Een vereniging met „dubbele" leden h Rijsttafel met herinneringen aan de Birmese dodenlijn I IN OWTWriHTT TEN DIENSTE VAN r fl Hl EATERDAO 8 APRIL 1967 LEÏDSCH DAGBLAD De Leidenaar C. Veerman, al sinds jaren vice-voorzitter van de Vereniging van Tweelingen. Gewoon een reünie-oude verha len ophalen, elkaar weer 's spre ken, samen nasi goreng eten en den ken aan een kwart eeuw geleden toen ratten en geroosterde slangen voedsel waren waarvoor men warm kon lopen. Merkwaardig genoeg is het ini tiatief voor deze reünie van Bir- mawerkers (niet eerder vertoond sinds de bom op Hirosjima een einde aan de oorlog maakte) uit gegaan van Albert Heijn. Dit krui- deniersbedrijf staat in mei voor zijn tachtigjarig jubileum en toen er, nu anderhalf jaar geleden, in een directievergadering over werd gesproken of men er aandacht aan wilde schenken, kwam bi) ex-Bir- maganger en onder-directeur van Albert Heijn, Henk Engel (57) het plan voor een bijeenkomst van ex- krijgsgevangenen op Niet, zegt Al- bert Heijn nadrukkelijk, om er een commerciële stunt van te maken gewoon om eens iets te doen wat velen zal plezieren. Tafelpresident zal dr. P. J. Koets zijn, oud-commandant kolonel Platte is er, en Wim Kan die ook aan de lijn heeft gewerkt, zal nog eenmaal zijn oude kampcon férence doen. Er is een klein comité gevormd om alles voor te bereiden. Een van de leden is de heer J. J. van der Waarde in Zwolle (67), die men zijn leeftijd echter niet aanziet. Hij heeft op een stralende vredige middag in de voorkamer van zijn woning aan de Wilhelminastraat teruggegraven naar de tijd van de beruchte Birma-liJn, de tijd van de brug over de Kwai, de tijd waarin de gevangenen een heel en kele keer een (van te voren ge SINDS geruime tijd alweer be staat er in Nederland een Vereni ging van Tweelingen. Zij is in 1959 gevormd, niet zozeer ter wille van de dubbele gezelligheid als wel ten dienste van wetenschap en volks gezondheid. Dat laatste was het uit gangspunt van de oprichter, de (in tussen overleden) Deventer arts, dr. J. W. Bruins. Een jaar of zes geleden leverde deze zaak nogal wat stof tot publici teit op, toen medici van het Leidsch Academisch Ziekenhuis een oproep deden aan tweelingen om medewer king te verlenen aan een onderzoek betreffende de erfelijke bepaaldheid van reuma. De belangstelling daar voor van de zijde der tweelingen was zó groot (ter informatie op elke tach tig geboorten is één tweeling) dat men velen moest afwijzen. De vereni ging hield er in elk geval via het toen gevormde Leidse Centrum een krachtiger positie aan over. Zij ver kreeg in 1961 koninklijke goedkeu ring en telt nu ongeveer 150 twee (of meer) lingen. Vergeleken met een gewone vereni ging biedt die der tweelingen een wat ongewoon beeld, want van alle leden is uiteraard een „kopie" voorhanden, hetgeen ook tot uiting komt in de organisatievorm. Penningmeesters, secretaresses, gewone bestuursleden men vindt hen steeds in duplo aan wezig. Alleen de voorzitter kan zijn taak in enkelvoud verrichten en dat komt omdat men die plaats gezien het wetenschappelijk tintje steeds wil inruimen voor een arts. Op dit mo ment is dat dr. J. J. v. d. Werff ten Bosch, die onlangs werd benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de fy siologie in Rotterdam. De onderzoe ken die af en toe zijn verricht (reu ma, huid, suikerziekte) zijn van be lang voor de tweelingen zelf, maar leveren in eerste instantie toch bio logische gegevens in ruimere zin op. De vereniging houdt elk jaar een vergadering en een congres, waarop o.a. wetenschapsmensen lezingen ver zorgen. Dit jaar is die bijeenkomst in Woudschoten bij Zeist op 27 en 28 mei. Het is voor zo'n lezinghou- dende medicus niet zelden een merk waardige