zien
Picasso
Kinderen
Akademie voor Kleinkunstvier
jaar hard werken voor diploma
en mooie sollicitatie]urk
t,r>.-,rERDAO 1 APRIL 1867
LEIDSCH DAGBLAD
LD'EXTRA1
A msterdam - Het stedelijk museum - Vit de garderobe klinken
/m kinderstemmen. In de hal staan docenten, veelal kunstenaars
-®- in dienst van de afdeling onderwijs van de gemeente Am
sterdam, te praten. Hun taak: het geven van museumlessen aan
schoolkinaeren.
Aanvankelijk zijn die lessen gegeven op experimentele basis.
Vier docenten waren er voor beschikbaar en éénvierde van de
Amsterdamse scholen had de les als vast onderdeel op het lesroos
ter. Nu, twintig jaar later, kan het experiment geslaagd worden
genoemd. Er zijn thans 25 docenten en driekwart van de Amster
damse scholen neemt aan de lessen deel. Het enthousiasme van de
leerlingen is groot. Zeker nu ze werken van Picasso gaan bekijken.
Ze hebben al erg veel over hem gehoord, op school maar ook via
radio en televisie. Misschien heeft al deze voorlichting de mening
van de lagereschoolkinderen, die wij onder leiding van kunstschil
der en docent Cor van Elven een uur door het museum volgden,
beïnvloed. Hoe dan ook, hun reacties, uitgelokt door de boeiends
manier van lesgeven van de docent, zijn de moeite waard.
Kunstschilder Cor van Elven is
een kleine man met lange donker
bruine haren („soms zeggen ze
provo tegen my".). Hij weet zijn
leerlingen te boeien. Ze mogen op
de grond of wanneer het om de
techniek gaat met hun neus op het
schilderij „staan". Van Elven praat
alsof „de meester" zelf aanwezig
is.
Hij noemt een enkel jaartal,
maar zegt: Het kan me niet sche
len of je het onthoudt, als je het
schilderij maar niet vergeet". Hij
vuurt zijn vragen af. „Wat is dit,
wat doet die man, wat wil hij?"
Cor van Elven geeft zelf 't ant
woord „Picasso wil je in zijn
schilderij vertrouwd maken met
het dagelijks leven".
Staande voor een schilderij uit
Picasso's kubistische periode
vraagt hij wat voor indruk, het
doek voorstellend muziekinstru
menten op de kinderen maakt.
Een meisje steekt haar vinger
op. Het is het enige schoolse ge
baar dat te bespeuren valt. .Ik
vind het muziekinstrumenten die
kapotgeslagen en toen weer by el
kaar geraapt zijn", zegt ze. Een
klasgenootje vindt, dat het is alsof
het schilderij opgebouwd is uit al
lerlei in elkaar gedraaide slingers
krantenpapier.
Van Elven raakt in zijn element.
Handen, voeten en zelfs kinderen
moeten er aan te pas komen om
zyn bedoelingen duidelijk te ma
ken. Hij zet een meisje, gekleed in
een grijs truitje, dicht bij het schil
derij en wyst naar de kleur van
de trui. Een paar klasgenootjes be
ginnen te giechelen. Het meisje zelf
begrijpt het ook allemaal niet zo
goed.
Pas wanneer Van Elven zijn be
toog heeft afgemaakt en vraagt:
„Is deze kleur grijs dezelfde als
Picasso voor dit portret gebruikte?"
verstomt het gelach.
„Neen, het zijn allemaal verschil
lende kleuren grijs", is 't antwoord.
„Juist", zegt Van Elven. Hij
maakt hun duidelijk, dat een schil
der niet veel kleuren behoeft te ge
bruiken om toch een goed schilde
rij te maken. Zo gaat het van zaal
tot zaal.
Twee blozende jongens met friss»
kuif, die niet bij de groep beho
ren, zijn er beiden van overtuigd,
dat iemand die zoveel „vreemde
schilderijen heeft gemaakt en
verkocht (daarover blijven ze zich
verbazen) intussen wel miljo
nair en rijp voor de psychiate»
moet zijn.
