We dachten, weer een optocht B00TZ Hoofdcommissaris Van der Molen wilde een vinger in de pap houden TIPis van de partij Burgemeester Van Hall tegen commissie-Enschede: 11 ii GEWELDIGE REL Smallenbroek wilde Van Hall vervangen Geef mijn klewang"! Slecht contact JONDERDAG 18 MEI 1967 LETOSCH DAGBLAD (Van onze parlementaire redactie) „We dachten: nou goed, ze gaan weer een optocht houden, zoals ze zoveel louden". Dit is de visie geweest van burgemeester Van Hall op de ochtend an de veertiende juni vorig jaar op de demonstratie van bouwvakarbeiders, ie uitdraaide op oproer in Amsterdam. „Achteraf kun je natuurlijk zeg- tn, je bent ontzettend stom geweest, maar we hebben meer gehad dat zes- aizend bouwvakkers een geweldige ruzie in de stad maakten. Daar is ver- ar nooit iets uit voortgekomen". Deze opmerkingen maakte burgemeester Van Hall tegenover 5 commissie-Enschede, die hem tweemaal hoorde, op 7 no- piber en op 13 december van het vorig jaar. De gesprekken B uitvoerig weergegeven in het eerste interim-rapport van commissie, dat voor negentig procent bestaat uit verhoren n getuigen, klagers en politiemensen. urgemeester Van Hall had op de ultueuze ochtend met de procu- generaal, de gemeentesecretaris ioofdcommissaris Van der Molen bespreking. „Pas toen ik de dredacteur van De Telegraaf aan Hjn kreeg, dat ze daar de boel 1 en klein sloegen, dat was het e moment dat wij in onze ka- merkten dat er een soort gewel- rel aan de gang was". Prof. hede, voorzitter van de commis- ,Was dat niet het moment om ioofdcommissaris te vragen naar hoofdbureau te gaan?", n Hall: Van der Molen heeft [oede verhouding met de mare- ssee. Er was marechaussee in erdam en het was zaak die men- !0 gauw mogelijk bij de haren rijgen. Van der Molen was de likte figuur om de plaatselijke oandant op te bellen. Juist toen [ing om de vraag: wat moet er gebeuren? Was de aanwe- van de hoofdcommissaris lig". Geen seconde heer Van Hall maakte zich er ie dag van de opstand niet de zorgen over dat de hoofdcom- niet op zijn post was: „Ik er geen seconde aan getwijfeld, hoofdcommissaris voor een vervanger op het hoofd- had gezorgd. Dat hij dat ge- rak voor mij zo vanzelf, er zelfs niet aan gedacht heb vragen of hij niet liever naar eau wilde terugkeren" burgemeester wist evenwel niet [de hoofdcommissaris de mobiele ld had verboden uit te rukken, fan Hall: „Had ik dat wel ge- dan had dit mogelijk voor wel enig verschil gemaakt". Na elefoontje van De Telegraaf had lofdcommissaris een telefoonge- met het hoofdbureau van po- De burgemeester dacht dat hij cht gaf de mobiele eenheid te uitrukken. Mr. Van Hall: „Een laarna kreeg ik echter bericht, e mobiele eenheid toch nog niet ttgerutk". later de mobiele eenheid toch tt naar het gebouw van De Te- Amsterdam in opstand. De de burgemeester van de ïstratie had, bleek er finaal te zijn. Met deze gedachten nr. Van Hall 's ochtends naar tadhuis gegaan: „De zaken le- oy op dat moment niet meer «rustend. Ik zag het geheel niet meer als „aflopend" maar als een „al afgelopen" incident. een storm opgestaan, de ideren waren verhit geweest en orm was weer gaan liggen". Zo luwde hy de commissie Ensche- ëtisöh toe. Stoel in kan zich afvragen wie bij ge ordeverstoringen moet be- hoe de politie zal optreden", urgemeester Van Hall tot de lissie, „wel is de burgemeester oofd van de politie, maar wat de jke leiding van het korps be is hij aangewezen op de des- gheid van zijn politie-ambtena- de eerste plaats van de hoofd- issaris. Het staat voor mij vast niet zelf op de stoel vai Icommissaris mag gaan zitten". „In de bijna tien jaar dat ik bur gemeester ben, dachten wij bij ge- aan wapenstok, gummiknuppel of honden iets