PETER VOS
Tekenen is voor mij
'us geen obsessie"
- 1
Schotland begint
in hartje Londen
JDAG 25 NOVEMBER 1966
LETDSCH DAGBLAD
SCHOTLAND begint in Londen, althans voor de buiten
lander. Want „Schotland in het hart van Engeland" of
tewel The Scotch House in Londens Knigtsbridge is een
Mekka voor de winkelende toerist. De etalages van deze
grote zaak zijn verleidelijk, maar geven de oningewijde toch
nauwelijks een indruk van de sfeer die achter de dubbele deuren
heerst. Een honderd procent Schotse sfeer. De portier draagt
een authentiek „Highland dress" (het kostuum van de Schotse
Hooglander). De verkoopsters dragen Schots-geruite rokken en
wollen twin-sets. De afdelingschefs zijn allen in hun persoon
lijke tartan op hun post. Alleen de directeur, die sinds 1956 een
Sassenach pantalon (Sassenach is de Schotse naam voor Engels-
Op de vloer liggen dikke kleden in Schotse ruit. Alle koopwaar
is Schots. De eerste verdieping is geheel gestoffeerd met de
Balmoral tartan, de (Schotse) ruit van de Engelse koninklijke
familie, voor het gebruik waarvan speciale toestemming werd
verkregen van de Lord Lyon King of Arms. Met toestemming van
tartan bezit welke zijn naam draagt, verschijnt gewoonlijk in
dezelfde dignitaris worden soms nieuwe tartans (Schotse ruiten
met geregistreerde familie-, clan- of districtnaam) gecreëerd,
zoals de Boyd tartan van directeur Boyd van The Scotch House
en de (Robert) Burns ruit ter ere van de achttiende-eeuwse
Schotse dichter wiens „Auld lang syne" door iedere Schot (en
Amerikaan) wordt gezongen als twaalf klokslagen het oude jaar
uitluiden.
„TARTAN ROOM"
De meest intrigerende afdeling in The Scotch House, een afde
ling die jaarlijks duizenden buitenlanders van alle nationali
teiten trekt, is de „tartan room", waar een van 's werelds groot
ste collecties echte Schotse ruiten te zien is. Meer dan driehon
derd authentieke familietartans zijn er in voorraad, afgezien
nog van een zelfde aantal andere Schotse ruiten, alle met naam.
Er bestaan zelfs twee tartans voor Sassenachs die die niet op
enige clan-affiniteit kunnen beroemen. Een lijst op de muur,
die er uitziet als een oorkonde, geeft de namen van een duizend
families die gerechtigd zijn een tartan te dragen. En geen bui
tenlander van Schotse of zelfs Engelse afkomst zal nalaten die
lijst te raadplegen. Hij mag doodgewoon Smith heten of Brown,
tot zijn verbazing zal hij ontdekken dat hfj het recht heeft de
Clan Chattan, de Gow, de Lamont of de MacMillan tartan te
dragen.
Er zit soms heel wat vast aan Schotse ruiten en dito voor
vaderen. Stel Je voor, dat Je. gekleed in een MacLeod tartan,
een MacKenzie tegenkomt. Deze twee clans leven in eeuwige
vete sinds een lid van de ene familie in 1597 een lid van de
andere familie onthoofde. De MacFies hebben geen greintje
liefde voor de Mac Donalds (vanwege een Incident in 1633 waarbij
enkele doden vielen). De MacDuffs moeten nleta hebben van de
MacBeths (zie Shakespeare) en de MacDonnolls staan sinds de
15de eeuw op voet van oorlog met de Mackintoshes. Gelukkig
echter zijn de schotten van vandaag meer verdraagzaam dan die
van voorbije tijden. En iedereen kan, of zijn naam Jansen ls of
Du pont, een echte Schotse tartan dragen: er ls geen wet die
dit verbiedt. In India paraderen doedelzakblazende inboorlingen
in Schots Hooglanderskostuum, met een tartan die by hun regi
ment hoort een overblijfsel uit koloniale dagen. In deze con
treien zyn Schotse ruiten erg populair by het zwakke geelacht
en zelfs de herenmode staat er niet afwyzend tegenover.
