HULP VOOR TIBETANEN door Henk Kolb Verhuisd van 's werelds dak naar vliering maar wie betaalt? 2 ie prijs van het 'overleven afkoopsom van schuldbesef dat welvaart meebrengt Moeders en hun kinderen: er is verschil tussen een huis in een londbouwdorp en een tent in een kamp op een berg ook de vraag naar land minder dringend schijnt. Het kan desondanks niet worden ontkend, dat India veel voor de gevluchte Tibetanen heeft gedaan. Vooral in de eerste jaren na 1959 overheerste groot schuldbesef. Om met Neh- roe te spreken: „Wij hebben Tibet opgeof ferd aan de Chinezen". Hij wist immers nog zeer goed dat Tibet vooral op aanraden var India er steeds van had afgezien hulp van de Verenigde Naties in te roepen, toen de Chinezen anno 1950 het land binnentrokken. In 1962 is de Indiase hulpverlening afgebroken. De Chinezen stonden aan de grenzen een leger was nodig. Later kwam de Kashmir- kwestie er nog bij en nu doet het Indiase gou vernement niet meer dan de plannen afma ken waarmee al was begonnen. Grofweg ge zegd is ongeveer een derde van de Tibetanen geholpen en heeft tweederde nog nooit hulp gekregen. De gretigheid om Tibetanen te helpen wordt zonder twijfel in India ook negatief beïnvloed door het feit, dat welvarende Tibetanen te midden van hongerlijdende Indiërs aanleiding kunnen geven tot wrijving in een land dal toch al rijp lijkt voor een sociale revolutie. Bovendien: wie zal de wegen, van overwe gend militair-strategisch belang, aanleggen als de Tibetaanse wegwerkers eenmaal boeren zijn geworden. De Indiërs niet en dit is niet eens zo verwonderlijk, want van mensen, die geen eten krijgen, mag men geen energiek werken verwachten. Dat Tibetanen het, met hun veel sterkere karakter, tóch doen is een andere zaak. En wanneer de heer Rasgotra dan ook zegt: „De Tibetanen zullen wegen blij ven aanleggen omdat zeer velen niet eens weg willen uit de kampen", dan is er reden voor enige argwaan. Want ik heb geen Ti- betaan gesproken, die zijn slavenwerk in de voorgebergten van de Himalaya niet onmid dellijk voor een bestaan als eerzaam landbou wer zou willen ruilen. POLITIEK MAAR, in India bedrijven de Tibetanen zelf ook politiek. De Dalai Lama mag dan in zijn bungalow zeggen: „Er is maar één Ti bet en ik ben hier voor alle Tibetanen", zijn officiële ambtenaren, in dienst van het „Bu reau van de Dalai Lama", hebben via hun adviezen aan de officiële hulpverlenende in stanties, kans gezien veel hulp precies daar te brengen, waar zij die wensten. Met ande re woorden: groepen, die met dat bureau niets te maken wilden hebben (omdat het in de allereerste tijden van grote nood hele maal niet bestond en toen het bestond bot weg alle hulpverlening annexeerde), diegenen hebben nooit hulp gekregen. De man, die voor de Europese vluchtelingenactie de za ken ter plaatse onderzocht, vond zonder de minste moeite veertien niet officieel geïden tificeerde groepen Tibetanen, aan wie elke hulp, zelfs maar de geringste, voorbij was gegaan. Een andere officiële regeringsinstelling, die zich in meer praktische zin met hulpverle ning bezighoudt, is het zogenaamde Central Relief Committee", het Centrale Huln Comi té. Hoe het soms werkt illustreert dit ver haal van Lama Lobsang, hoofd van de La- dakhtempel in Nieuw-Delhi. Aan de ringweg dichtbij de verbrandingsplaatsen van Gan dhi, Nehroe en Sjastri, heeft hij op een kaal stuk grond aan Tibetanen een plaats ver schaft om hun tenten op te slaan voor de winter, als het in de bergen sneeuwt. Lob sang: „Ik heb het Central Relief Committee eens gevraagd om kleren voor de kinderen hier, die dreigden om te komen. Maar omdat het gouvernement geen Tibetanen in de stad wenst, kreeg ik te horen, dat ik alleen kle ren kon krijgen als ik de Tibetanen zou weg sturen. Ik heb dat niet gedaan en de kleren zijn dus niet verstrekt". TOEKOMST WAT zal er straks voor de Tibetanen worden gedaan, met de gelden die tijdens een Euro pese actie, aanstaande maandagavond, bij een worden gebracht? Voor de meesten ligt een redelijke toekomst in de landbouw. In Mundgod (staat Mysoore) is reeds een stuk grond ontbost, waar zich 600 gezinnen in eerste