waarover mijns in ziens de mensen beslissen die ter plaatse met de feitelijke situatie wor den geconfronteerd. Geweld in de vorm van schieten en gebruik ma ken van traangasgranaten was ech ter zelfs nog nooit ter sprake geko men. Men kan echter niet verwach ten dat een burgemeester van een grote stad op ieder moment bereik baar is. Bij zijn afwezigheid wordt hij vervangen door een van de wet houders die niet, zoals hij, geregeld contact met de politie hebben en die op dat terrein mogelijk van toeten noch blazen weten. Het zou te gek zijn als men zul'ke uiterst belangrijke beslissingen als het gebruiken van vuurwapens tegen een menigte aan het oordeel van absolute leken zou moeten overlaten". Pers schuldig Pers. radio en televisie zijn vol gens de heer Van Hall belangrijk schuldig aan de gebeurtenissen Amsterdam. „Als de pers de hele zaak doodgezwegen had, zou waar schijnlijk binnen vrij korte tijd de onrust vanzelf zijn afgelopen". De pers, radio en t.v. zijn ook schuldig aan het tekort aan politie-agenten in Amsterdam. Mr. Van Hall vertrouwde de com missie toe: „het tekort is in Am sterdam relatief groter dan elders. Dit is m.i. mede een gevolg van het feit dat het weinig aanti-ekkelijk lijkt om dienst te nemen bij de Amster damse politie, omdat de bevolking via kranten, radio en televisie tegen de politie wordt opgestookt". De bur gemeester deelde voorts mee, dat hij op de awond van de 13de juni op visi te was bij een vriend. Toen ik avonds tussen elf uur en half twaalf thuis kwam, heb ik de telefoondienst gevraagd of er nog voor mij gebeld was. M^n telefoon bleek een half uur na mjjn vertrek roodgloeiend te zjjn gaan staan". Wethouder De Wit had inmiddels een gesprek gehad met de leiders van de bouwvakdemonstratie, stemming was daarbij na aanvan kelijk geladen te zijn geweest rus tig geworden. „Al met al leken de zaken niet meer verontrustend", aldus mr. Van Hall, die weigerde rechtstreeks ant woord te geven op de vraag van de commissie of hjj rustig was gaan (Van onze parlementaire redactie) „Waarom zit Van der Molen niet op zjjn eigen kamer, achter zijn ei gen toestel?" dat was een van de vragen, die de heer J. Smallenbroek, tijdens het oproer in Amsterdam mi nister van Binnenlandse Zaken, bur gemeester Van Hall in een telefoon gesprek op de ochtend van de veer tiende juni heeft gesteld. De minister belde burgemeester Van Hall die och tend verscheidene malen, voordat hij zelf met zijn collega van Justitie, prof. Samkalden, naar de hoofdstad trok, maar werd daar niet veel wij zer van. Uit het verhoor van de heer Smal lenbroek door de commissie-Ensche de blijkt, dat hij burgemeester Van Hall reeds voor de bestorming van „De Telegraaf" bijstand heeft aan geboden, maar dat de burgemeester een dergelijke hulp op dat moment niet nodig vond. Ook blijkt, dat mi nister Smallenbroek tijdens de rel bij „De Telegraaf" de burgemeester heeft geadviseerd politie te sturen, al was het alleen maar een handje vol om de situatie te verkennen, maar dat de burgemeester meende daarvoor onvoldoende mensen be schikbaar te hebben. Ziekteverlof Uit de verklaringen van de heer Smallenbroek komt ook naar voren, dat hij maatregelen had voorbereid om mr. Van Hall tijdelijk met ziek teverlof te sturen voor het geval hij de situatie in de hoofdstad niet meer aan zou kunnen. De commissaris der Koningin in Noord-Holland, mr. Kra nenburg, zou dan gedurende deze tijd het heft in handen nemen. De ver wachting bestond, dat mr. Van Hall zou afknappen, terwijl geen der wet houders in staat werd geacht zijn taak met succes over te nemen. Be doelde beslissing moest alleen nog door het kabinet worden bevestigd (hetgeen kennelijk nooit is