„LUCKY LINDY" „Hoe kan het toch allemaal Jan Willem..." Solo en non-stop in 33l/2 uur over de Atlantische Oceaan E ATERDAO 20 MEI 1967 LD.-EXTRA I I: (Van een onzer redacteuren) WELL, I did it". Die vier woorden, in de avond van 21 mei 1927 op het vliegveld Le Bourget gesproken door een 25-jarige jongeman, markeerden het glo rieuze einde van een van de meest spectaculaire hoogtepunten in de ontwikkeling van de toen nog jonge lucht vaart: de solovlucht van Charles Lindbergh in zijn Spirit of St. Louis non-stop over de Atlantische Oceaan van New York naar Parijs. Veertig jaar geleden slechts... Veel meer dan vier woorden kon Lindbergh niet uitbrengen. Bijna 33% uur achtereen had hij achter de stuurknuppel van zijn eenmo- torig vliegtuig gezeten voor zijn vlucht over 6100 kilometer. Over mand door vermoeidheid, stijf van het langdurige zitten in zijn kleine cockpit, was hij niet in staat met gloedvollere „historische woorden" te reageren op de ovationele be groeting, die hem ten deel viel. Vóór zijn vlucht, die op 20 mei 1927 ln een miezerig regentje op een modderig vliegveldje bij New York begon, heette de onversaag de jongeman nog de „vliegende zot". Anderhalf etmaal later had zijn nieuwe bijnaam „Lucky Lin- dy" over de gehele wereld ingang gevonden door het „onmogelijke" waar te maken. Zijn beroemdheid als vlieger, in die dagen gevestigd, is ook nu, veertig jaar later, nog door geen enkele piloot geëvenaard. Lindbergh was beslist niet de Veertig jaar geleden fameuze vlucht van t roekeloze durfal, waarvoor hU aan vankelijk werd versleten. Als erva ren luchtpostpiloot en stuntvlieger (een in die dagen geliefd beroep) had hij een voor die tijd bijzonder goed inzicht zowel in de eigentijdse als de toekomstige mogelijkheden van de luchtvaart. Die luchtvaart was nog geen kwart eeuw geleder, kort na de geboorte van Lindbergh begonnen met een 35 meter „ver re" vlucht van Orville Wright. Lindbergh was een kleuter van 7 jaar toen Blériot het Kanaal door de lucht „bedwong". Zelf zou hij op 25-jarige leeftijd de volgende grote stap zetten: de oversteek van de Atlantische Oceaan. Lindbergh liet zijn vliegtuig Spi rit of St.-Louis speciaal voor de oceaanvlucht ontwerpen en bouwen door Claude Ryan, die reeds naam had gemaakt door de constructie van andere speciale toestellen. Hij liet niets aan het toeval over en nam grote veiligheidsmarges. Die waren nodig, omdat hem op zijn vlucht alle huidige navigatiemidde len (uitgezonderd een kompas) ont braken. Hoe groot die veiligheidsmarges waren bleek wel uit het feit, dat Lindbergh, bij Parijs gekomen, nog over voldoende brandstof beschikte om naar Rome door te vliegen Slechts zijn voorzichtigheid bracht hem ertoe op de afgesproken plaats te landen. De beroemde vlucht van Lind bergh in 33% uur had bedwongen voor de luchtvaart. Er volgde een reeks spectaculaire vluchten waar onder binnen een jaar tientallen over diezelfde oceaan, die Lind- berh in 33% uur had bedwongen. Een paar jaar geleden maakte Lindbergh die vlucht nog eens in een modern straaltoestel dat zeven uur voor de oversteek nodig had. Ditmaal was hij passagier en adviseur van een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij. In Pa rijs sloot hij contracten af voor de levering van de Concorde, het Frans-Britse supersone verkeerstoe- stel, dat over enkele jaren de vlucht van New York naar Parijs in drie uur zou kunnen maken met honder den passagiers aan boord! Onvoorstelbaar inderdaad, zo snel als de ontwikkeling van de lucht vaart zich heeft voltrokken. In de laatste tien van die