Een jongen uit de groep merkt
op bij het zien van een zelfportret
van Picasso: „Krachtig geschilderd,
hè? Moet je die neus eens zien".
Het begint druk te worden. Op
de grond zitten is er niet meer bij.
De intimiteit is weg. Ook volwas
senen blijken geïnteresseert te
zijn. Een vrouw, die de indruk wekt
niet zo vaak in het museum te ko
men, volgt de groep op de voet. Ze
knikt begrijpend. BU elk schilderij
waarover ze hoort vertellen, gaat er
kennelijk een nieuwe wereld voor
haar open. Soms vergeet ze het
schilderij. Dan kijkt ze met een
verwonderde blik in de ogen naar
de man, die zoveel uitlegt en wiens
haren dansen als hij tè enthou
siast wordt.
Een uur is zo om. Van Elven
blijft in zijn zin steken, kijkt op
zijn horloge en zegt: „Sorry jon
gens, we moeten stoppen". In loop
pas wordt de tocht naar de garde
robe ingezet.
Een meisje geeft commentaar op
wat ze gezien heeft. .Machtig", zegt
ze. „En zo als mijnheer Van Elven
het vertelt. Je gaat het helemaal
zien". Uit zich zelf trekt ze een
vergelijking tussen Karei Appels
werk en dat van Picasso.
Het valt allemaal wat negatief
uit. Met een ,Jk begrijp van. hem
(Appel) geen snars, maar Picasso.
die is 't helemaal. Het zijn bij hem
de vormen die het 'm doen", is voor
haar de kous af.
Haar vriendin is het roerend
met haar eens. Dan trekken ze hun
Jassen aan en springen de trappen
voor het museum af. Op naar de
volgende les.
DEZE maand levert de Akademie voor Kleinkunst in
Amsterdam weer een paar afgestudeerde leerlingen
af aan de Nederlandse showbusiness. Voor het eerst
in het bestaan van de akademie hebben de leerlingen dan een
diploma op zak. De vorige lichting kreeg een getuigschrift
mee, de lichtingen daarvoor hadden aan de akademie niet
meer dan een aanbeveling. „Maar in feite is een diploma ver
schrikkelijk onbelangrijk'', zegt directeur Johan Verdoner.
„Ze moeten het toch zelf
doen. Alleen geloof ik dat
hiermee wel de tijd voorbij is
dat eruditie als een ballast
wordt beschouwd in dit vak.
Als het vak niet zijn fond
heeft, kan het zo ontstellend
gauw ontaarden in gek doen,
leuk doen, slap doen. Het
minste wat je vragen kunt is,
dat de mensen stijlbewust
zijn".
Weinigen zullen bij het ho
ren van de naam Akademie
voor Kleinkunst onmiddellijk
precies weten waar het om
gaat. „Leidt u mensen op om
een brief op te brengen"?
heeft iemand eens gevraagd.
„Zeker wel", antwoordde
Verdoner. ,,Ik hoop alleen dat
ze het niet blijven doen". Bo
venaan het stencil dat iedere
geïnteresseerde wordt toege
zonden, staat „opleiding voor
show, cabaret en musical".
Men kan er in lezen dat voor
toelating tenminste drie jaar
middelbaar onderwijs en een
succesvol toelatingsexamen
(op één theoretisch en zeven
praktische punten) nodig
zijn, dat de opleiding vier
jaar duurt (kosten 400 gulden
per jaar) met dag- en avond
lessen. Over het lesrooster
vult Verdoner aan: elke och-
ten een uur klassiek ballet
ter voorbereiding van het
showdansvak en bijna elke
dag een tweede bewegings
vak zoals Spaanse dans, jazz-
dans, pantomime, schermen.
Over de week verdeeld Fran
se, Duitse, Engelse, Italiaanse
en Nederlandse taal. Twee
keer in de week twee uur
speelles. Elke leerling per
week een uur privé spraak-
en zangles. De drie laatste
klassen samen per week
twaalf tot zestien uur „reper
toire". Totaal: elke dag van
negen tot zes uur en zaterdag
van negen tot één uur les. De
mogelijkheid om hierbij te
werken is er voor de leerlin
gen niet, maar er is wel kans
op een beurs.
