De Jacht op het mijlrecort Oud-atleet drBannister: Over twintig jaai loopt men die afstand vermoedelijk in 3.30 In vijftig jaar werd record 21 seconden scherper gesteld Genie Inzicht Geschokt Massii De eerste Recordman De beste ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1966 LEIDSCH DAGBLAD L.D.-EXTRA De Amerikaanse atletiekcracks, die hun grootste krachtexplosies meestal reserveren voor de Olympische jaren, zijn deze zomer bijzonder fel op recordjacht ge trokken. De polsstokhoogspringers Seagren en Pennel zwiepten elkaar, centimetersgewijs, steeds verder om hoog en naderen nu de 5.40 m barrière. De neger Tommy Smith nam de sprinterskroon over van zijn landgenoten Hayes en Carr door o.a. de 200 m (zonder bocht) af te leggen in de ronduit verbluffende tijd van 19.5 sec. De tienkampers Toomey en Hodge gingen het record van Yang krachtig te lijf en de 4 x 400 m ploeg van de VS kwam voor het eerst in de historie onder de drie minuten (2.59.6). Boven dit alles uit torent de prestaties van de 19-jarige wonderloper Jim Ryun, die het meest tot de verbeelding sprekende record op zijn naam schreef, dat op de mijl (1609.3 m) met een tijd van 3.51.3. Een verbetering van het oude wereldrecord van de Fransman Jazy met 2.3 sec., een ongewoon grote marge. ROGER BANNISTER T IM RYUN (1.85 m. 74 kg) vestigde zijn J record op 18 juli in Berkeley, in het voor atletiek zo ideale Californië. Toen hij de race begon, had hij blaren op zijn rechter voet. tijdens de strijd zelf kreeg hij er nog een op zijn linker, zodat zijn verklaring na afloop: ..Het mijlrecord zal binnen niet al te lange tijd be neden de 3.50 komen" bepaald geen grootspraak lijkt. -door- IRuud Paauw beste prestaties. Maar die voortdu rende strijd tegen duizelingen en zwakker wordende ogen, hadden zijn weerstandsvermogen aange tast. Op 28 december 1949 werd hy onwel op het station van de onder grondse in Brooklyn en viel voor de aanstormende trein. Hy was toen pas 39 jaar. Het was op die gedenkwaardige 18de juli de negende keer, dat deze student aan de universiteit van Kansas de myi binnen de vier minuten liep. De eerste keer ge beurde dat op zyn 17de jaar, wel een bewys dat men hier te doen heeft met een natuurtalent van zelden geziene grootte. Maar met talent alleen komt men er niet. Wie daarnaast geen grote trainingsyver aan de dag legt, zal nimmer de top bereiken. Ryun, die eerder deze zomer Peter Snells record op de 880 yards (805 m.) van 1.45.1 naar 1.44.9 had gelopen, traint byzonder intensief: zo'n 100 km per week, onderverdeeld in sprints en af standslopen. In zyn recordrace had Ryun de hulp van twee „trekkers", die zich voor hem opofferden zoals Chata- way en Brasher dat in 1954 deden voor Bannister by diens eerste myi- race onder de vier minuten. Inte ressant is zeker de vergeiyking van de tussentyden die de Brit Ban nister in 1954 liet afdrukken en die Ryun In Berkely noteerde: Bannister Ryun 440 yards 57.5 sec. 57.7 880 yards 1.58.2 sec. 1.55.4 3 4 myi 3.00.5 sec. 2.55.0 myi 3.59.4 sec. 3.51.3 Ryun liep de eerste halve myl dus in 1.55.4 en de tweede in 1.55.9, een byzonder evenwichtige krach tenverdeling, wat men van Bannis ter niet kan zeggen. Ryun heeft verslaggevers gezegd dat hy dit sei zoen niet veel meer zal doen („Ik ga als een gewoon mens leven"), maar dat hy volgend jaar Elliotts 1500 m. record (3.35.6 daterend uit 1980) gaarne onder het mes zou willen nemen. Een rustige jongen die Ryun, maar wel zeer vastbeslo ten de recordlyst voor de midden- afstand van a tot z te herschryven. Het is de laatste jaren steeds duideiyker geworden: slechts wei nig records kunnen in populariteit en aanzien wedyveren met dat op de mijl voor de niet-Engelsspre- kende landen is dat dan meestal de 1500 m. De reden daarvoor is niet helemaal na te gaan. Vermoedeiyk is het een samenspel van een aantal factoren. Het publiek vooral is jarenlang geboeid geweest door de vele pogingen om de myl beneden de vier minuten te lopen; de vaak bijzonder