gebeurd). De minister heeft ook bezwaar ge maakt tegen de verklaring, die de burgemeester desondanks voor de te levisie heeft afgelegd. Hij vertelt, dat pas op de 15de met de burgemeester overeenstemming over de te zenden bijstand is bereikt. Dat er verschil van mening over het aantal te zen den rijkspolitiemannen bestond, ver klaart de heer Smallenbroek met de mededeling, dat al eens eerder 90 man waren gevraagd in verband met een Vietnamdemonstratie, maar dat dit aantal later was verlaagd omdat de Amsterdamse korpsleiding niet wist, wat zij met deze 90 man zou moeten doen. Uit het getuigenverhoor van prof. Samkalden, de toenmalige minister van Justitie, blijkt dat al eerder, nl. na de gebeurtenissen van de negen tiende maart (de relletjes op de Prinsengracht), over de vervanging van de hoofdcommissaris en de burgemeester (of een van beiden) is gesproken. „Ik wist, dat de verhou ding tussen hen niet goed was", al dus prof. Samkalden. „Van de aan vang af zijn theoretisch alle moge lijkheden bezien en tegen elkaar af gewogen. Wij waren ons bewust van de delicate situatie in Amsterdam en hadden daarom de neiging om hetgeen zich daar afspeelde tegen de achtergrond van die houding te projecteren". 55 (Van onze parlementaire redactie) „Ik ga erheen. Geef mij mijn kle wang!". Met die uitroep stortte hoofdcommissaris Van der Molen zich op 13 juni van het vorige jaar in de rellen om de stakende en betogende bouwvakarbeiders. „Niet doen!. Dit is zelfmoord!" riep waarnemend hoofdcommissaris Jong, maar de heer Van der Mo len liet zich niet weerhouden. Dergelijke verhitte dialogen, zich af spelend tijdens het Amsterdamse juni-oproer in politiebureaus, stad huis en Wilhelminagasthuis zijn uitgebreid en veelvuldig terug te vinden in 't ereste interimrapport van de commissie-Enschede. Het is een boeiend relaas. Het geeft treffend beeld van de verwarring, de machteloosheid en de besluite loosheid, die de leiding van de politie die roerige dagen ter toon spreidde. Bovenstaand tafereel speelde zich op de avond van de dertiende juni af in het hoofdbureau van politie. De hoofdcommissaris wilde over leg plegen met burgemeester Van Hall, die onbereikbaar was (hij was op visite b\j vrienden) over de vechtpartij tussen politie en bouw vakarbeiders. Toen de betogers op trokken naar het stadhuis ging de hoofdcommissaris hen achterna in de hoop meteen de burgemeester te ontmoeten. „Als bewapening voorzag ik mij van een klewang", zo vertelde hjj de commissie. „Er kan mjj niets ge beuren", riep hjj terwijl hij in een auto sprong, die prompt vastliep in een menigte woedende demon stranten, die de commissaris, ge kleed in uniform, uitscholden en najoelden. Samen met wethouder De Wit sprak hjj later leiders van de boze bouwarbeiders toe. Tegenstrijdig Hoofdinspecteur L. Wit van het bureau uitvoerende dienst heeft aan de commissie-Enschede ver klaard, dat het Amsterdamse po litiekorps niet alleen te kampen heeft met tegenstrijdige berichten van het stadhuis (dan weer wel dan weer géén toestemming voor optochten), maar het voelt zich ook door de staande en zittende magistratuur onvoldoende ge steund. Daardoor is het moreel van de politiemannen, die de ene week met en de andere week zon der geweld moeten optreden, on dermijnd en duren de spanningen in het korps nog onverminderd voort. Mr. Hartsuiker 55 55 Uit het getuigenverhoor van mr. J.F. Hartsuiker, officier van justitie, hoofd van het arrondissementspar ket in Amsterdam, in het rapport Enschede, blijkt dat ook het contact tussen de burgemeester en het par ket te wensen overliet. Nadat de politie volgens de befaamde methode Koppejan een groot aantal demon stranten buiten voorkennis