De Keukenhof in Lisse Als een een verlaten décor in lege schouwburg Keukenduin Veranderingen Schilderij Interieur EEN KINDERMUSICALCLUB OM KINDERMUSICALS VAN EIGEN HAND OP TE VOEREN ZUSTERS VERRIJKEN LEIDSCH DAGBLAD LJ).-EXTRA (vin) Elk jaar, van half maart tot half mei, wijzen kleurige bordjes on» naar Lisse, temidden van zijn geurige velden. Als wij maar gedwee doen wat de gele pijltjes van ons vragen, komen we van zelf bij de vermaarde bloemenshow van de Keukenhof. Even de weg oversteken en we staan tegenover het kasteel de Keukenhof. Het ligt fantastisch mooi in zijn park met zware, oude bomen, waaronder enkele vol-uitgegroeide wilgen. Het kasteel zelf doet wat vreemd aan. Het geeft ons de indruk een oud redderlijk huis te zijn en in gedachten horen we de jachthoorn al klinken en zien we de kleurig uitgedoste valkeniers zich gereed maken voor de valkenjacht. En toch er ontbreekt hier iets Een schrijver, die rond 1910 de Keukenhof heeft bezocht, merkt op dat het kasteel, voor een deel althans, „onweerleg baar" stamt uit een oud verle den. Hij spreekt ook van ver woestingen, die het kasteel ge teisterd moeten hebben en van de wederopbouw, die met be hulp van oude muur-fragmen ten tot stand zou moeten zijn gekomen. Ook krijgen we een beschrijving te lezen van het inwendige van het kasteel. Woorden schieten te kort om zijn verrukking weer te geven. Toch spreekt uit zijn beschrij ving ook enige twijfel: een tweeslachtig karakter van „de buitenordonnantie". Zelfs ver gelijkt onze schrijver op eens de vormen van dit kasteel met de „kleigewrochten die voor kinderen een oud ridderkasteel moesten voorstellen". Ik zei al: er onbreekt iets aan dit kasteel, maar wat? Kasteel de Keukenhof heeft geen historie, het is een huis zonder verleden. Het staat daar, naast de bloemenpracht, als een verlaten decor in een schouwburg waar nooit het doek op ging en waar nooit ap plaus klonk. Er zijn mensen lie veronder stellen dat in de vroege mid deleeuwen op de plaats van dit huls al een kasteel moet heb ben gestaan. Te bewijzen is dit niet, want er is bitter weinig over bekend. Wel weten we, dat het gebied waarop kasteel de Keukenhof is gebouwd, al heel vroeg in de geschiedenis behoorde tot het gebied, dat be kend stond onder de naam Keukenduin en dat vanouds viel onder het gebied waarop de opperhoutvester toezicht moest uitoefenen. Deze opper houtvester woonde op het machtige kasteel Teylingen. De streek rond de Keukenhof heet te dan ook van af de eerste tij den: Keukenduin van Teylin gen. Het was een smalle strook duingrond die zich uitstrekte achter de dorpen Sassenheim en Lisse, van de Voorhouter geest tot het Hillegommer Roo- de-duin. Eens moet dit duingebied een oppervlakte hebben gehad van ruim 150 hectaren, waarop de inwoners van Lisse hun paar den mochten laten weiden tegen betaling van één halve Hollandse pond aan de opper houtvester. Zij hadden dit recht verkregen door dat zij in het verleden aan het huis Teylin gen en zijn bewoners verschil lende diensten hadden bewe zen. Bij deze overeenkomst was tevens bepaald, dat iemand die meerdere paarden in het Keu kenduin wilde laten lopen er maar voor maximaal twee hoefde te betalen. U ziet: ook onze uitverkoop-leuzen, waarop wij zo trots zijn, zijn niet nieuw! Om dezelfde reden waren de inwoners van Lisse vrijgesteld van het betalen van tolgeld in Holland, Zeeland, Friesland, Bra bant en Henegouwen en bij alle tollen van de heerlijkheid Was senaar. Dit betekende voor de inwoners van het dorp Lisse een belangrijke besparing, want de bloemen, die van hier naar verschillende Hollandse steden werden vervoerd, zou den tezamen met het fruit, het vlas en de kruiden, die onder het toezicht van de bewoners weeldig groeiden, een fors be drag aan tolgeld moeten koe ten. In 1604 zouden zich grote veranderingen gaan voltrekken in het Keukenduin van Teylin gen. Op 6 maart van dat jaar namelijk kregen drie onderne mende lieden, jonkheer Andries van Thienen, Gerard van der Laan en Johan van Sypestein, van de Rekenkamer het gebied In eeuwig durende erfpacht. Zij hadden hiervoor de toestem ming verkregen van Prins Maurits, van de Ridderschap en van de edelen van Holland. Tegen betaling van 450 gulden per jaar hadden zij hierdoor het recht het Keukenduin te ontginnen en de afzonderlijke landerijen in pacht uit