 1 JULI 1961 L.D.EXTRA 9 Henri W. Methorst J een inspannend J beroep J J lyfijnheer, mijn zoon heeft zo'n gevoel voor talen. Op school 99 heeft hij er uitmuntende cijfers voor en in het buiten land kan hij zich zeer goed redden. Hij zou dan ook graag tolk worden. Is dat mogelijk?". Geregeld krijgt de heer I. R. Schuurman de Meyier (37), secretaris van een aantal in Nederland wonende free-lance tolken, deze vraag te horen. En om de aspirant-tolk niet bij voorbaat te ontmoedigen, antwoordt hij dan dat men inder daad kan worden opgeleid tot (congres) tolk. Nadat aan de met taalgevoel be giftigde tolk-in-spé brochures zijn gestuurd omtrent de opleiding en de werkzaamheden, die men als tolk moet verrichten, kan hij zich voor nadere informaties wenden tot het secretariaat, Van Boshuizenstraat 13, Amsterdam Buitenveldert. De kans echter dat de gegadigde eens als tolk zijn brood zal verdie nen, is bijzonder gering. Het vol gende voorbeeld moge dit illustre ren. Aan de universiteit van Genè- ve hadden zich een aantal jaren geleden zo'n vierduizend personen aangemeld voor de tolkenopleiding. Na gedegen selectie werden er 360 toegelaten tot de vooropleiding, van wie er 37 na drie Jaar in de tolken- klas kwamen. Slechts twee perso nen hebben de opleiding tot con- grestolk geheel voltooid, van wie er maar één als zodanig in de praktijk geschikt is gebleken. „ONMOGELIJK" „Probeer maar eens naar het te lefonische weerbericht te luisteren en dan tegelijkertijd te herhalen wat er wordt gezegd", zegt Henri W. Methorst (58), een van de eerste en meest bekende Nederlandse con- grestolken. „Voor de meeste men sen is dat al een onmogelijke op gave, want, voert men altijd aan wanneer het niet lukt, hoe kan ik mij nu concentreren op de tekst als ik tegelijkertijd moet spreken". „De tolk echter", vervolgt hij „moet buiten dat, 't gesprokene goed be grijpen en het tevens onmiddellijk in een andere taal omzetten. Daar toe moet hij de talen waarin en waaruit hij „tolkt" perfeot kennen, dus ook (bijna) alle idiomatische uitdrukkingen. Het is dan ook voor een tolk van zeer groot belang als hij tweetalig is opgevoed". (De heer Methorst is door een Franse gouver nante grootgebracht, op school sprak hij Nederlands). „Kent hij echter een woord niet, dan moet de tolk naast luisteren, vertalen en spreken ook nog schrijven, zodat de tolk, die met hem in de cabine zit hem kan vertellen wat het ge wraakte woord betekent. Inmiddels is de spreker al een heel eind verder, zodat de tolk hele zinnen moet gaan ombouwen om toch nog tot een zo getrouw mogelijke vertaling van de inlei der te komen". Een letterlijke vertaling leveren kan een tolk nooit, het is en blijft altijd interpreteren in het Frans en Engels heet hij resp. interprète en interpreter. De oorzaak hiervan is dat er in elke taal woorden en begrippen voorkomen die men niet in andere talen kent. Verder ligt het ook aan de structuur van de taal. Moet bijvoor beeld van het Duits in het Frans worden vertaald, dan stuit men al op de moeilijkheid dat in de eerste taal het werkwoord meestal aan het eind van de zin komt, terwijl dit in het Frans aan het begin staat; de tolk zal in dit geval vaak moeten Het tolkenberoep is nog zeer jong: het dateert van na de tweede wereldoorlogIn 1952, toen Henri Methorst voor de eerste keer tolkte, waren er in totaal drie con- grestolken in Nederland. Dit aantal is uitgegroeid tot veertien. In de gehele wereld zijn zo'n 650 congrestolken, van wie er ongeveer tachtig buiten Eu ropa wonen. Dit komt omdat in gebieden als de Verenigde Staten en Australië 95% van de congressen in de nationale taal wordt gehouden, terwijl het in Europa zo goed als