VERBODEN WAAR
Maar eens was dat allemaal anders. Eens waren tartans ver
boden waar. In 1746 nameiyk werd in het Engelse Parlement
een wet aangenomen die het dragen van tartans en het Hoog
landerskostuum verbood. De 8chotten moesten een eed afleggen
nooit enig deel van het Schotse Hooglanderstenue te dragen. Dit
was voor de Schot de grootste smaad die hem kon treffen, het
trof niet alleen zyn nationale eer, maar ook zyn manneiyke
trots: voor de Schot immers bestaat er geen mannelyker dracht
dan de kilthet geplooide rokje dat zovele nlet-Schotten als ón-
manneiyk beschouwden). In 1782 werd de smadeiyke wet opge
heven en dit „bracht grote vreugde in leder Hlghland-hart".
want zoals de proclamatie die het nieuws verkondigde, zei: „U
bent niet langer gebonden aan de onmanneiyke dracht van de
Laaglander
Sedertdien heeft de 8chot met trots zyn nationale koetuum
gedragen, zoals onze goede vriend Mr. Brown, die door de week
in onberispeiyk colbert met styve boord en bolhoed naar zyn
Londenee bureau tygt, maar 's zaterdags en 's zondags son der
mankeren rondloopt ln even onberispeiyk tenue: de kilt met de
sporran (de grote beugeltas die om het middel bevestigd ls> en
J de leren riem met zilveren geep, de hoge (kniekousen) met te
I allen tyde de sgian-dubh (een dolk) in de rechterkous. By
informele gelegenheden daarby een tweed sportjasje, maar onder
formele omstandigheden de doublet (een kort, nauw jasje),
die van zwart, groen of blauw laken of fluweel is. voorzien van
zilveren knopen en gegarneerd met kanten polalubben en Jabot,
en gecompleteerd met lakschoenen met zilveren gesp. Een Schot
ln avondtenue ls een onbescheiden, maar bewonderende blik
waard:
Het Hooglanderekostuum is uitsluitend mannendracht. Oeen
vrouw heeft het recht de sporran of de kilt te dragen. Waarom
de Schotten een rokje dragen, is een vraag waar de historici
vandaag nog over debatteren. Een feit echter is dat de kilt niet
altyd een rokje is geweest: oorspronkeiyk droeg de Schot een
grote tartan plaid, waarvan één eind om het middel werd gewon
den en met een riem werd vastgehouden, terwyi de reet van
rechterheup naar linkerschouder werd geslagen en op de rug
tot de enkels lo6 afhing. Het onderste en deels zichtbare deel
van de plaid leek zodoende op een rokje. Pas in 1733 kwam de
kleine kilt (het rokje aoala het vandaag wordt gedragen), te
zamen met de losse (en veel kleinere) plaid daarvoor ln de
plaats.
SIERADEN
Ook d« Schotóe altraten xtln typisch mannelijk. Da plaid wordt
op de schouder vaatgeeet met een jrote Hlveren broche. Kr s«n
broches voor op de Schotse muts, die ln een verscheidenheid van
modellen voorradig ls, en op de kilt wordt een elerspeld gedra
gen. Er aUn de fllveren gespen voor riem en lakschoenen, de
ail veren knopen voor de doublet, en ringen. Goede Schotse sie
raden zijn meestal van zilver en verlucht met een van de drie
steensoorten die ter plaatse werden gevonden, de amethyst de
cairngom en de Schotse ..pebble" ot (kiezel)steen. Deze lastste.
hoewel van weinig waarde, wordt geslepen en gepolUst als half
edelstenen, hu is een vorm van «gaat. die ln diverse kleuren
voorkomt. De transparante cairngorm, die veel kostbaarder ls.
dankt zyn naam aan de oorspronkeiyke vindplaats, de Cairn
gorm Heuvels, en heeft in zyn beste vorm de kleur van goede,
zuivere whiskey.
By de Schotse zilversmid er is er vandaag nog maar één die
op die titel aanspraak maakt - zult u tussen alle mannen-
sieraden misschien een gouden broche vinden met een distel (het
I nationale embleem) van amethyst: „Ay", zal de internationaal
I bekende Schotse zilversmid u vertellen, ..Schotse vrouwen dragen
I die graag wanneer ze ln Engeland gaan wonen".