te ge ven. Het recht om de paarden te weiden moest evenwel in het contract worden vastgelegd, evenals de toestemming aan de burgers van Voorhout en Lisse om van de wegen en vaarten dóór dit gebied gebruik te mo gen maken. Op 1 september van hetzelfde Jaar treden nog andere notabe len toe tot de kring van ontgin nende edelen. Zo zien we o.a. Johan van Duivenvoorde, heer van Warmond, zich bij het ge zelschap voegen. Volgens sommigen zou nu het kasteel de Keukenhof gebouwd zijn in de eerste jaren van deze onderneming. Dit is inderdaad zeer waarschijnlijk, want oude re stukken zijn er aan het kas teel onmogelijk te ontdekken. Hoe het huls er in de zeven tiende eeuw moet hebben uit gezien toont ons een schilderij dat hangt op de overloop in kas teel de Keukenhof. Het huls is rechthoekig en heeft een breedte van vijf ramen Het heeft de hoogte van twee ver diepingen en wordt gekroond met een hoog dak, met op de hoeken kleine schoorsteentjes. Het staat temidden van een enorme tuin waarin bomen keurig op rijtjes tussen de glad geschoren hagen groeien. De eerste bewoners, die be kend zijn, zfln de leden van de familie Van Hoven. Later gaat het goed over aan de familie Van Heemskerk, waarna in 1809 het eigendom overgaat aan de familie Steengracht van Oost- capelle. In het midden van de vorige eeuw had het goed een oppervlakte van ruim 228 hec tare, waarvan in onze tijd een deel is afgescheiden voor de bloemententoonstelling. In 1861 begon de gravin Van Lynden het kasteel ingrijpend te ver bouwen. Kwistig werden er to rens tegen drie van de vier hoe ken geplaatst. De voordeur werd weggewerkt in een enor me toren, terwijl elk beschik baar hoekje met een balkon netje werd opgesierd. In 1863 was de „restauratie" gereed. In die drie jaar was het huis wel »o volledig ontluisterd dat zelf» de achterzijde, de wrange smaak, die de voorgevel heeft opgewekt, nog maar nauwelijks kan verdrijven. Het interieur biedt weinig meer. Weliswaar staat hier een verzameling kunstvoorwerpen, die ontzag en bewondering in boezemt, maar de inrichting van de diverse vertrekken doet veel afbreuk aan de meubelen, de vaak prachtige schilderijen en de wapenverzameling. In één vertrek zijn alleen al stoe len uit drie of vier cultuur-pe rioden te vinden, terwijl de zol der- en wandversiering in de grote zaal en de wapenkamer wel kunstig, maar beslist niet smaakvol aandoet. Heel anders is het weer ge steld met het prachtige gobe lin-behang in eén van de vele torenkamers. Helaas hebben de oosterburen tijdens de oorlogs jaren het nodig geoordeeld van het fraaie weefsel souvenirs te vervaardigen voor hun eigen thuisfront. De schade is echter vrijwel onzichtbaar hersteld. De gids, die u in het seizoen met veel energie rondleidt, zal u ook graag vertellen over het werk, dat is verzet toen in de oorlogsjaren het hele kasteel in één dag moest zijn ontruimd. In verschillende Haagse banken bevatten de kluieen daarna kunstvoorwerpen uit de Keu kenhof. Nu is alles weer aanwezig en kunt u alles bezichtigen. Het kasteel ligt prachtig en binnen wachten u mooie dingen; de rest moet u maar voor lief ne men! ED. JANSON Mevrouw W. J. Stam-van der Staan (links) en mevrouw T. Weidner-van der Staan AMANDELEN Niet lang daarna kreeg zij van de bekende uitgeverij Ploegsma ln Amsterdam het verzoek be kende en minder bekende kin derliedjes bijeen te brengen. Dat werd een fraaie bundel „Mandje vol amandelen". Diverse liedjes werden van nieuwe muziek voor zien door mevrouw Weidner. „Ik wist, dat zij het kon", zegt haar zuster gekscherend, „want toen ze zeven was, zat zij een keer op een ochtend in haar pijama achter de piano en componeer de zij al een#boerendans". Toen kwam de opdracht van de uitgeverij Gottmer in Haar lem om een bundel met kinder operettes samen te stellen, be stemd voor gebruik op lagere scholen. Het bestaande repertoi re bood echter voor mevrouw Stam weinig aantrekkelijks. „De kinderoperettes die iedereen kent, duren veel te lang, mees tal zo'n drie uur. Df teksten passen niet meer in deze tijd: de taal is te gezwollen en de jeugd wordt niet meer zo geboeid door oude sprookjessfeer, zij houdt meer van dingen die de werke lijkheid benaderen." ZELF DOEN Daarom deed zij de uitgever een voorstel, waarmee deze gauw akkoord ging: zelf korte kindermusicals maken. De eer ste bundel, bestemd