veertig jaren is daar ook de ruimtevaart nog bij gekomen, die een dergelijke storm achtige ontwikkeling te zien geeft. De snelheid van Lindbergh tijdens zijn pioniersvlucht: 182 km per uur. De snelheid van bemande ruimte capsules, die in anderhalf uur om de aarde vliegen: 28.000 km per uur. De naam „Lucky Lindy" heeft zich niet lang kunnen handhaven. Ook roem heeft een schaduwzijde. Enkele jaren na zijn befaamde vlucht werd zijn eerste zoontje ont voerd en ondanks het betalen van een hoge losprijs vermoord. De vermoedelijke dader Hauptman werd gegrepen en ter dood ge bracht. Later ontstond echter een nooit geheel weggenomen twijfel aan de schuld van deze man. De eens gevierde held Lindbergh heeft zich bovendien in de jaren dertig de gramschap van zijn land genoten op de hals gehaald door een hoge Duitse nazi-onderscheiding uit handen van Göring te accepte ren. Lindbergh was voorts, tot erger nis van velen, een fel isolationist en voorstander van volledige on zijdigheid van Amerika in de twee de wereldoorlog. Enorme stimulans voor de luchtvaart Pas toen de Japanners hun ver raderlijke aanval op Pearl Harbor hadden uitgevoerd, veranderden zijn inzichten. De strijdkrachten „lustten" hem toen echter niet meer. Maar dank zij zijn inventie ve geest en onverzettelijkheid wist hij toch op een unieke manier aan de strijd deel te nemen. Hij werd burger-invlieger op militaire toe stellen. Als burger vliegend nam hij ladingen bommen mee, die hij Japanse stellingen afwierp. Als burger maakte hij meer dan vijf tig operationele vluchten, waarbij 5' hij ondermeer boven Neuw- Guinea een Japanse jager neerschoot. Lindbergh leeft thans zeer terug- getrokken in Darien in Connecticut (VS) met echtgenote, twee zoons en drie dochters. Hij hanteert zelf nog dikwijls in kleinere vliegtuigen de stuurknuppel, maar uitsluitend voor eigen plezier. Wel is hij nog steeds adviseur van een Amerikaan se luchtvaartmaatschappij. Hij Is echter wars van iedere publiciteit Zo zal ook het veertig jarig jubi. leum van z'n historische vlucht zon der nieuw huldebetoon aan de gro te luchtvaartpionier voorbij gaan, J Maar zijn naam zal, ondanks al- les, onverbrekelijk aan de ontwik keling van de luchtvaart verbonden 1 blijven. OP een mistige nacht ln november 1919 verging voor de kust van Terschelling het Amerikaanse schip West Aleta. Een schuit van boven tot onder geladen met port. Het schip brak in tweeën en verdween onder de water spiegel. Maar de vaten met de Portugese uiijn dobberden in alle richtingen. De meeste naar het langwerpige eiland. Oude Terschellingers kunnen nog met een glinstering in hun ogen van die scheepsramp verhalen. Wekenlang spoelden er vaten aan, en even zolang waren er vrolijke mensen op Terschelling, waar men tot dat moment alleen jenever en brandewijn had gedronken, als er een bruiloft of een doop werd gevierd. Dl. scheepsramp bepaalde het leven van Jan Willem Siebrand (67), was er de oorzaak van dat een Jongen uit Grafhorst nu de groot ste wijnverkoper van ons land is. Die bijna de helft van de wijnen die er in ons land gedronken wor den, voor zijn rekening neemt. Dat er in Kampen een „fabriek" staat, waarin ruim tweehonderd mensen •en werkkring hebben. Dat Jan Willem een grondgebied heeft van 70.000 m2, waarvan 35.000 m2 volgebouwd is met op slagplaatsen, hallen met ingewik kelde machines, laboratoria, expe dities en kantoren. Dat er op dit terrein alleen al zo'n 6.000.000 lege flessen staan, 70 tanks met ieder 30.000 liter wijn en nog eens 24 van 33.000 liter. Dat er daarnaast honderden eeuwen