van de Justitie de stad had uitgereden, werd tijdens een vergadering in het de partement besloten, dat er in 't ver volg geregeld contact zou zijn tus sen de burgemeester en de officier van Justitie. Dat contact heeft volgens mr. Hart suiker weinig opgeleverd, omdat men niet ter zake kwam zodat na afloop eigenlijk niemand precies wist wat er nu besloten was ten aanzien van de houding die de politie bij be togingen en ordeverstoringen moest innemen. De burgemeester liet meestal ver stek gaan, maar de vergaderingen die hjj persoonlijk leidde, leverden volgens mr. Hartsuiker nog minder op dan de andere vanwege zjjn ge brek aan zakelijkheid. (Van onze parlementaire redactie) De Amsterdamse politie heeft op de avond van de dertiende juni 1966 vergeefse pogingen gedaan om de burgemeester te bereiken en commis saris Van der Molen, die hem per soonlijk wilde opzoeken liep vast in een menigte opgewonden bouwvak arbeiders. zo vertelde hij de com missie Enschede. De hoofdcommissaris verklaarde er rekening mee te hebben gehouden 4 cil. uinge'1 ffkopp PROCUREUR-GENERAAL: Burgemeester, doe watV „Burgemeester, er moet iets gebeuren!'' Met deze woorden driftig, bijna schreeuwend geuit, doorbrak ir. M. H. Gelinck, procureur-generaal in Amsterdam op veertien juni vorig jaar de apathie in de kamer van burgemeester Van Hall, die een bijeenkomst had met ["553 topfiguren van politie en justitie. Mr. J. C. van den Berg, de gemeentesecretaris die er ook bij was, vertelde dat aan de commissie-Enschede. De beer Hoogenboom, een ambtenaar, kwam regelmatig binnen om de briefjes voor te lezen, waarop een andere ambtenaar de noodkreten van de politie, waarin om maatregelen werd gevraagd, had gekrabbeld. „Die brief- jes waren duidelijk alarmerend", aldus de heer Van den Of> Berg, „maar er kwam geen reactie op". Toen de ongeregeldheden bij „De Telegraaf" tot de burgemeesterskamer doordrongen ontstond er een sfeer eC(, van apathie, die met de uitroep van mr. Gelinck werd z39 doorbroken. Even later gaf de heer Van der Molen de Politie bevel op te treden. J HtWMMMMMIMMMIMIMtmMMlIHmMU» dat er de volgende dag weer ongere geldheden zouden zyn. Daarom liet hjj voor de volgende ochtend een pe loton van de karabijnbrigade oproe pen. Hij dacht daar genoeg aan te hebben, omdat de gebeurtenissen op de keper beschouwd minder ernstig waren geweest, dan het aanvanke lijk had geleken. „Wij hebben het niet nodig geacht die nacht nog extra-bijstand te vra gen. Er werd bovendien altijd op be knibbeld door Binnenlandse Zaken en bovendien leek het niet verstan dig veel uniformen te plaatsen tegen over een furieuze menigte. Dat zou", aldus de oud-hoofdcommissaris, „haast neerkomen op het uitlokken van een rel. Er was geen aanwijzing dat wy de volgende dag versterking nodig zouden hebben. Het zou de toestand alleen maar hebben verer gerd en een uitbarsting hebben uit gelokt". Verslag De volgende dag bracht de heer Van der Molen verslag uit aan bur gemeester Van Hall. Van der Mo len: „Om tien uur was ik met mijn verslag aan de burgemeester klaar. Hij zei mij dat dadelijk de procureur- generaal zou komen en verzocht mij nadrukkelijk te blvijen, opdat ik ook hem een toelichting zou kunnen ge ven". De heer Van der Molen vertelde, dat het hoofdbureau niet alle berich ten doorgaf, die over de ongeregeld heden binnen kwamen. „Maar", voegde hij er aan toe, „Dat zou ook niet zijn gebeurd, als ik op mijn ka mer had gezeten. Ook dan zou mij alleen zijn meegedeeld wat van be- 1 lang was". OUD-HOOFDCOMMISSARIS VAN DER MOLEN Volgens de heer Van der Molen was het stadhuis de aangewezen plaats voor zijn aanwezigheid. „Ik kreeg niet alleen de berichten van de politie, maar