voor eerste en tweedeklassers, staat op het punt te verschijnen. De inhoud: „De toverfluit" (gemaakt naar een oud gegeven), „Klaas" (een bewerking van het bekende kin derverhaal van W. G. van der Hulst) en „Ameleoranna en de groene paraplu" (naar een oud Engels kinderboekje). Het libret to van de laatste musical werd geschreven door mevrouw J. P. StamDresselhuys, „mijn schoonmoeder". De muziek is, de tonen van „De toverfluit" uitge zonderd, van mevrouw Weid- Een bundel voor de klassen drie en vier en één voor de klas sen vijf en zes zijn in de maak. „En wij werken ook nog aan iets dergelijks voor de middel bare school". OP DE IV? Het eerste volstrekt originele libretto van mevrouw Stam is .Mijn naam is Vosch', straks te vinden in de bundel voor de klassen vijf en zes. Het werkstuk heeft ook al de aandacht ge trokken van Bussum. „De AVRO is van plan Vosch op het scherm te brengen", aldus me vrouw Stam, die verder vertelt, dat zij nu met haar zuster werkt aan de kindermusical „Vakantiegeneugten". Alle genoemde musicals zijn al één of meer keer door leer lingen van enkele Leidse lagere scholen uitgevoerd. „Dat is zo ons systeem. Wij proberen elke musical uit, voordat-ie naar de uitgever gaat". Waarom dan nu een speciale kindermusicalclub? „Op de scholen krijg je nooit de gelegenheid iets goed af te werken. Het moet altijd haastig en onder schooltijd. Het moet er ingepompt worden, want de feestavond komt er aan NOG GEEN NAAM Daarom zonden de zusters half september vijfhonderd sten cils naar vier openbare lagere scholen in Leiden. Het resultaat was 39 aanmeldingen. De afde ling 6-9 jaar zit nu vol, „maar voor de groep van 9 tot 12 jaar kunnen wij nog een paar jon getjes gebruiken" (dat weten we dus ook weer). Elke woensdag middag wordt er bij mevrouw Weidman thuis gerepeteerd. De club heeft nog geen naam. De kinderen is gevraagd suggestie» te doen. Vergt het veel tijd, het schrij ven van kindermusicals en het instuderen? „Erg veel tijd. Maar het fe bijzonder leuk werk. Want ter wijl je bloemkool staat te koken, komt er een rijmpje bij je op; soms stap Je er 's nachts voor uit je bed. Je bent er steeds mee bezig. Het fijne is, dat je met kinderen werkt. Als je bij de op voering al die stralende kinder gezichtjes ziet, is alle moeite vergeten." Eind november reeds kan het eerste optreden tegemoet worden gezien van een Leid se kindermusicalclub, pas vorige maand opgericht door de dames W. J. Stam-van der Staay en T. Weidner-van der Staay zusters inderdaad, zoals beider meisjesnamen al doet vermoeden. Zusters-in- de-kunst tevens, want de club is een uitvloeisel van hun scheppende activiteit op het gebied van de kindermusical: mevrouw Stam schrijft li bretto's en mevrouw Weidner (muzieklerares) componeert. Het is allemaal begonnen met jen klein meningsverschil, dat mevrouw Stam vier jaar geleden bad met het hoofd van een la gere school, toen de vijfde klas een af scheidsavond je zou ver zorgen voor de zesde klas. We gens plaatsgebrek moesten de anderen uit de vijfde klas die niet zouden optreden, maar ',huis blijven, hoewel hun ouders vèl waren uitgenodigd. Mevrouw 3tam was het helemaal niet jens geweest met deze regeling jn had de telefoon gegrepen. ,Weet u iets beters?" had het schoolhoofd ietwat gepiqueerd gevraagd. „Natuurlijk weet lk ets beters", was het overmoe- iige antwoord geweest. „Daar zal ik u dan volgend jaar aan houden, mevrouw", was daarop reactie. Mevrouw Stam was het voor- /alletje allang vergeten, toen zij Jij na een jaar later door het minder vergeetachtige school hoofd werd opgebeld: „Het is bijna weer zo ver en u was toch iegene die iets beters wist?" Mevrouw Stam lacht voluit bij de herinnering. „Toen kon ik er natuurlijk niet meer onderuit. Een heel weekeinde heb ik als Jen razende zitten schrijven" 3 fen dat was iets nieuws haar ngen literaire prestatie voor- iien had bestaan uit het winnen I /an een opstelwedstrijd over I lierenbescherming op de lagere school). Met het schoolrapport als uitgangspunt schreef zij, op =Q bestaande melodietjes, een serie teksten, welke alle kinderen in het spel zou betrekken. ÏDe opvoering werd een groot ;ucces, „en toch was het niks' 'prulwerk", vindt mevrouw Stam Over mensen dingen dicht bij huis ITERDAG 22 OKTOBER 1966

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 13