verrassend verlopen Olympische finales 1500 m. gaven nog eens extra voeding aan die be langstelling voor de middenafstand; en tenslotte was de mijl de afstand van enige der kleurrykste persoon- lykheden uit de atletiekgeschiede- nis. Het wereldrecord op de myi/1500 m. is vele malen verbeterd, maar wie waren nu die toplopers die van dit nummer zo'n met vuurwerk om geven gebeurtenis maakten, wie gaven de myi die byzondere image? Een zestal (met dit voorbehoud dat een dergeiyke '*euze altijd een per- soonlyke zaak is)Jack Lovelock (Nw-Zeel.), Gundar Hagg (Zwe den). Roger Bannister (Eng.), John Landy (Austr.), Herb Elliott (Austr.) en Peter Snell (Nw-Zeel. Atleten als Jazy en Ryun zullen zonder twyfel ook hun plaats kry- gen temidden van de groten, maar zy staan nog midden in hun car rière. De tyd zal uitmaken hoe zy worden gerangschikt. JACK LOVELOCK was van alle beroemde myilopers zeker de lichtste (64 kg) en de tengerste. Daar hy niet over grote energie reservoirs beschikte, werkte hy met nauwgezetheid toe naar een of twee topraces per jaar. Daarin zag men hem dan ook op zyn best. Lovelock was het voorbeeld van een atleet die snelheid combineert met een geweldig wedstrydinzicht. In 1933 kwam deze in Oxford stude rende Nieuwzeelander op het eerste plan. Hy versloeg in de „myi van het jaar" de geduchte Amerikaan Bonthron en greep meteen ook het wereldrecord: 4.07.6. Men was toen nog wel een eindje af van de vier- minutenmyl. In de jaren die volg den, won hij steeds de belangryk- ste wedstryden. vooral dank zy de studie die hy van de zwakke pun ten van zijn tegenstanders maakte. In 1936 werd hy Olympisch kam pioen 1500 m. in de wereldrecord- tyd van 3.47.8 na een onvergetelijk gebleven race tegen zyn rivalen Cunningham en Beccali. Op 400 m. van de streep daar in Berlyn begon Lovelock zyn eindsprint. Onver wacht en naar zyn concurrenten meendenuit wanhoop, want in 1935 had de Nieuwzeelander enkele wedstryden verloren omdat vreemd genoeg zijn op 200 m. van de eindstreep ingezette sprint niet ver genoeg reikte. Beccali en Cunningham lieten Lovelock gaan. in de vaste overtuiging hem in de slotmeters wel te zullen achterha len. Maar zy zagen Lovelock in die race nimmer terug. De in het zwart geklede Nieuwzeelander bleef met vederlichte tred en in hels tempo de sintels toucheren. Hoe zeer het peloton het offensief ook op hem opende, het verschil bleef zes meter. Met een vage glimlach op zyn mager, markant gezicht door brak hy het finishlint Een half Jaar lang had Lovelock met opzet zyn rivalen om de tuin ge leid waar het de wezenlyke kracht van zyn eindsprint betrof. Lovelock wats het type van de „eenzame jager". Hoewel hy vele vrienden bezat, was er niet één die precies wist wat er in de man om ging. Over zyn wedstryden sprak hy nimmer, hetgeen tenslotte tot een soort legende-vorming heeft geleid. Vorig jaar verscheen er een boek over hem („The legend of Love lock"), 29 jaar na zyn laatste race en 16 jaar na zyn tragische dood (1949), een aanwyzing hoe zeer hy de gemoederen heeft beziggehouden. Het boek is van de atleet-journalist Norman Har- ris, die by Lovelocks weduwe en kele dagboeken van hem heeft mogen inzien. Met deze als ach tergrond schreef hy een uiter mate fascinerend boek. Harris vertelt ook, hoe tragisch Love locks latere leven was. HERB ELLIOT Na de Spelen van 1936, die het eind van zyn sportcarrière mar keerden, ging hy terug naar Nieuw- Zeeland. Officieel als gast van de regering om de atletiek in zijn land te propageren, in werkelyk- heid om zyn zieke moeder te be zoeken. Hij was zo geschokt, toen hy zag hoe zy er aan toe was, dat hy op den duur de vele ontvang sten en partijtjes te zyner ere niet langer kon verdragen en er niet meer aan deelnam. Aangezien nie mand Lovelocks beweegreden ken de, leidde dat tot enige bitterheid by het publiek. Korte tyd daarna verloor hy zyn enige broer en weer later maakte hy by het paardry- den een val die een ernstige kwet suur aan zyn ogen tot gevolg