ook de berichten die de burgemeester rechtstreeks bereik ten. Bovendien zou ik, als ik naar het hoofdbureau zou zijn gegaan, ze ker twintig minuten onbereikbaar zijn geweest". Dat hij zich niet op de plaats be vond waar de bevelen werden gege ven, was volgens de heer Van der Molen niet erg. „Het was niet nodig, omdat ik commissaris Molenkamp als plaatsvervanger had aangewezen". Alleen het bevel tot het uitrukken van de mobiele eenheid had de heer van der Molen voor zichzelf gehou den. Hij gaf dat bevel, met de toe stemming om te schieten, toen de alarmerende berichten over de aan val op „De Telegraaf" binnen kwa- Imen. Roos Boos toonde de heer Van der Mo len zich over het feit, dat hij niet is gevraagd voor de topconferentie over de ongeregeldheden (tussen burge meester, procureur-generaal, en de mihisters van Binnenlandse Zaken en Justitie). „Ik sta verstomd over het feit, dat mijn aanwezigheid en die van mijn directe medewerkers daarbij kennelijk overbodig was. Ik bevond mij in het hoofdbureau, maar kon daar best even gemist worden. De organisatie was op gang geko men, alles liep. Met grote verbazing vraag ik mij nog af, hoe deze auto riteiten tot het treffen van de juiste maatregelen zouden hebben kunnen besluiten zonder nauwgezet met de feiten op de hoogte te zijn, die ze niet beter dan uit de mond van mij en mijn medewerkers hadden kun nen vernemen". Over het feit dat hij de mobiele eenheid tot op het laatste moment heeft binnengehouden zegt de heer Van der Molen: „In de eerste plaats wist ik totaal niet, wat er die dag zou gebeuren. In de tweede plaats wilde ik mijn plaatsvervanger niet te zwaar belasten en tenslotte wilde ik zelf een vinger in de pap houden, in verband met hetgeen de vorige avond was gebeurd. Als ik toen niet tijdig in het hoofd bureau was verschenen zou de mo biele eenheid, die zich toen juist van het Marnixplantsoen had moeten te rugtrekken, opnieuw zijn uitgerukt en ditmaal gewapend met karabij nen en traangas. Waren zjj met die uitrusting op de menigte afge trokken dan zouden er zeker doden zijn gevallen. Op het moment dat ik binnenkwam, was men al bezig de manschappen van karabijn, scherpe minutie, traangasgranaten en gasmasker te voorzien. Ik heb daar toen een stokje voor gestoken". Afwijking De mobiele eenheid mocht vanaf dat moment alleen uitrukken met de uitdrukkelijke toestemming van de heer Van der Molen. Dat was een afwijking van de normale gang van zaken. Normaal staat de eenheid on der bevel van de chef van de geüni formeerde politie. De heer Van der Molen motiveerde dat tegenover de commissie zo: „Het inzetten van de eenheid met zware uitrusting was een andere zaak. Daarover zou eerst overleg met de burgemeester moeten worden gepleegd. Mijn plaatsvervan ger heeft op de ochtend van de veertiende in een telefoongesprek rechtstreeks aan de burgemeester toestemming gevraagd voor het ge bruik van vuurwapens. De burge meester gaf de hoorn toen aan mij, waarop ik zeer nadrukkelijk toestem ming heb gegeven. Ik deed dat met zulke woorden en op zulk een toon, dat de burgemeester duidelijk moest begrijpen welke instructie ik gaf. Op dat moment was er namelijk geen tyd meer om te overleggen over de voor- en nadelen van wapengebruik. De burgemeester reageerde niet en gaf daarmee zijn stilzwijgende toe stemming", verklaarde de tweede hoofdpersoon uit het drama van juni vorig jaar in zyn relaas tot de com missie-Enschede. ADVERTENTIE Fris, vrolijk en jong. Een heerlijke drank. Puur of als TIP-tonic (met een schijfje citroen). Verjaardagsfeestje, fami liefeestje, zo-maar 'n feest je, TIP moet van de partij zün. HELE FLES 7,8a

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 9