aanleg kunnen vestigen. In een later stadium zal ook grond vrij komen voor nog 400 gezinnen: een project van 3,8 miljoen gul den. De Indiase regering zal in de staat Madhya Pradesh een nog iets groter stuk land beschikbaar stellen waarop eerlang zo'n 1200 gezinnen een nieuw leven kunnen begin nen. India zorgt voor de grond, het voedsel, en het transport, de rest: scholen, huizen, ir- rigatiewerken, de aankoop van kunstmest en zaaigoed, gereedschappen, wordt betaald uit de buitenlandse hulp. Tussen het vellen van de eerste boom en de aankomst van het laat ste gezin liggen ongeveer drie jaar rela tief bezien een lange tijd, maar sneller kan het niet. Voor enkele honderden Tibetanen zal de moge lijkheid van kleine industriële werkzaamhe den worden geschapen: ijzersmederijen, tim merwerkplaatsen, weverijen, een dekenfa- briek, een kippenfokkerij. Er zal assistentie komen van organisaties voor technische hulp verlening en het is de overtuiging van vele functionarissen dat India, in het aangezicht van dit gebundeld Europees initiatief, onverkort zal meewerken aan de uitvoering van de plannen. Het geld uit het buitenland wordt slechts be steed aan bij voorbaat duidelijk afgebakende projecten waarvoor de kosten zorgvuldig zijn berekend. Er zal in geen geval geld worden overgedragen aan Indiase instanties en bo vendien zal een Europees functionaris in In dia op het gebruik van de gelden gaan toe- AFZIJDIG INDIA is geen lid van de Wereidvluchtelingen- organisatie. Het heeft weliswaar de aanwe zigheid van een aantal VN-instellingen ge accepteerd, doch steeds geweigerd een ver tegenwoordiger van het Hoge Commissariaat voor de Vluchtelingen toe te laten als geac crediteerd functionaris. Toch heeft India mis schien wel meer reden dan welk land ook om een ander standpunt in te nemen. Behal- •e zestigduizend Tibetaanse vluchtelingen, le ven nog 4,5 miljoen andere ontheemden uit Oost-Pakistan, Colombo en Afrika in dit land. Een land geteisterd !oor periodieke hongers noden, zwaar getroffen vaak door natuurram pen en begiftigd met een overheidsapparaat, dat op zijn zachtst gezegd, slechts zeer geringe vormen van doelmatigheid vertoont. Het is duidelijk waarom India niet wil leunen op de instellingen van de Verenigde Naties: buurman China moet tot een zeer hoge prijs ergernis bespaard blijven. Hulpverlening aar vluchtelingen kan in India dan ook uit9lul- tend via particuliere instellingen geschieden, die niet het brandmerk dragen van politieke bijbedoelingen. Helaas is de particuliere hulp verlening tot nu toe nooit groot genoeg ge weest om een vraagstuk als dat der Tibeta nen op te lossen, hoewel het wat zijn om vang betreft bepaald niet onoplosbaar behoeft te zijn. SOCIALE VAL ZONDER hulpverlening uit Europa is de posi tie van de Tibetanen hopeloos. Van een be trekkelijke welvaart in hun land hebben zij een duizelingwekkende sociale val gemaakt naar de vrijheid in het armste land van de we reld, dat niet eens in staat is om zijn eigen bevolking te voeden. Weliswaar zijn sedert 1959 door India, zoals gezegd, tientallen mil joenen uitgegeven, maar bijna tweederde van de Tibetanen, het zij nog eens vastgesteld, leeft onder niet meer menselijke omstandig heden: 30.000 mensen 6.000 gezinnen. Er schuilt in hulpverlening aan mensen in In dia nog een vraagstuk: dat van de controle. De actie „Eten voor India" heeft geleerd, dat goede gaven van elders lang niet altijd te recht komen waar zij behoren. De berichten In Indiase kranten laten daaromtrent weinig Illusies. De reacties op „Eten voor India" in het land zelf, hebben ook duidelijk gemaakt, dat de regeringsfunctionarissen in uitzonder lijke mate beschikken over een politieke hoog hartigheid, die mestvaalten doet voorkomen als bloementuinen. Het is om al deze redenen niet eens een kwes tie van geld geven, dat in India nu alleen voor Tibetanen moet worden gebruikt. Slechts een systeem van perfecte garantie, zoals dat gelukkig is gevonden, kan bewerk stelligen dat de som, waarmee wij het schuld besef van onze welvaart afkopen, wordt be steed aan mensen, die in zeven jaar onmen selijk bestaan als