VOLOP
ARMSLAG OP „DE VOORDE
SCHLDEREN
TEKENEN
BEELDHOUWEN
FOTO-PEINTURE
jK;,
Herman Berserik met zijn eerste litho, waar hij geen barst van snapt. Ton Hoogendoorn, genietend van eigen Engelenbakjes. Kees Andrea corrigeert met hulp van Hans Peters zijn mozaïek.
van het grut van drie kleuterschol ent
een openbare, een christelijke en een
katholieke. Och, hij kon dan wel ver
troosting zoeken door de vingers in de
oren te stoppen (maar dan is het zo
moeilijk tekenen) en naar de overkant
te kijken. Daar de rust van een bejaar-
dentenuis. Maar net iets te rustig. Hoo
gendoorn keek precies uit op de aula,
waar met regelmaat een droef laatste
afscheid moest worden genomen door
oude mensen, die in het heengaan van
hun medebewoner hun eigen voorland
zagen.
Zoals gezegd werkt maskerade op
Hoogendoom inspiratief. Behalve als ze
zo ver gaat, dat ze zelfs in een Grand
Guignol-programma de censuur niet zou
halen. In de wintermaanden dit toneel:
Een man komt op een brommertje de
straat in, parkeert zijn voertuig tegen
een muur en gaat rustig een shagje rol
len. Als hij is uitgepaft haalt hij van
zijn bagagedrager een groot pak, waar
uit achtereenvolgens een hoge hoed en
een geklede jas te voorschijn komen. De
hoed wordt opgezet, de geklede jas ver
vangt het warme duveltje, dat dan ach
terop de bromfiets wordt gebonden. Vast
beraden stapt de begrafenisdienaar can
het bejaardentehuis binnen om aan te
zeggen dat het voor de allerlaatste keer
de hoogste tijd is. Als hij na de plech
tigheid terugkomt voltrekt zich oPnieuw
de openbare verkleedpartij, nu in tegen
gestelde volgorde. Niet alleen Onze Lie
ve Heer, ook de Dood heeft rare kost
gangers. Maskerade. Hoogendoorn zal er
ook op zijn nieuwe atelier géén prentje
van maken.
Grimmige reus
Herman Berserik ten slotte, die zijn
werkruimtes heeft gevonden in de ande
re vleugel van de frontzijde. Grimmige
reus, die De Voorde al veel langer kent
omdat hij in hetzelfde park, een hon
derdtal meters verderop, een Hans- en-
Griet je-huisje 'bewoont.
„Ik kon me daar niet meer keren
ik barstte m'n huis uit. De grafiek
heb ik nu hierheen gehaald. En het kan
er nóg maar amper in". Een kolossale
etspers strekt als een kwaadaardige spin
zijn poten omhoog, daarachter, nog veel
groter, maar goedmoediger een lithopers,
nieuwe aanwinst ter beoefening van een
voor Berserik nieuwe kunstvorm.
„Ik heb de laatste vier, vijf jaar voor
namelijk zitten schilderen. Als ik wilde
etsen moest ik m'n hele atelier afbre
ken. Ik heb er eerst over gedacht om
een bult aan het huisje te laten bouwen
voor de grafiek. Maar dat werd veel te
kostbaar".
Voor het eerst heeft hij nu armslag
om zich aan de lithografie te wijden.
„Het is volkomen nieuw voor me, het
geeft iets fris. Ik ben nog steeds stom
verbaasd als ik naar die steen zit te
kijken en zie wat eruit komt. Eerlijk,
ik snap er geen barst van".
Maar hij gaat er volledig in op. „Het
is zo fijn als je met allerlei spullen be
zig bent zonder kunst te moeten produ
ceren. Grafiek is voor mij een soort win
tersport".
Hij kijkt met zichtbare pret naar de
eerste resultaten van zijn lithografische
proeven: een prent van een beeldscho
ne speelPop. Niet het werk van iemand,
die „er geen barst van snapt" daoht ik
zo. Dan speelt hij weer de ontevreden
beer. „Ik zat daar ginds veel rustiger.
Ik ben maar het liefst alleen. Ik ben
niet zo'n gemeenschapsschilder, zo van
met z'n allen om de kachel zitten dis
cussiëren over kunst". Dan het verlos
sende woord: „Gelukkig zijn die ande
ren dat óók niet!
Het ;eft een aantal jaren niet zo
erveel gescheeld of huize De
yrde was tegen de grond ge-
gn. Het was dermate bouwval-
1? dat de eigenaresse, de ge
rente 's-Gravenhage, in een res-
tauratiee'mg brood zag. Toen kwam de
stichtin.'De Voorde" in het geweer.
gen Vfameling van fijne mensen, die
het zoe vonden. Was dat nu niet juist
een h» 'geknipt voor kunstenaarsate-
liersP'ivinus van de Bundt, directeur
van e Vrije-Academie, zat er al
vijft' iaar om 0r °P bovenverdie
ping6 wonen en zijn „lioht-Peinture"
ujt proberen. Hij geeft in „De Voorde"
eerursus „Licht" aan een groep leer-
]jni van de Vrije-Academie. Zijn
vrw Mieke van der Burgt drijft er met
n? minder artistieke overgave haar
pamisch atelier. Nou dan!