ILLUSTREREN is voor een beeldends kunstenaar vaak een nood
sprong. Er moet eten op tafel komen en wanneer de verkoop van vry
werk dan niet helemaal naar wens gaat, kan een meer gebonden
vorm van teken- of schilderwerk een financieel ruggesteuntje beteke
nen. Het resultaat is, dat een groot aantal beeldende kunstenaars wat
laatdunkend op de illustrator neerziet. Een broodtekenaar" klinkt
vaak onvriendelijk. Voor de 31-jarige tekenaar Peter Vos geldt dat niet.
..Illustreren is niet meer zo in de mode", geeft hij grif toe. ,,Maar met
De Toülouse-Lautrec en vele, vele anderen ben ik, geloof ik, wel in goed ge
zelschap." Met zijn „scheppingsverhaal in tekeningen" kwam hy verleden
jaar in het nieuws. Het was een uitvloeisel van een oud sinterklaasca
deautje. De geboren Utrechtenaar Vos hecht er nu weinig belang meer aan.
Hij beschouwt het als een uitstapje in een andere richting; een van de vele
mogelijkheden, die het tekenen hem biedt. Het is een wjjde wereld, die
hem boeit en als tekenaar bezig houdt; een wereld, waar hy met nuchter
heid tegenover staat.
In een voormalige schoenmakery aan de Springstraat in de Domstad
„De winkeldeur houd lk maar op slot. Je hebt anders alle kans, dat er
nog een oude klant binnenstapt. Die kan ik toch niet op weg helpen."
vertelde Peter Vos enkele van de achtergronden voor zijn tekenen.
„Waarom ik teken, weet ik niet. Daar kom je nóóit achter. Ook bij jezelf
niet. Als je dat wilt achterhalen, wordt het een cerebrale redenering. Het
echte vind je niet. Met tekenen ben ik wel vroeg begonnen, maar ik weet
er niet veel meer van. Alleen dat ik vroeger op de lagere school eens een
pry's gewonnen heb, is me bygebleven. Er waren toen zoveel andere dingen.
Of tekenen een erfelijke belasting is? Ik dacht van niet. De belangstelling
voor kunst is dat wel. Met overgeërfde eigenschappen moet je voorzichtig
zijn. Misschien dat de aanleg nog wel erfeiyk is, maar het genie is het
zeker niet. Ik bedoel natuurlyk niet dat ik een genie benHet gaat om dat
overerven. Kijk maar eens naar De Toulouse-Lautrec. Het tekenen zat bij
hem in de familie, maar hy sprong eruit. Dat is iemand die ik bewonder.
Kijk maar eens naar zyn affiches, dót is kunst en ze zyn nog goed ook.
Ze trekken aandacht."
NIET ZENUWACHTIG
Enthousiasme klinkt by de naam van de Franse schilder duidelijk in zijn
stem door. Tot in zyn haren bewegelyk zet hy het gesprek voort, alleen
van tyd tot tijd even onderbrekend om voor koffie te zorgen. Koffie Tobroek
is zijn favoriete brouwsel. Naast de koffie komt de tabak. „Ik kan niet
werken, als ik niet rook. Vervelend, maar ja...
Tekenen is voor my nog geen obsessie. Ik wil nog tyd voor andere din
gen houden. Als je iets bedenkt is het leuk om het te formuleren. Maar ik
houd niet van dat zenuwachtige gedoe. Dat je je vingers niet van het pot
lood af kunt houden. Je moet tekenen natuurlyk wel bijhouden. Ik teken
veel dummy's, die blanco voorbeeld-boeken van een uitgeverij. Je hebt
vingeroefeningen nodig. Niet zoals een pianist een paar uur per dag, maar
wel geregeld. Als je een week niet tekent, merk je nog niet veel, maar als
je het eens een half jaar niet zou doen, zou je er weer helemaal in moeten
komen. Bovendien... het is mijn beroep...