belevenis. Een van hen geeft het aldus weer: „Daar sta je dan voor tientallen mensen die hun spie gelbeeld hebben meegenomen: de zelfde gezichten, dezelfde kleren. In het begin denk je dan onwillekeurig even: mankeert er iets aan mijn ogen, zie ik nu dubbel of zijn er echt van allemaal twee". Vice-voorzitter van de tweelingen is de heer C. Veerman uit Leiden. Hij vormt 50% van een twee-eiïge twee ling; dat laatste wil zeggen dat de helften zich tot elkaar verhouden als een gewone broer en zuster die alleen de gelijktijdige geboorte gemeen heb ben. De een-eiïge tweeling daaren tegen bestaat uit veelal zeer op elkaar ingestelde en sterk op elkaar gelij kende delen. Het is hierover dat de heer Veerman een weelde aan ver halen kan vertellen, ingevoerd als hij is in deze materie door zijn jaren lange bestuurswerk. Een greepje: geruime tijd geleden schreef de penningmeester van de Vereniging van Tweelingen naar zijn in de VS verblijvende broer dat hij nogal last had van zijn blindedarm. Uit het prompt arriverende antwoord bleek dat de andere helft van de tweeling met dezelfde kwaal te bed lag. een tweeling in een van onze grote steden woonde gescheiden: de een in west, de ander in oost. De door hen in het werk gestelde pogingen om elkaar te bezoeken liepen her haaldelijk op niets uit. Als de één dacht: nou ik ga vanmiddag maar eens naar hem toe dan bleek de ander hetzelfde voornemen te heb ben gehad, met het gevolg dat de heren elkaar misliepen. Er zat toen niets anders op dan maar vaste af spraken te maken. een op den duur wellicht wat ver moeiende mate van gelijk denken en doen vertoont een Leidse twee ling, die voorts ook de vergelijking met de befaamde twee druppels water royaal kan doorstaan. Als de een in een vergadering de hand op steekt om iets te gaan zeggen dan wil de hand van de ander wel eens „automatisch" mee omhoog gaan. dan is er het hoogst merkwaardige geval met die mannelijke en vrou welijke tweeling (de heer Veer man wil hun namen liever niet prijsgeven), die elkaar op de op richtingsvergadering van de Ver eniging van Tweelingen voor het eerst hadden ontmoet en later met elkaar in het huwelijk traden. Voordat zij trouwden togen zij ge vieren naar een meubelzaak om hun woning in te richten. Daarbij was te voren afgesproken dat men elk voor zich een keuze zou doen en die pas later na overleg met de aanstaan de levenspartner zou vertellen. Het resultaat kan men in hun huiskamers zien: zij hebben dezelfde stoelen en hetzelfde bankstel. Ze trouwden op dezelfde dag en wonen in twee de zelfde huizen onder één kap. De mannen werken beiden in de bloem kwekerij en er zijn nog handenvol parallellen aan te wijzen, maar wel licht is het aardiger een verschil aan te stippen: het ene echtpaar heeft twee dochtertjes en het ander maar één. Ter geruststelling wellicht: de leden van deze dubbele tweeling we ten heel goed wie wie is Het gaat de vereniging op dit ogen blik niet zo heel erg voor de wind. De wetenschap maakt er bijv. slechts in cidenteel gebruik van en dat heeft de animo van de tweelingen voor de ver eniging kennelijk wat doen vermin deren. Het congres vorig jaar in Ede was dan ook maar zeer matig bezocht. Vraagt men een vooraanstaand medi cus naar de oorzaak van die geringe raadpleging dan is het antwoord: „Bij een bepaald probleem tijdens een on derzoek kan het nuttig zijn tweelin gen in te schakelen om te kijken hoe personen met dezelfde genetische po tentie erop hebben gereageerd. Maar dat is slechts een enkele keer het ge val. Voor de tweeling op zichzelf is nu eenmaal wat minder belangstel ling". HET bestuur realiseert zich die gang van zaken wel en hoopt nu tot een wat hechtere band te komen door meer aandacht te beste den