oude houten okshoofden liggen met duizenden liters Vermouth, bloedwijn en vruchtesappen. Dat Jan Willem, zoals iedere Kampenaar hem noemt, een gemiddelde produktie heeft van 75.000 flessen per dag. Flessen met wijnen, jus d'orange, limonade, sherry en ga zo maar door. Dranken en drankjes (vorig jaar 45.666.000 liter), die door dors tige kelen in ons goede vaderland verdwenen. „Het was in die jaren bitter hard werken voor de kost", zegt de forse wijnverkoper. Wij woonden in Graf horst, een dorpje van 700 zielen. Mijn ouders hadden het nèt iets beter dan de meeste mensen daar. Omdat mijn vader een brave ziel het „geluk" had. dat hij aan de emaillefabriek werkte en mijn moeder een fantastische vrouw een klein cafeetje annex kruidenierswinkeltje dreef. De goe de man verdiende negen gulden in de week. Daarvoor moest hij 's morgens om vijf uur van huis. Een uur lopen, dan werken tot negen uur 's avonds en dan weer een uur naar huis terugstrompelen. Toen ik elf jaar oud de lagere school had doorlopen, wilde moeder dat ik doorleerde. Ik moest schoolmees ter worden. Ik had er geen zin ln. Ik wilde ook naar de fabriek. Daar werken was het ideaal van iedereen in en rond Kampen. Dan was je nooit werkloos en je kon daardoor de mooiste meisjes krij gen. Ik werd smidsleerling en werk te van zes tot zes voor fl,50 per week. Toen ik achttien wa» ver- 5 Selfmade-men zo worden mensen ge- J u noemd die in korte of 5 I langere tijd op eigen a kracht hoog op de maat- B schappelijke ladder ste- a gen. Dit is het tweede van een aantal artikelen over typische selfmade-men. p diende ik net als vader negen gulden. Maar toen had ik er in eens geen zin meer in altijd maar tussen muren te zitten. Ik nam ont slag en ging met een paar vrienden kolen rooien in de polder „De Koe koek". Vijfentwintig gulden in de week verloonde je daar. Maar om dat er niet het gehele jaar kolen groeien, moest ik weer de fabriek in. Ik werd machinist bij een groen tedrogerij. Honderdentien uur per week tegen twintig cent per uur. Vandaar verhuisde ik naar een hooipersery als zuiggasmotormachi nist en ten slotte kwam ik terecht als monteur op een confectie-ate- lier. Daar zou mijn levenslot be paald worden door die scheeps ramp. Want mijn baas bestelde twee vaten met port, die de firma Stienstra en Kooistra van de jut ters van Terschelling had gekocht. Ik moest tussen twerk door die vaten afbottelen. Dat wil zeggen flessen vullen en er een kurk op doen. Op een dag nam ik een apo thekersflesje vol mee naar huis. „Dat is niets voor gewone mensen, jongen", zei mijn vader. „Daarvan verkoop ik geen tien flesjes per Jaar. Hooguit aan een paar ernstige zieken". De goed« man had ongelijk. Ik kocht tien flessen van mijn baas voor f 1,25 per stuk en verkocht ze binnen één week een zangver eniging vierde een jaarfeest voor f 1,50 per fles. Ik kocht nog een paar maal tien flessen en toen ik die net zo snel verkocht als de eerste dacht ik. waarom zou ik zelf geen vat kopen. Dan verdien ik ook meer. Op de vaten stond het adres van Kooistra en Stienstra en bij hen bestelde ik 'n heel vat. Honderd vijfennegentig gulden kostte het. Ik had in al die jaren dat ik gewerkt had tweehonderd gulden gespaard ik had nooit gerookt of gedron ken dus in één klap was mijn spaargeld weg. Op mijn fiets sleepte ik het vat naar Grafhorst. Daar was de beer los. Mijn vader verweet mij spil zucht, mijn moeder barstte in tra nen uit en mijn broers spraken niet meer tegen mij: de verkwisten. 