vluchteling-slavenarbeider hebben getoond een nieuw leven waard te zijn. HUlPVERtENING hoef» vele kanten. Er bestaat noodhulp, ter leniging van de allereerste behoeften er bestaat ook constructieve hulp, die de basis voor een nieuw bestaan legt. Als een der beginselen van hulp aan vluchtelingen geldt dat zij moeten worden geholpen tot het niveau van de hun omringende bevolking. Voor de Tibetanen gaat dat niet op als de hulp slechts zo ver zou reiken, waren zij niet beter of dan de inwoners van India zelf. En die hebben het slecht. Hulp aan een Tibetaans gezin, in een definitieve vorm, kost tussen 3600 en 4000 gulden. Zo'n gezin telt gemiddeld vijf leden. Hulpverlening aan deze Tibetanen is, zo toont dit artikel aan, ook in andere zin een kwestie met vele bijverschijnselen. CIJFERS DE directeur van de afdeling hulp aan Tibe tanen op het Indiase ministerie van buiten landse zaken heet Maharajakrishna Rasgotra. Hij zegt geringschattend: „Ach, die Tibeta nen zijn helemaal niet zulke goede wegwer kers. Ze hebben altijd klachten, maar doen minder dan Indiërs". ip kostschool.ouders ergens in het noorden de weg. Ze zullen, als er niets verandert, elkaar nooit meer kunnen zien De leider van een groep Tibetanen: „Wij heb ben toch in één jaar een weg gebouwd, die de Indiërs in zes jaar niet konden aanleggen". Directeur Rasgotra: „Als je Tibetanen in een landbouwproject zet, doen ze de vreemdste dingen. Het lijkt wel of ze helemaal niet wil len leren. Ze stappen met hun grote Tibe taanse laarzen dwars door de rijstvelden". Maar in de landbouwnederzetting Bylakuppa liggen welvarende akkers, die oogstrijp be wijzen dat de Tibetanen zich in enkele jaren aanmerkelijk hebben verheven boven het ni veau van de Indiase bevolking om hen heen. Enkelen hunner hebben zich weliswaar door olifanten laten doodstampen, in de allereerste tijd, omdat zij dachten, dat het een soort yaks waren, die je met wat geschreeuw wel kon wegjagen, maar er wonen nu 3200 men sen, die geen hulp meer nodig hebben. En die wel graag meer land zouden willen be bouwen dan de twee hectare waarover zij per gezin nu in bruikleen beschikken. Dat is In diase hulp geweest. (Er is zelfs een zieken huis met een operatiekamer. Helaas echter wordt die niet gebruikt omdat de elektriciteit ontbreekt). Een Indiase functionaris, die maar liever ano niem blijft, zegt over Tibetanen: „Als je ze geld geeft, dan doen ze er iets mee, ze gaan winst maken en richten zich op. Als je aan een Indiër geld geeft maakt hij het op en gaat op de volgende gift zitten wachten". INDIA is een merkwaardig land en het is dan ook niet zo verwonderlijk, dat gesprekken met vier instanties, ook vier verschillende cij fers opleveren over het aantal Tibetanen in India en Nepal. Te zamen zijn het er zestig duizend. Vijftigduizend verblijven in India. Voor het grootste deel zijn zij afkomstig uit de welvarende middenklasse van het Tibe taanse volk 66 procent boeren, landbou wers en veefokkers, 22 procent nomaden en 12 procent lama's. India kan hun probleem op eigen kracht niet oplossen, ook al doet het alles om die in druk naar buiten toe toch te vestigen. Rasgotra: „Wij kunnen natuurlijk het Tibetaan se probleem wel oplossen. We hebben hele maal geen buitenlandse hulp nodig. Alleen: met zulke hulp gaat het vlugger. Als wij het zelf moeten doen, zijn over zeven jaar alle Tibetanen geholpen". Dat is een onjuiste voor stelling van zaken, want zelfs al zou India het geld voor die hulp kunnen opbrengen, (Rasgotra denkt in bedragen van maar liefst dertig miljoen dollar meer dan vier maal het naar Europese inzichten noodzake lijke bedrag) dan nog moet worden ge vreesd dat het merendeel van de Tibetanen. die nu in wegwerkerskampen verblijven, reeds voor die tijd is overleden. BEDROG IN India bedriegen de ambtenaren, die met de Tibetanen van doen hebben, zich zelf: omdat India een tekort heeft aan bruikbare land bouwgrond, is er te weinig land om aan Ti betanen veel te geven. Daarom verschaft In dia statistieken waarin te veel wegwerkers staan opgegeven en te weinig boeren, zodat

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 17