aan de gezelligheidsfactor. Straks in Woudschoten zal blijken in hoe verre deze markante, unieke vereni ging daarin slaagt. R. D. PAAUW. (Van onze correspondent) ~m~^R hebben ongeveer driehonderdduizend man gewerkt fy aan de lijn. Een op de drie is daarbij omgekomen. Er waren 16.000 Nederlanders onder. Onlangs zijn zij die nog in leven zijn benaderd door een advertentie: „Aan allen die werkten aan de Birma-lijn". Ze worden (voorzover er plaats is in het duizend stoelen tellende Scheveningse Kur- haus) deelnemers aan een reünie, die geenszins bedoeld is als een tragische terugblik op de mensonterende toestanden waaronder de Japanse treinverbinding tussen Birma en Thai land door krijgsgevangenen tot stand is gebracht. drukt) briefje aan hun familiele den mochten zenden waarvan de standaardtekst toppunt is van hui chelarij: „Ik ben nog altijd in een kamp voor oorlogsgevangenen. Er zijn 20.000 gevangenen, Australiërs, Nederlanders. Engelsen en Ameri kanen. Er zijn verscheidene kam pen met 2000 tot 3000 gevangenen die dagelijks werken. We zijn in zeer ruime hutten ondergebracht. Het klimaat is goed- Ons leven is nu gemakkelijker voor wat voed sel, medicijnen en kleren betreft. De Japanse commandant doet een- ter zijn best de gevangenen vrien delijk te behandelen. Het officiers salaris is gebaseerd op dat van de Japanse officieren en iedere gevan gene die werk opgedragen krijgt, ontvangt dagelijks 25 tot 45 cent. Er zijn kantines waar we wat ex tra eten kunnen kopen en ook rookgerei. Dank zij de Japanse commandant hebben we concerten en een beperkt aantal mag eens per maand een filmvoorstelling bij- Het was zo gek dus nog niet, zou je denken. Alleen jammer dat vier vijfde van de brief niet overeen komstig de waarheid was niet voor niets stierf bijna 35 procent en werd bij elk kamp een kerkhof ingericht. De heer Van der Waarde, „hoofd ener school te Djokja" werd als reserve-kapitein gevangen genomen en geïnterneerd In ok tober 1942 werd hij met een boot naar Birma afgevoerd, de zoveelste zending want de eersten waren al eind mei naar de dodenlijn ge transporteerd. Op het schip bevon den zich ongeveer 1600 man, een flink veelvoud van het aantal waarop het berekend was. Er was dysenterie aan boord en de tocht duurde zeker 10 dagen langer dan was voorzien doordat een (Neder landse) onderzeeër het konvooi tel kens aanviel en de Japanse kapi tein daarom alleen in het nachte lijk duister durfde varen. Er zijn maar 11 doden aan boord gevallen", zegt de heer Van der Waarde. „Een onbegrijpelijk laag aantal, als je de ellendige omstan digheden in aanmerking neemt". De zeetocht eindigde in eerste instantie in Rangoon, waar de krijgsgevangenen letterlijk naar binnen werden getrapt. Leiding bij de gevangene was er niet, de Ja panners hadden systematisch de bestaande verbanden uit elkaar ge rukt. „We zagen allemaal in dat er iemand de leiding moest hebben en de jongens, onze jongens wel te verstaan, vonden dat ik het maar moest doen. Ik voerde aan dat er twee majoors, hogeren in rang dus, in onze groep waren maar toen ik die raadpleegde zeiden ze: „Alsje blieft, doe jij het maar". Voedsel was er nauwelijks. Met moeite kwamen er een paar zak ken rijst en van blikken maakten de gevangenen braadpannen. Toen ze de Japanners om groente en vlees vroegen kregen ze wat laboe blaadjes als je ging tellen was er voor ieder nog niet eens één blad. Er waren geen toiletten wel hadden de Japanners een paar lege patroonbandenkisten onder een afdak gezet. Dat gaf een enor me rotzooi en bovendien steeg het besmettingsgevaar er reusachtig door. Van der Waarde vroeg vrij willigers voor het schoonhouden en toen niemand zich opgaf ging hij het zelf maar doen met nog enkele