Ik heb een subsidie van de gemeente Utrecht gekregen. Dat vind ik sym
pathiek, maar een soort contra-prestatieregeling zou ik niet willen. Ik zou
me nutteloos voelen, als er geen vraag naar myn werk was. Dat is geen
morele zaak. Doodgewoon praktisch is het."
ZENDING?
„Als tekenaar heb ik geen zendingsbewustzyn. Van Gogh, dat was een
soort zendeling."
„Toch heb je eens een scheppingsverhaal getekend, dat nog
al afwijkt van de gebruikelijke versie. Was dat dan geen
poging om sending te bedrijven
„Ach, dat was iets anders. Ik heb het nooit aan een uitgever aangeboden.
Het is ook al zeven jaar geleden, dat ik het maakte. Het was toen een
sinterklaascadeautje voor myn meisje. Verleden jaar is het langs een om
weg uitgekomen. Het was geen zending. Het was gewoon de bedoeling dat
myn meisje om het cadeautje zou lachen. Het had misschien wel iets van
een protest tegen de gebruikeiyke uitleg van Genesis. Dat boek wordt, ge
loof ik, altijd verkeerd opgevat. Misschien heeft myn werk wel iets met
Freud te maken. Ik geloof ook niet in eeuwige liefde, het grote sentiment,
het alles beheersende hart en al dat gedoe."
„Naast je vrije werk, heb je ook veel werk als illustrator.
Zie je dat niet als een beperking van je vrijheid?'
„Nee, waarom zou ik? Hier heb je een voorbeeld. Dat ls een bibliofiele
uitgave van De Roos hier in Utrecht. Het is illustratie en toch was lk hele
maal vry. De tekeningen maakte ik ook in een dummy. Ze staan nu by
het gedicht „The hunting of the snark" van Lewis Carroll. Ja, dezelfde van
„Alice in Wonderland"! Dat was geweldig om te doen".
„Heeft de grote versprexdingsmogelijkheid van illustraties er
iets mee te makenVind je het prettig, als veel mensen
plezier aan je werk beleven
„Het kan me niet schelen, wat de massa van mijn werk vindt. Zelfs niet
ot ze het zien. Belangryk vind ik wat myn vrienden van myn werk vinden.
Ik geef veel dingen gewoon weg. Alleen omdat iemand het mooi vindt.
Bovendien, om door zo ontzettend veel mensen gekend te worden, ïykt me
niets. Je krijgt allemaal van die onaangename publiciteit. Dat heeft Picas
so ook. Die verdient het door zyn werk natuurlyk ook wel, maar ik zou het
nooit willen, zeg."
FINANCIEEL
„Zou het financieel niet aantrekkelijk Mijnt"
„Och, ik leef er goed van. Ik kan er de hele 'amilie hier van onderhou
den. Wat moet Je met meer geld? Ot het zou zo moeten zijn, dat je vrouw
ziek werd en alleen door een reis naar Tahiti zou kunnen genezen. Dan
zou lk er tegenaan gaan."
„En het gebonden werk nu?"
„Dat geeft je een basis om op te leven. Er zijn wat tekeningen iedere
week voor Vry Nederland. Echt haast-werk vind ik niet prettig. Dat heb ik
thuis genoeg gezien, want myn vader was journalist. Je moet methodisch
zoeken naar werk, dat je leuk vindt, dan kom je er wel."
„Bij je tekeningen zijn veel dieren. Is dat iets, dat je bijzonder
boeit?"
„Nu werk ik aan Illustraties met ratten. Die beesten interesseerden my
eerst niets. Nu wel. Of ze vies zyn? Dat valt wel mee, want lk werk met
laboratoriumdieren. Die zitten goed in het vel. Met vogels is het iets
anders. Dat lijkt me voor de hand te liggen. Er komt steeds meer interesse
voor dieren. Om het goed te doen zou je eigenlijk een ornitholoog moeten
zyn. Neem mij nou. Van al dat zeevogelgebroed weet ik totaal niets. Hier
loopt naar de kast dat is een prachtbeest. Een albatros. Hy is een
beetje mottig geworden, Jammer. Tegenwoordig volgen ze de trek van die
dieren met een radiozendertje. In het beest ingebouwd, zou je moeten
zeggen. Vogels zyn natuurlyk dieren, die de mensen Intrigeren. Een beest,
dat zich van de aarde verheft. Dat kan de mens zelf niet. Dat zit hem
dwars. Al eeuwen."