nooit voorkomt dat een con gres in de taal van het gast land gehouden wordt, Hoewel er geregeld afge- studeerden van een tolken- school bijkomen zal de markt nooit verzadigd raken: het aantal congressen neemt re latief veel sterker toe en bo vendien zijn er veel organi saties (zoals de EEG, EGKS, UNO enz.) die nog lang niet genoeg tolken in dienst heb ben. gokken wat er zal worden gezegd. Henri Methorst vindt het dan ook een bijzonder inspannend beroep; iets dat men eigenlijk niet kan leren, maar dat men in zich moet hebben. GEHEUGEN De hierboven manier van tolken heet simultaan-tolken. Men kan ook consécutief moeten tolken: dit houdt in dat de tolk de rede niet onmiddellijk vertolkt, maar dat hij pas aan het einde van de inleiding aan het woord komt. „Wij moeten dan ook over een bijzonder goed ge heugen beschikken, alleen de sleu telwoorden schrijven wij op", zegt Henri Methorst, die zich nog goed herinnert dat hij eens 'n lezing van Julian Huxley, die ongeveer drie kwartier duurde, in twintig minuten moest reproduceren. „De woorden die wij dan opschrijven moeten ge noeg zijn om ons in staat te stellen precies te weten wat er is gezegd. De tolk vertaalt het gehele betoog al in zijn gedachten, maakt de aan tekeningen in de gewenste taal en leest het later van het papier af. Sommige sprekers begrijpen niet hoe het mogelijk is dat de tolk zijn betoog in de helft van de tijd die hij ervoor nodig had. kan zeg gen. Er wordt dan geen rekening mee gehouden dat de ene taal veel com pacter kan zijn dan de andere en dat de tolk niet, wat by sprekers meestal wél het geval is, naar woor den hoeft te zoeken: het hele ver haal kan hij achter elkaar bren gen". „VAKBOND" Een aantal in Nederland wonen de free-lance tolken heeft sinds vyf jaar een gemeenschappelij ke secretaris, de heer Schuurman de Meyier, die meent dat niet al leen de tolken goedkoper uit zijn WÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊm De meeste tolken (402 free-lance en 181 in vaste dienst bij een be drijf of organisatie) zijn aangesloten bij de Association Internationale des Interprètes de Conférence (AI.I.C waarvan het hoofdkwartier in Pa rijs is gevestigd. Deze organisatie zou men een soort „vakbond voor tolken kunnen noemen, omdat zij in de meest letterlijke zin de be langen van de tolken behartigt. Deze belangen omvatten o.m. het vaststellen van de tarieven. (Een tolk die tussen de 150 en 200 dagen per jaar werkt is qua salaris te ver gelijken met een huisarts of advo caat). Zo geeft de AJ.I.C. een jaar boek uit waarin de namen, adres sen en kwalificaties -welke talen combinaties hij machtig is -zijn ver meld. Zij bemiddelt echter niet tus sen de tolken en de instellingen, die hun administratie door één persoon wordt behartigd, maar dat het tevens vereenvoudigend werkt voor een organisatie die een tolk nodig heeft. De heer Schuur man de Meyier vindt dat men het secretariaat het beste kan zien als een soort impressariaat, met dat verschil dat de impresario een ze ker percentage van de gage van de artiest krijgt voor de bemidde ling. hetgeen bij de tolken niet het geval is. Bovendien is een impre sariaat een gevestigde zaak terwijl het tolkensecretariaat meer moet worden gezien als een coöperatieve instelling. OPLEIDING 7. R. Schuurman de Meyier: „De intellectuele bagage van een tolk moet groot zijn". Wil men congrestolk worden, dan doet zich voor de Nederlander de eerste moeilijkheid al voor in t feit dat er hier geen tolkenschool is. De aspirant-tolk zal moeten studeren in Genève, Heidelberg, Münohen, Germershiem, Antwerpen of Pa rijs waar men terecht kan aan de Sorbonne en de „Hautes Etudes Eoonomiques". „In Europa