officieren. Ze waren nog geen 5 minuten bezig of het stroomde vrijwilligers. „In dergelijke omstandigheden blijken mensen heel anders te zijn dan je altijd gedacht had. Er was een robuuste, door en door gezonde vent bij ons, zo één die je vroege) altijd alles kon toevertrouwen. We stonden samen aan de railing op weg naar Birma en hij zei: „Kapi tein, dit is het einde, dit halen we nooit". Een paar weken later was hij dood. Eén van de 65 in 6 we ken: 11 per week gingen er aan". De gevangenis van Rangoon was de tussenschakel op weg naar de Drie-Pagodenpas, het hoogste punt in de Birmalijn. Lopend gingen ze op weg. Daarna weken aan de spoorlijn, tel kens van bamboe kampen bou wend als er weer een paar kilome J. J. v. d. Waarde. ter opzat. Er werd van twee kan ten uit gewerkt, ook van Thailand af. Met een bundeltje op de nek sjouwde je dag in dag uit verder. Het voedsel werd met de dag slechter en minder. Dagelijks me nu: rijstepap, rijst met groen wa ter, en rijst met groen water en wat pijlkruidblaadjes of katjang bladen die ze zelf zochten. „Er was een veearts, in onze groep, Van der Schaaf, hij is nu hoogleraar, meen ik, en elke keer als we een nieuw plantje vonden brachten we de bla deren naar hem. Hij zei dan: ,,Ik zal ze onderzoeken. Hij kookte ze en at ze daarna op. Als-ie niet doodmisselijk werd waren ze goed gekeurd". Medicijnen waren er niet. De meeste Rode-Kruispakketten hiel den de Japanners zelf. Nu en dan kwam er wel wat kleding aan maar de gebruikelijke dracht was toch de lendedoek. De enige gunstige omstandigheid was dat het klimaat vrij goed was. Er waren comman danten die de Nederlanders wel mochten en dan was de situatie dragelijk. Er waren er ook die sym pathieën voor de Engelsen hadden en de Nederlanders niet konden lijden: dan was het bar. De minste straf was een klap in het gezicht voor de Japanners niets onge woons, want ze handhaafden op die manier ook de discipline in eigen gelederen. De zwaarste straf was enige dagen in een diepe kuil staan, in de brandende zon, met nauwelijks eten. Toen de lijn klaar was, in het najaar van '44, waren kapitein Van der Waarde en de zijnen in Thailand. Van de hel in de hemel, zegt hij zelf. Hoe dichter de oor logsnederlaag nabij kwam, hoe soe peler de Japanners werden. De straffen werden minder, de behan- deling werd beter. „De meeste straffen kwamen voort uit het feit dat we elkaar ndet konden ver staan. Er waren doorlopend mis-1 verstanden". Via Bangkok gingen ze naar het laatste kamp. Daar werden ze bi) de Japanse commandant geroepen die meedeelde dat het zijne keizer- lijke hoogheid behaagd had de oor log te beëindigen. Er volgde een I overgangstijd in een clubgebouw in Bangkok (kapitein Van der Waarde was er adjudant van com- mandant overste Platte) en daarin j ook het weerzien met vrouw en de (4) kinderen. DE Birma-episode eindigde voori Van der Waarde met zijn be- vordering tot majoor en de toekenning van de onderscheiding Verzetsster oost-Azië. Dat laatste kreeg hij in Zwolle toegezonden j over de post. De Verzetsster is hem nooit officieel uitgereikt. De rege-1 ring zal het wel pijnlijk hebben gevonden want er was toen al zo- veel veranderd in de verhouding tot (voormalig) Nederlands-Indië. Op zaterdag 27 mei komen zend Birma- en Thailand-gan bij elkaar. Het laat zich aanzien I dat er veel meer willen komen, I maar er is geen plaatsruimte. Hetl lot zal moeten beslissen Initiatief-F nemer Henk Engels heeft nadruk-1 kelijk verklaard dat het eeDfJ bijeenkomst van „oude jongens der elkaar" wordt. Er is niets me-j| lodramatisch bij. Het enige plech-jH tige zal zijn dat de Last Post wordt' geblazen. y"jjj iet el-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1967 | | pagina 10