>e stichting bood de gemeente aan het
Je-eeuwse landhuis helemaal op te
lappen en de gemeente was daar zo
lij mee, dat ze het geheel meteen voor
rie jaar om niet aan de stichting ver-
uurde. Met een voortvarende en kunst
even de aannemer Bep Meijer in het
estuur werden de zaken flink aange-
akt: waterleiding, licht, nieuwe beton-
loeren en nog een handjevol andere
oorzieningen: in het begin van het jaar
jaren vier ateliers klaar en vier kunste
aars zitten er nu zo'n drie maanden
elukkig te zijn. De graficus-schilder
lerman Berserik, de schilner-mozaïek-
#aker Kees Andrea, illustrator-cartoon-
K Ton Hoogendoorn en beeldhouwer Ar
aand van der Helm.
Andrea heeft een enorme dubbele
uimte aan de achterkant op het zuiden,
lis er zon is is hij dèèr. Overal ramen,
ils ik binnenkom beklimt hij juist met
wieke zekerheid een trapleertje, over-
iet van die uitkijkpost af een kolossaal
nozaïek, dat op de werktafel ligt en
naakt met zijn hand een d'irigentenge-
•aar naar trouwe assistent Hans Peters,
leze verlegt aan een paar steentjes tot
en meer vloeiende 'lijn, die alleen van
en afstand af goed kan worden beoor-
eeld. Vandaar Andrea's tirapezenum-
jer.
„Ik heb", zegt hij, weer op de bega-
t grond aangeland, „altijd m'n atölier
bis gehad aan de Thorbecke'laan aan
6 rand van ole Haagweg. Daar heb ik
ertig jaar vérrukkelijk gewerkt. Een
(tzicht tot aan Kwintsheul. Toen zetten
er ineens Morgenstond en zo tussen
li een grote verkeersweg. Daarmee
as de aardigheid eraf".
Afgezien hiervan werd de ruimte thuis
>ch wel beperkt. „Ik zit altijd met het
robleem van grote opdrachten. Zo'n
lozaïek van dertig, veertig meter, dat
on ik thuis niet klaren. Ik huurde dan
'el een atelier van de gemeente in o'e
'rederikskazerne. Een mooie ruimte,
aar niet van, zes bij twaalf meter,
ïaar helemaal op zolder en dan moest
zo'n ding maar onbeschadigd naar
eneden zien te krijgen. Natuurlijk is het
ok fijner op je zelf te zitten en het is
eel dichter bij. Een kwartier fietsen.
!et wind tegen dets langer".
Vertélt dat het een enorm verwaar-
ïosde troep was en laat zien dat er mi
elfs luiken zijn, waarmee hij de zon
an buiten sluiten als die te veel mocht
torden bij zijn schilderwerk.
Het schilderen moet even wachten tot
et mozaïek, dat hij nu onderhanden
ieeft, gereed is. Het tweede dat hij
aaakt voor het PEN, Provinciaal Elek-
nciteitsbedrijf Noord-Holland, zestien
:ierkante meter kunst. Vijf maanden is
üj 'bezig met de uitvoering van het ont-
rerP, dat geschilderd de hele achter
rand beslaat. Vijf maanden piepkleine
teentjes leggen, meer dan homderddui-
end piepkleine steentjes.
(Van een r
„Je moet helemaal Rijswijk uit en dan richting Wateringen of zo en
dan heb je daar een weg die naar rechts gaat en dan zie je vanzelf aan
de ene kant een soort kasteeltje, maar dat is het niet want dat is Over-
voorde, en dat ga je voorbij en dan krijg je verderop een zwart sintelpad
en dat ga je in en aan het eind daarvan is het, je ziet het direct." Een
cryptogram van deze of soortgelijke strekking werd mij aangeboden in
de luchthartige veronderstelling dat ik hieruit de oplossing „Vind huize
De Voorde!" zou kunnen distilleren. Waarbij achteloos werd voorbijge
gaan aan het feit, dat ik het oriëntatievermogen heb van een Hottentot in
een Poolnacht en buitendien voor het gewone voetvolk, waartoe ik me
zelf moet rekenen, een expeditie naar ginder niet veel onderdoet voor
de voetreis naar Rome, die de heer Aafjes in zijn jongste jaren even
dichterlijk als vermetel ondernam. De lelijke, maar pijlsnelle „Eend"
van illustrator Ton Hoogendoorn bracht redding. Per auto bleek van op-
gemelde reisroute geen woord gelogen en aan het einde van het sintel
pad lag zonder mankeren het beloofde landhuis te wachten. Zeer oud en
zeer eenzaam. Hitchcock moest er eens langs gaan. Echt iets voor een
lekker filmisch halsmisdrijfje.