zijn nog wel an dere scholen waar hij terecht kan, maar die boeken niet zulke beste resultaten", deelt de heer Schuur man de Meyier mee. „Gaat men toch naar Milaan, Turijn, Triëst of Brussel, dan zal dat zijn omdat daar bepaalde talencombinaties worden gedoceerd, die men niet aan de an dere tolkenscholen geeft". Hij voegt eraan tot dat de intellectuele ba gage van een tolk bijzonder groot moet zijn. Het is gewenst dat hij bijvoorbeeld begrip heeft van poli tieke, culturele en economische za ken; maar buiten dat moet de kan didaat in ieder geval in staat zijn een universitaire opleiding te vol gen. Bij voorkeur moet hij klassieke talen hebben gestudeerd, opdat hij de talen waarin en waaruit hy wil gaan tolken, kan ontleden. Voldoet hij aan al deze eisen, dan kan hij in aanmerking komen voor de oplei ding, d.w.z. drie jaar studeren voor vertaler, één Jaar voor tolk. Het laatste jaar moet hij zich bekwa- men in het simultaan en consécu tief tolken. Wil men zich bezighouden mei een taal, maar is men niet geschikt om te tolken of om voor de klas te staan, dan bestaal er nog altijd de mogelijkheid tolk- vertaler te worden. De opleiding voor dit beroep is veel minder zwaar evenals de eisen welke aan hem worden gesteld. Met elke middelbare schoolopleiding kan men tolk-vertaler worden. Ei men kan er ook voor studeren ir Nederland. De Gemeente Universi- teit van Amsterdam geeft een op leiding in Frans en Engels, voor am dere talen kan men terecht by pri- vé-docenten. DE vertaler, aldus de heer Schuurman de Meyier, „hoef dus niet by voorkeur tweeta lig te zyn opgevoed. Een op later leeftyd aangeleerde taal kan mei immers ook goed leren beheerser Bovendien zal hy byna nooit 1 minute moeten vertalen, zodat hi dus gebruik kan maken van woor denboeken. Het is belangryk da de tolk-vertaler beschikt over eer grondige grammaticale kennis var de aangeleerde taal, maar daar naast moet hy ook 'n grote spreek vaardigheid hebben. Het elemen „tolken" komt by hem pas kykei wanneer hy tussen enkele party ei moet bemiddelen, meestal bi rechtszittingen. Dit geschiedt dan zin voo zin. Er zyn echter te weinig zake waarby de tolk-vertaler die in di geval beëdigd moet zyn) monde ling werk verricht om van de op brengst te kunnen leven. Met na druk wijst de heer Schuurman d Meyier erop dat de tolk-vertale hoofdzakeiyk sohriftelyk werk moe verrichten. De beroepen tolk e tolk-vertaler verschillen dus als da en nacht. S. W. SITNIAKOWSK1 Een flets ls !n Nederland een serieus voorwerp. Het is het nationale vervoermiddel num mer 1, sportieve ministers sprin ten er op naar hun departemen ten. Het Nederlandse fietsleger de gerijwielde heerscharen die in slagorde des ochtends en des avonds resp. oprukken naar en terugkomen van het werk) is we reldberoemd, j In Amerika benadert men het ry- wiel anders. Als vervoermiddel !mist de fiets ten enenmale wat Amerikanen in vervoermiddelen bewonderen: snelheid, comfort, indrukwekkende vorm. Voor ro mantische doeleinden ontbreeKt de ruime achterbank. Kortom, de fiets in Amerika is een stuk speelgoed, of als men het fraaier wil uitdrukken: een stuk sportuitrusting. In die hoedanigheid mag hy zich verheugen. Volgens een schatting van het in New York gevestigde Bycicle Institute of America fiet sen maar liefst zestig miljoen Amerikanen, of wel byna een der de van de totale bevolking. Dit aantal is ongeveer twee keer j zo groot als in 1958. Om nog een paar getallen te noemen, in 1958 kwamen er byna drie miljoen nieuwe fietsen op de markt. 