had. Hy zou daar nooit helemaal van herstellen en altyd moeten vechten tegen steeds slechter wordend ge zichtsvermogen. Na de oorlog ging hy naar de V.S. en werd arts in een ziekenhuis voor lichamelyk gebrekkige kinde ren. Met heel die perfectie die zyn sportloopbaan had gekenmerkt, streefde hy ook hier naar de aller - G UNDER HAGG, de Zweed gaf de stryd om het myi- record geheel nieuwe impul sen. De tyd van Lovelock was in tussen al enkele malen verbeterd, maar Hagg was de man die het in de buurt van de magisch vier-mi- nutengrens bracht: 4.01.3. Hy deed dat in 1945 in Malmö en dat record weerstond maar liefst negen jaar alle stormlopen. Hagg was een genie, van de hoogste klasse in elke race tussen de 800 en 5000 m. Men mag aan nemen dat hij ook sterker was dan Zatopek, maar de Zweed heeft dat nimmer kunnen bewyzen. Zyn top- periode viel in de jaren 4045 toen atleten van andere landen wel wat anders aan hun hoofd hadden dan sport. In 1946 verloor Hagg zyn amateurstatus omdat zyn onkos tenvergoedingen te hoog waren gebleken. Hagg was dus meer dan alleen een myiloper, hy bezat ook jaren lang de wereldrecords op de 1500 m. (3.43), 2000 m„ 2 myl. 3000 m.. 3 myl, 5000 m. In 1942 verbeterde hy in 2 Vz maand negen keer een wereldrecord. Zyn 13.58.2 op de 5C00 '1942) werd pas in 1954 door Zato pek verbeterd. Hagg was een pupil van de Zweedse trainer Olander, die vond dat atleten wat al te veel slaven werden van sintelbaan en chrono meter. Hy gaf leiding aan een op 600 m. hoogte in de bossen gele gen toeristen- en trainingscentrum in Valadalen. Olander keerde terug naar een wat natuuriyker wyze om de krachten van een atleet te sta len. Er werd daar in Valadalen niet gewerkt met chronometer of over bepaalde in schema gebrachte af standen. Er Werd gelopen in bossen en op geaccidenteerd terrein. Daar. in die ongedwongen atmosfeer, ver zamelde Hagg de krachten voor zyn recordpogingen. de hete Australische zomer 1$ hy 45 km af zonder een etj rustpauze, daarby gerenomma figuren als Power en Halbergj len achter zich latend. JACK LOVELOCK ROGER BANNISTERS naam zal altyd onverbrekelyk verbon den blyven aan het record op de myl. Hy doorbrak als eerste de vier-minutengrens, op 6 mei 1954 kwam hy in Oxford tot 3.59.4. Daarmee was dan eindelyk een streep gehaald door Higgs record. Evenals Lovelock studeerde Ban nister medicynen in Oxford en evenals de Nieuwzeelander kwam hij slechts in een beperkt aantal wedstryden uit. Hy volgde de richt- ïynen van de interval-training en lette meer op intensiteit en kwali teit dan op hoeveelheid. Zyn mede studenten Chataway en Brasher deden het trekwerk voor hem in die race van 6 mei 1954. Op 200 meter van de finish nam de 25- jarige Bannister zelf het heft in handen en verbruikte in zyn eind sprint al zyn krachten. De aankon diging van dit historische myl- record gebeurde typisch Brits. De microfonist zei: „Hier is de uitslag van wedstrydnummer negen, de myi, eerste Bannister van de Ama teur Athletic Association met een nieuw baanrecord en tevens een tyd waarvoor een Brits, Europees. Gemenebest en wereldrecord zal worden aangevraagd. De tyd is 3.59.4". Na in 1954 Europees kam pioen 1500 m. te zyn geworden trok Bannister zich uit de wedstrydsport terug. y OHN LANDY liet Bannisters met zoveel moeite gevestigde record J precies 46 dagen ongemoeid en liep het toen in de Finse plaats Turku royaal omver (3.58.0) zonder dat daarby iemand trekkersdiens ten had verleend. Landy had in eigen land al herhaaldeiyk tegen het record van Hagg aangeleund, maar de grote doorbraak gelukte hem pas in Europa. Deze toen 24- jarige Australiër werd getraind door de befaamde Percy Cerutty, een man die op 53-jarige leeftyd ineens genoeg kreeg van het stads leven en naar de natuur terug keerde. Hy opende een trainings kamp in Portsea (Victoria) en pro pageerde daar voor atleten een uitzonderlyk zware training met o.a. gewichtheffen en het herhaal- delyk beklimmen van hoge zand heuvels. In tegenstelling