„Waarom ai die bladen met dierenstudies?"
„Als je iets verzint, ook voor een illustratie, moet Je zorgen, dat het
goed in elkaar zit. Je moet kunnen overtuigen. Als het krakemikkig ln
elkaar gezet is, gelooft niemand je".
„Soms heeft het iets van surrealisme"
„Bfl my is het geen echt surrealisme. Dat zou veel meer „haunted"
lk weet er geen goed Nederlands woord voor, gejaagd is het niet, gedreven
ook niet helemaal moeten zyn. Ik heb het gevoel, dat ik gewoon ver
haaltjes vertel in tekeningen. Ik heb ook eens een strip gemaakt, maar
daar bleef ik toch teveel in het verhaal slaken
PLEZIER DOEN
Wat wil je verder met je tekeningen t ir •eireegt >e voor een
groot deel in het traditionele vlak."
„Je moet de mensen een plezier doen. Er is zo weinig ruimte voor kunst
ln de woningen. Het Chinese systeem van de kakomono's lykt me wel aan
trekkelijk. Als er een bezoeker komt, hang je er een op, waarvan je denkt,
dat hy die prettig zal vinden."
„En de officiële kunstpolitiek?"
„Daar heb je weinig mee te maken. Zy kunnen het toch niet maken of
breken. De goeden komen er toch wel in. Neem nou eens de vijftigers. De
besten zyn het meest „in". Appel en Lucebert om voorbeelden te noemen.
Maar als illustrator heb je die leidinggevende figuren toch niet nodig. In
musea kom ik niet veel meer. Dat is voor een groot deel een kwestie van
luiheid. Vroeger kwam ik wel veel in het Stedelyk. Toen Sandbergh er zat
was het boeiend. Het was discutabel. Het lokte tegenspraak uit, maar het
dèèd tenminste iets. Mijn werk hoeft er niet te hangen. Dat ken ik zo wel.
Ik houd niet van tentoonstellingen als „zéro". Ze veronderstellen dat er
een publiek is, dat bij deze tyd zou horen. De kunst van deze tyd is er
eventueel. Maar het publiek niet. Je zou het een flatgebouwpubliek kunnen
noemen. Die nieuwe kunst is een spanningsloze affaire. Dat bedoelen de
mensen van „zéro", geloof ik. Dat kan alleen bestaan by een spannings
loos publiek. Of het te verwezenlyken is, weet lk niet. Een voorbeeld:
neem eens een cirkel. Er is verschil tussen een, die met eer. passer, en
een die uit de hand getrokken is. Die laatste heeft onregelmatigheden, de
eerste niet. Het publiek wil die met onregelmatigheden; dat geeft span
ning. Het is ouderwets. Het zou ideaal zyn als die spanning wegviel. Ik
ben ook erg ouderwets. Ik heb het gevoel, dat ik de traditie wil voortzet
ten. Of het belangrijk is kan ik niet beoordelen. Er is nu een verschil tus
sen gespannen en koude kunst. Appel is gespannen, Mondriaan niet.
„Maar is er dan niet iets van ambitie
„Dat wel, maar ik zou best zonder ambitie kunnen."
„Zou je dan nog tekenen?"
„Natuurlyk niet. Ik kan me wel iets idealers voorstellen, met het ver
stand alleen dan. Maar voorlopig moet ik wel blyven tekenen".
i illustraties uit „Het Scheppingsverhaal" van Peter Vos. Adam
Alle dieren zijn als paar... alleen hij is „alleen".
wijze illustreert Peter Vos elke
ie pagina's van een groot week-
1 kunt de „scheppingen" van hem
herkennen aan de wonderlijke on-
I taling: 'n soort spinnetje of bloem-
I «I een streep misschien wel een
Ijl «neef. Wie zal het zeggen
b'k de illustraties bij achtereen-
li U een verhaal over een wat
optredende voorzitter, een arme
Ion, een juffrouw die dol is op
het lange wachten op bussen,
'*r de inzichten van kunstenaars.