De akademie is een van die
zaken, die langzaam uit het
niets zijn opgedoemd en
steeds vastere vorm krijgen.
Directeur Johan Verdoner
(41 jaar) was in 1959 nog ar
tistiek leider van het Neder
lands Opera Ballet, dat het
seizoen daarop zijn korte be
staan zou eindigen door met
het Ballet der Lage Landen
op te gaan in het Amster
dams Ballet. Hij kreeg con
tact met de werkgroep die in
1962 de stichting Akademie
voor Kleinkunst in het leven
riep. Met aanmoedigingssub
sidies werkte de stichting nog
wat onzeker verder (Verdo
ner zelf bijvoorbeeld voorzag
in eigen onderhoud met zijn
eigen balletschool) tot voor
het seizoen 1964-1965 defini
tief subsidies afkwamen en
de akademie aan de Linden-
gracht dagschool werd. Sub-
sidiënten zijn de gemeente
Amsterdam, het rijk, de
BUMA, het Cultuurfonds en
de NTS. Het lerarenkorps is
inmiddels op dertig man ge
komen, met Albert Mol, Dora
Paulsen, Ben Kowold en Jo
han Verdoner als hoofdlera
ren in de verschillende vak
ken en het vak zang onder
supervisie van de hoofdlera
res aan het conservatorium
Coby Riemersma.
Johan Verdoner: „Vorig
jaar hebben zich 220 leerlin
gen bij ons gemeld. Twintig
van hen zitten nu in de eerste
klas. Begrijp me goed: een ta
lent kan je niet maken. Een
persoonlijkheid ook niet.
Maar je kan wel ontwikke
len".
Het afzetgebied is klein.
De meesten gaan naar
musical, naar Sleeswijk
of naar de tv. Een meisje van
het vorig jaar ls NTS-om-
roepster geworden. Wanneer
iedereen dan zegt: ben je
daarvoor nou al die jaren op
geleid?, dan kan ik daar gil
lend razend om worden.
Iedereen zit altijd te schelden
op de televisie-presentatie.
Ze zitten er de hele avond
tegenaan te kijken. Willen ze
nou iets goeds zien of niet?
Zelf vindt ze het een eervol
baantje. En ik ook".
„Ik vind toch dat we de
showbusiness verkeerd bekij
ken. In Londen moet je in de
eerste plaats werken voor je
brood. Je maakt wat je kan
van wat je moet doen. Dat is
daar het uitgangspunt. De
carrière is pas punt twee.
Daarom wordt het Engelse
show werk zoveel gevraagd.
Een kwestie van traditie? Ik
geloof het wel. In elk geval
zegt de Nederlander veel te
vlug: nou ja, er is niets te
doen, ik sta op straat. Nu
moet je ook niet denken dat
Londen een musical-paradijs
is als je in drie straten acht
musicals ziet die goed lopen.
Vier van die acht zijn verve
lend. Maar goed".
Werken, doen, is het be
langrijkste. Daarom is
..repertoire" ons hoofd
vak. We stellen elk seizoen
een programma samen. Daar
mee werken we vaak samen
met de NTS-opleiding. Regis
seurs en cameramensen oefe
nen zich op ons programma
en onze mensen leren voor de
camera staan. En we spelen
het voor publiek, vorig jaar
tien keer in het Lurelei-thea-
ter en verder in de provin
cie voor uitkoopverenigingen,
studenten etc. Niemand ver
dient er iets aan. Het geld
gaat in het studiefonds, waar
uit leerlingenbeurzen en stu
diemiddelen als platen en
boeken worden betaald. En
ook, wat bij ons traditie is,
wordt daarvan het kostuum
of de mooie jurk betaald die
iedere eindexaminant krijgt.
Ze hebben het hele jaar hard
gewerkt en zijn meestal
straatarm. Het is een soort
sollicitatiejurk".
ia Caron (links) en Jantine de Jonge sloten vorig jaar hun
leiding aan de Akademie voor Kleinkunst af met een aantal
oustellingen waarin ze samen onder andere dit nummer
Maria' brachten. Lia Caron werkt nu bij René Slces-
Jantine de Jonge is omroepster bij de NTS.