2.150.000. van Amerikaans make- iy en 824.000 geïmporteerde, in 1966 lag het totaal heel wat ho ger: 5 3/4 miljoen fietsen in to taal overstroomden de Ameri kaanse markt, 4.8 miljoen van eigen bodem en 927 geïmporteer de. Het fietsen wordt voornamelijk be dreven in parken en op lande- ïyke wegen. Rywielpaden bestaan in Amerika nauwelyks, maar er is wel 'n aantal paden in natuur reservaten en parken, dat vcor de fietser openstaat. Steeds meer Amerikanen verschynen de laat ste jaren op deze oorspronkelijk voor wandelen bedoelde paden op de fiets, waarvan de grote aan- trekkeiykheid voor hen schynt te zyn dat men er toch een zekere afstand mee kan afleggen, dat het vermageren er drastisch door bevorderd wordt en dat men zo kan vermyden te moeten wande len. Geen vervoer middel maar een stuk „speelgoed" Amerikanen houden er namelijk wel van om in de buitenlucht te zyn, hun patriottische gemoed te voe len zwellen by 't bewonderen van de nationale natuurmonumen ten en net te doen of het pio- niersbloed nog in hun aderen klopt. Maar wandelen is niet erg populair. Het gaat te langzaam en men i« niet bezig en niets vindt vooral de Amerikaanse man meer ontspannend dan actief be zig zyn. De fiets brengt hier uitkomst. Men bereikt er een tempo mee dat rond vier keer zo hoog ligt als by het gesmade gewandel en men is echt bezig energie te verbrui ken. Burgemeester John Lindsay gaf een paar weken geleden zelf het goe de voorbeeld met lustig peddelen op een mooie avond. In Washington fietst men in clubs langs een niet meer gebruikt ka naal. druk bellend overigens om de merkwaardige, vaak uit Eu ropa afkomstige wandelaars die zich op hetzelfde pad langs het kanaal vermeien, te waarschu wen dat er „gevaar" op komst De fietsen, waarmee Amerikanen vaak in volle gezinssterkte van de natuur genieten, zyn bepaald veel lichter dan de gemiddelde Nederlandse fiets. Het zyn sport- fietsjes, meestal in lichte kleuren geschilderd, die makkeiyk ach ter in de auto meegenomen kun nen worden naar het fietsterrein. De pry zen, welke men in de win kels voor dergeiyke fietsen be taalt, variëren van 125 tot 200 gulden. Aan de cyfers, in het begin van dit artikel genoemd, is te zien dat Amerikanen grotendeels op inheemse rijwielen fietsen en dat de enorme styging in belangstel ling voor ontspanning op twee wielen byna helemaal alleen ten goede is gekomen aan de Ameri kaanse producenten, (de riJwiel- invoer nam tussen 1958 en 1966 maar met 12,5 procent toe. ter- wyi de Amerikaanse produktie voor binnenlandse afzet met 122 procent groeide). GOEDKOOP Reden hiervan is dat Amerikaan se fietsen goed zyn, in de spor tieve behoeften voorzien en be- trekkeiyk goedkoop worden aan geboden. Een buitenlandse pro ducent, die zich een plaats wil veroveren op de Amerikaanse fietsenmarkt, heeft alleen kans voet aan de grond te krygen als als hy ook een lichte, aantrekke- lyke sportieve fiets kan aanbie den tegen een lagere prijs. Een paar Japanse en Tsjechoslo- waakse bedryven is dat gelukt en hier en daar ziet men fietsen van deze exotische herkomst De Engelsen hebben altyd nog een traditionele plaats in Amerika's markt. Hun merken zyn bekend en er zyn altyd kopers, die wat meer willen betalen voor voorna me Britse fietsen. Nederlandse fietsen daarentegen ziet men byna niet in Amei- ka. Ons nationale rijwiel is voor de meeste Amerikanen te zwaar, te stoer, te stevig, te veel vervoermiddel om hen te verlok ken de fietssportuitrusting te la ten komen uit het land dat hier behalve om zyn klompen, mo lens en Hansje Brinker toch ook bekend staat als één van 's we relds beroemdste fietsnaties. Koeweit ls dor, zo dor als de Sahara. Toch wil men in dit, van armzalig parelvissers plaatsje tot steenryk oliesjeikdom- metje geworden gebied verse groenten gaan kweken om een eind te maken van de import van