„Nee, daar word je niet gek van",
zegt Andrea als ik vraag of hij daar
niet gek van wordt. „Het omzetten van
een tekening in ander materiaal, het uit
zoeken van je kleur, de ritmiek van het
leggen, het is echt creatieve arbeid.
Nee, het ontwerp van 'het idee was een
veel zwaardere bevalling. Maak een mo
zaïek voor een elektriciteitsbedrijf. Wat
is elektriciteit? Ik ben er gaan kijiken.
Allemaal hoogspannjingsapparaten, ka
bels, meters, een volkomen abstracte
wereld waar je niets van begrijpt. Toen
heb ik het in de mythologie gezocht.
Een soort zonnewagen, de Germaanse
Dondergod". Van de tekening op de
muur fulmineert een toornende Donar
met zijn bliksems. Kees Andrea vangt
ze op en legt ze neer in kleine steentjes:
rood, blauw, geel, groen, goud. Hij
koopt ze per kilo in Ravenna.
Fontein
Buurman aan de achterzijde is de jon
ge beeldhouwer Armand van der Helm.
Hij heeft de koele ruimte, die vroeger
keuken moet zijn geweest. Tegels tot
aan de zoldering, een bizarre water
pomp boven een gootsteen als een bad
kuip in een hoek. Hij is van allen het
gelukkigst met zijn nieuwe onderkomen.
„Thuis in de Hortensiastraat moest ik
werken in een kamertje van twee bij
vier. Heel aardig kamertje, maar niet
groter dan een veredelde plee. In een
kuil in de tuin moest ik alles gieten.
Toch heb ik daar die fontein voor de
Tweede Kamer voor elkaar weten te
boksen".
(Het is tot nu zijn meest trotse werk
stuk. Hij wordt steeds als hij het over
die fontein heeft weer serieus giftig op
Vondeling. „Daar 'ligt voor een ton"
had aie met weinig artistieke waarde
ring uit zijn destijds nog ministeriële
mond laten vallen).
Hij gaat mee naar buiten en wijst
hoe een grasland als een voetbalveld
hem verdere ruimte biedt als het ate
lier misschien nóg niet groot genoeg zou
zijn. Met het tevreden air van een groot
grondbezitter gaat hij dan even zitten
Met zijn nieuwe atelier op De Voorde is Armand van der Helm einde
lijk te paard geholpen.
op een grapPig stenen paard van colle
ga Aart van den IJssel. dat daar zo
maar in het gras staat. De staatsiefoto.
Terug in het atelier zegt hij nog eens
blij: „Ja, hier ben ik niet meer gebon
den aan een formaat!" En hij kneedt
bedrijvig verder aan een niet veel meer
dan handgroot beeldje op een hoge sok
kel.
Engelenbakjes
In een Tuie lange stoel ligt lang en lui
met te vergeven zelfgenoegzaamheid Ton
Hoogendoorn in zijn werkruimte aan de
voorkant van zijn eigen cartoonboekje
„Engelenbakjes" te genieten. Veel van
die bakjes zijn op dit nieuwe atelier ge
bakken. Een carnavaleske feestpop
met kunstzin gemaakt voor een Rotary-
festijn en met kunstgrepen daar weer
weg versierd houdt hem gezelschap.
Een in dienst vergrijsde huismangel
staat tegen de muur, cum laude gepro
moveerd tot etspers.
Uitkijkend op het voorperk met
d'eeuwenoude bomen blaast Hoogen
doorn hier zijn speelse ideeën leven in.
Het fantastische element heeft hierin de
overhand. „Het naturalistische ligt me
niet zo. Carnaval, maskerades, dat is
het voor mij". De boekjes, die hij illus
treert ademen ook die geest. Carmiggel-
tjes bij voorbeeld en pas nog dat bun
deltje „Peperbek" met de barok spotten
de dierrijmelarijen van Kees „Trijntje
Fop" Stip. Met zijn levendige, directe
benadering is hij ook een man, aie het
kind weet te pakken. In een vlot pren
tenboek leidt hij de schooljeugd door het
labyrint van verkeersregels, een nieuw
leersysteem. uitgedacht met de Vereni
ging voor Veilig Verkeer. Politie en on
derwijs.
In die dingen is Ton Hoogendoorn niet
wraakzuchtig. Kinderen, de schatjes,
hebben hem letterlijk horendol gemaakt.
Onbewust weliswaar. Konden zij het hel
pen, dat de oecumene nog niet tot hun
stadswijk was doorgedrongen? In zijn
flatje, waar hij vóór de ontsnapping
naar De Voorde zijn atelier had, werd
hij overspoeld door het lieflijk lawijt