's Avonds na werktijd vulde ik le ge flessen die ik bij een lompen- handelaar kocht en met zand en fietswielkogeltjes schoonmaakte en waarin ik met een proppeschieter kurken inschoot en dan op het fiets je aan de man bracht. In één week had ik mijn vat uit verkocht en honderd gulden dat was wat in die tijd verdiend. Waarom zou ik nog langer in zo'n blauw pak blijven lopen, dacht ik. Ik ging verder met vaten wijn ko pen. Ik keek de kranten na om te zien wie een bruiloft of een partij tje vierde en zocht de mensen op om ze port aan te praten. Ze hapten omdat ik beste kwali teit verkocht. Ik bezocht krui deniers, die het wel eens wilden proberen en het lukte. Voor f 2,50 per week huurde ik een pakhuisje. Daarin zaten mijn broers ze waren na mijn succes weer goed geworden 's avonds flessen te vullen. Een heidens werk. Op een goede dag later bleek slechte dag kwam er een vent die zei: „mensen waarom blijven jullie niet alleen vullen. Ik verkoop voor jullie. Ik heb ontzettend veel relaties. Hij verkocht tegen de klip pen op. Wij stuurden maar weg. Maar toen het op incasseren aan kwam bleek hij dat al gedaan te hebben. In één slag was ik volko men blut. Ik heb zitten huilen in ons pakhuisje. Geen stuiver bezat ik meer, de drieduizend gulden die ik met keihard werken verdiend had waren weg. Eén vat wijn be zat ik nog. Ik vulde hieruit flessen en stapte op de fiets. Iedere dag trapte ik honderd kilometer weg. Ik reed naar Apeldoorn, Deventer, Zutphen. Toen bemerkte ik dat ik ook kon verkopen aan wie ik wilde. Dag en nacht stampte ik door. Ik wilde niet opgeven. Thuis hadden wij een spreuk aan. de muur hangen waarop stond„Za ken zijn als een kruiwagen, ze staan Van smid tof wijekoper vae oes laed stil als niemand ze voortduwffini Daaraan dacht ik als ik in weer e wind fietste met een koffertje fles-N sen achterop. Het ging geweldig. Mijn broerit 1 kwamen helemaal bij mij in de zaak a Ik reisde de wereld af om overai wijn te kopen. Nee, ik spreek geet woord Frans, Duits of Engels. 1 heb altijd zo'n boekje hoe spree) ik Frans, Grieks of Portugees I me. Ik heb niet meer dan school gehad. Mijn zoons Jan (33 de beste wijnproever die ik l en Reinier '(28) leider van om verkoop, hebben wel gestudeerd. C een kostschool, want verkopen kaal ik als de beste, maar voor kindek ren opvoeden had ik nooit tijd. Vijf-J entwintig jaar ben ik niet met v kantie geweest. Waarom niet? Il| had er geen tijd voor. SPREUKEN Maar ik heb iets bereikt. Wan neer ik hier aan kom rijden en zii de enorme zaak, dan denk ik vaal „Hoe kan het. Hoe kan het Ja> Willem". Geluk heeft hiermee nieb te maken. Het woord geluk heb üj al heel jong uit mijn woordenbM geschrapt. „Die op geluk vertrou stort snel weer naar beneden", ook zo'n spreuk van thuis, Kijk, hier staat de eerste WÏ die ik kocht. De datum sta er nog op 16 juli 1921. Ande half jaar daarvoor was de We Aleta gezonken. Gestrand bij "W schelling. Je moet het mij niet kiep- lijk nemen, maar ik moet weer n spreuk gebruiken. Een die ik rJ heb gevonden. Een variatie op J een zijn dood is de ander a brood". De een zijn stranding is ander zijn landing Want was die boot niet vergaai dan was ik nu misschien een bank werker met AOW geweest. N toch niet. Want zelfstandig heb al heel jong willen worden. Mis schien zou ik dan nu wel een p»- tates-frites-fabriek hebben gehad.' had. Rechts: Charles Lindbergh voor zijn Spirit of St.-Louis, waarmee hij zijn befaamde vlucht maakte. LinksLindbergh in Parijs na zijn vlucht in gezelschap van die andere grote pionier Blériot, die in 1909 als eerst over het Kanaal vloog.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10