groen ten uit Jordanië. Produkten, die uit dat land na drie dagen transport in een niet- gekoelde vrachtwagen in Koeweit aankomen, zyn verre van vers. Van de sla, b.v. moet tweederde worden weggegooid. Wat er daar na nog overblyft is nauwelyks Wetenschappelyk onderzoeker Abram A. Steiner uit Wageningen, is in Koeweit geweest. Hy heeft, tydens een bezoek (op uitnodiging van de Koeweitse regering, advie zen gegeven op het gebied van de plantenteelt zonder aarde, waar mee het sjeikdom een aarzelend begin heeft gemaakt. In het kader van een vyfjarenplan moet dit be gin uitgroeien tot een produktie, die voldoende is om in de eigen be hoeften aan levensmiddelen te voorzien. Plantenteelt zonder aar de kortweg grindcultuur ge noemd, maar er zyn ook andere vormen lijkt voor een land als Koeweit dè oplossing. Het is alleen zo jammer, aldus de heer Steiner, dat talryke beunhazen van de si tuatie daar hebben geprofiteerd en er de meest vreemdsoortige instal laties hebben weten te verkopen voor deze teeltwyze. De beun hazen varen er wel by, het land nauwelyks of niet. Die beunhazerij maakte het voor de heer Steiner niet gemakkeiyk. Hoewel hy als puur wetenschaps man, louter op gedegen onderzoek gebaseerde adviezen gaf, werd hy door de ondeskundige Koeweiti toch op één iyn gesteld met de beunhazen. Een teleurstellende ge dachte voor een man, die twin tig jaar bezig is geweest met de wetenschap van de plantenteelt zonder aarde. Ondanks die twintig jaar heeft de grindcultuur overigens geen in- gang gevonden in het denken van de traditioneel ingestelde Neder landse tuinder. Steiner is er niet van ondersteboven. Hyzelf advi seerde de organisatie voor toege past natuurwetenschappeiyk on derzoek (TNO) de onder zyn lei ding staande afdeling voor plan tenteelt zonder aarde op te doeken. De heer Steiner zet zijn onderzoek, dat tot nu toe meer op de prakti sche toepassing was gericht, in Wageningen voort in laborato rium-sfeer. Dat de grindcultuur, waarby de planten groeien in grindbakken waardoorheen op gezette tyden een van voedingszouten voorziene hoe veelheid water wordt gevoerd, in Nederland geen Ingang heeft ge vonden, verwondert de heer Steiner eigenlyk niet zo veel. De toepassing van deze wyze van plantenteelt vergt een geheel nieuwe investering, die de Nederlandse tuinder niet be reid is te doen, ook al omdat het economisch niet haalbaar is, als het niet op grote schaal gebeurt. Daar komt by, aldus de heer Steiner, dat het novum van de plantenteelt zonder aarde te vroeg met de praktyk is geconfronteerd. Er was nog te weinig onderzoek ge weest toen beunhazen zich al van het „wonder" meester gingen ma ken. BELANGSTELLING Intussen, nu de op de praktijk gerichte onderzoekingen in Neder land zyn gestaakt, krygen aride (dorre) gebieden belangstellii voor plantenteelt zonder aan Koeweit is zo'n gebied. De volk vertegenwoordiging heeft haar fl gehecht aan de eerste tranche vi het vyfjarenplan, een twee heet ren omvattend project waarvan 1968 de eerste vruchten mo ten worden geplukt. Als dit, mede dankzy de advi zen van de heer Steiner, lukt, i het project moeten uitgroeien t tien hectaren. Ideaal zou volgens de heer Stf ner zyn, dat uit Nederland een g degen onderzoek in Koeweit wor gestimuleerd. Gebaseerd op nu byna twintig jaar onderzoe ervaringen, welke in Nederland o der leiding zyn opgedaan, zou research in Koeweit dan specis gericht moeten worden op de pla tenteelt zonder aarde in aride g bieden. Dat is een vorm van ontwikk lingshulp die veel effectiev is, maar ook veel goedkoper di de vormen, waarin dergeiyke hu thans wordt gegeven, meent heer Steiner.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 8