tot Ban nister liep Landy graag op kop, in zyn eigen tempo. Hy was meer recordman dan wedstrydloper. Sterke oppositie en belangryke wedstryden stoorden hem zeer in zyn concentratie. Hy verloor in een van die herhaaldehjk terug kerende „wedstryden van de eeuw" van Bannister en kreeg voor eigen publiek ook klop in de Olympische 1500 m. finale van 1956. In totaal liep hy de myi zes keer binnen de vier minuten. hij nimmer een mylrace of 1500 m. verloren. Evenals Landy kwam hij uit de Cerutty-school en deed veel aan roeien, gewichtheffen en hard lopen op stranden. Hoewel hy een sterke eindsprint bezat, liet hy het zelden daarop aankomen. Vaak had hy al een stevige voorsprong, als de laatste ronde inging. Op 6 augustus 1958 liep hij de myl in de nieuwe recordtyd van 3.54.5. Ty- dens de Olympische 1500 m. finale in Rome-1960 overklaste hy het gehele veld van toch zeer sterke lopers. Met een voorsprong van 20 meter op Jazy won hy de gouden medaille en vestigde met 3.35.6 een nog steeds van kracht zynd wereld record. Van Elliott had men nog heel veel mogen verwachten, maar hy trok zich al op 22-jarige leeftyd uit de wedstrydsport terug. Hy had de myi toen reeds 17 keer binnen de vier minuten gelopen. Op de lan gere afstanden kon hy overigens ook goed uit de voeten. De 5000 m. liep hy eens zonder inspanning in 14.09.9 en tydens een training in PETER SNELL, massief gel als een tank met de 1< van een operazanger, men eens schilderachtig heeft gemerkt, was oorspronkeiyk 800 m. loper. Pas na zyn onverwachte zege op de 80( Rome-1960 ging hy zich ook myi bemoeien. In 1962 slaag( er in Elliotts record van 3.54.5 eentiende seconde te verbei Twee jaar later, toen hy op toppunt van zyn kunnen st. kwam hy tot 3.54.1, in Aucklai Snell beschikt over zeer st organen en herstelde zich ver' send snel van zware vermoeit i. sen. Anders had hy in Tokio- ook nooit zowel de 800 als de meter kunnen winnen. In races „brak" hy zyn tegenstand met zyn enorme eindsprint, zyn 18de tot zyn 26ste tra! Snell elke week tientallen m a In woest heuvelland en op de telbaan. In het boek „Nog bugles, drums", dat hy schreef nadatL zich eind 1965 had teruggetrok merkt Snell op dat in die acht alles ondergeschikt was aan training. Hy wist dat een aan de top alles van hem opt ook al omdat hy niet de grote van een Elliott had. Met eiai berusting schryft hy dat zyn vr$m denkring door die manier leven kleiner en kleiner werd. men vrienden wil hebben, dan n n. men tyd voor hen uittrekken die bezat ik niet. Als iemand een avondje uitnodigde en het half tien, dan ging ik steeds oi klok zitten kyken". Snell was bi ej ten om zyn doel te bereiken: beste ter wereld te zijn. Hy dat hy er zich alles voor mra' ontzeggen of er beter niet aan beginnen. aai Via Snells 3.54.1 en Jazy's 3. het mylrecord dus beland Ryun met 3.51.3. De vraag is W komt de grens van het mensfee kunnen nu eindelijk in zicht? f Bannister heeft gezegd dat we lang niet zover zyn. „Blfl ïoc twintig jaar zullen we beleven pl iemand de mijl in 3.30 loopt". kan zich dan echter met «BK angst afvragen: zullen de atle tot die dat doen, nog wel „mem s zijn? w« HERB ELLIOTT kan men be schouwen als de beste mijl loper die de wereld ooit heeft gekend. In heel zijn carrière heeft Ontwikkeling van het wereldmijlrecord sinds 1915: 1915 1923 1931 1933 1934 1937 1942 1942 1943 1944 1945 1954 1954 1957 1958 1962 1964 1965 1966 Norman Taber (VS) Paavo Nurmi (Finl.) Jules Ladoumegue (Fr.) Jack Lovelock (N.Z.) Glenn Cunningham (VS) Sydney Wooderson (GB) Gunder Hagg (Zwe.) Gunder Hagg (Zwe.) Arne Andersson (Zwe.) Arne Andersson (Zwe.) Gunder Hagg (Zwe.) Roger Bannister (Eng.) John Landy (Austr.) Derek Ibbotson (Eng.) Herb Elliott (Austr.) Peter Snell (Austr.) Peter Snell (Austr.) Michel Jazy (Fr.) Jim Ryun (VS) 4.12.6 4.10.4 4.09.2 4.07.6 4.06.7 4.06.4 4.06.1 4.04.6 4.02.6 4.01.6 4.01.3 3.59.4 3.58.0 3.57.2 3.54.5 3.54.4 3.54.1 3.53.6 3.51.3 tit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 8