LILY TER KUILE
- Een eerlijke jongen
rm
Pottenbakster onder
de keldertrap
VTERDAG 11 JUNI 1960
LEIDSCH DAGBLAD
/D.-EXTRA 3
Een bordje is niet belangrijk. Het kan ontzaglijk oud zijn en verschrik
kelijk duur, maar het is niet belangrijk zoals een paar schoenen of een
boterham het kunnen zijn. En toch t Het was blauw, met het blauw
van warmere, verre landen. U kent misschien wel dat oude, Perzische
blauw - met turkoois en een zweem van groen. Volgens het boekje is
blauw gewoon een „koele" kleur, maar dit blauw is anders, is veel méér.
Het heeft het verkwikkende en rijke van een luwte, terzijde van een
zengende zon.
Wat in de jungle een lastige woekerplant is, dat is in onze kamer een
gekoesterd stukje natuur. De alledaagse koelte van ons klimaat heeft die
kostbaarheid in streken waar de zon voortdurend heerst. Het Perzische
blauw is een lafenis van kleur in een natuur van gebleekte aardetinten.
De Nieuwe Spiegelstraat in Amsterdam, waar ik het bordje zag, glom
zilverig na een lentebuitje. Het bordje zei me, dat het een voorrecht is
om zulke dagen in overvloed te krijgen. Het is goed om dat te kunnen
beseffen wanneer het alwéér regent, dus ik wilde het bordje kopen.
pottenbakster maakt nooit twee
maal hetzelfde. Op een volgende
tentoonstelling in Den Haag viste
ik weer achter het net: alles uit
verkocht. En toch staat Lily ter
Kuile niet op het lijstje van de
prominente Nederlandse keramis
ten, wier werk door de musea
tegenwoordig op de voet wordt ge
volgd: pottenbakkers als Jan van
der Vaart, Johan van Loon, John
ny Rolf, Sonja Landweer en noem
maar op. Dat is geen miskenning;
ik geloof dat ze er voorlopig vrede
mee mag hebben. Ze doet iets we
zenlijk anders dan deze beroeps
kunstenaars van de keramiek.
In de Haagse kunstzaal wtus ze
zelf aanwezig, om afscheid te ne
men van haar werkjes en om te
horen hoe het publiek reageerde.
Ze voelde wel voor een gesprek
niet zozeer om over haar werk te
praten, maar omdat ze belangstel
ling heeft voor mensen. Ze kan
het zich veroorloven, ook een criti
cus daartoe te rekenen. Voor ate-
lierbezoeken moet ik meestal naar
wijken die voor afbraak zijn opge
schreven, naar zolders, ontruimde
fabrieken, ontvolkte kazernes of
schoolgebouwen. Er is daar dikwijls
een speciale gezelligheid en soms
zijn er interessante, verrassende of
prachtige dingen te zien. De Haag
se buitenwijk Marlot is anders.
Daar staan tussen voor- en achter
tuintjes vooroorlogse, allemaal
verschillende eensgezinshuizen die
voldoen aan de zelden vervulde
woonwensen van de meeste Neder
landers. Bovendien maakte de zon
voor de verandering een* de
plaatjes van een VW-folder waar.
BU Lily ter Kuile stonden de deu
ren naar de achtertuin open en
naast de deuren stond een volière
met parkieten. Ik was, kortom, in
de middag op theevisite by de
vrouw van een Jurist, de actieve,
jeugdige moeder van vier kinde
ren, lid van het schoolbestuur en
uit liefhebberij assistente bij de
lessen in handenarbeid. Soms stu
deert ze met de scholieren een zelf
geschreven toneelspel in. Zo kent
men haar in de kringen, waarin zij
met haar man verkeert.
Zoiets is, veronderstel ik, een
ideale set-up voor de verslaggeef
ster van een damensblad. Voor
een kunstcriticus is het een ple
zierige situatie om zijn werk te
vergeten.
Geen interview dus, maar inder
daad een gesprek, met in de sfeer,
dat wat ook van het blauwe bordje
uitging: de verkwikkende waarde
ring voor gewone dingen die we
meestal pas op prijs stellen wan
neer ze schaars zijn. Schelpen bij
voorbeeld, zoals ze aan elk strand
te vinden zijn door Wie er oog voor
heeft. Op haar schrijftafel zagen
we ze als een collectie van fUnge-
tinte kostbaarheden. Op een tafel
stonden plantjes die zij kweekt
voor de tuin. Aan de muur hing
een wandkleed, gemaakt door
Er zijn veel antiekzaken in
die straat. Soms is daar zo n
stuk Perzisch aardewerk ge-
etaleerd en dan durf ik niet-
eens naar de prijs te vragen.
Maar in dit geval lag het an
ders. „Mijn" bordje was geen
indu9trieprodukt van eeuwen
geleden, uit het verre Kasjan
duur geworden doordat er
niet veel exemplaren van over
zijn. 't Was 'n jong stukje
kunsthandwerk uit het nabije
Den Haag, dus helemaal niet
prijzig al was het een unicum -
nog zeldzamer dan het oude
Perzische aardewerk. Natuur
lijk was het al verkocht, zoals
bijna alle werkjes van Lily ter
Kuile. die in de kunsthandel
van Ina Broerse te zien waren.
Bestellingen konden niet worden
gedaan: anders dan vroeger in
Kasjan, waar men van de potten
bakkerij leefde. „Mijn" bordje heb
ik nergens teruggezien. De Haagse
nooit redelik en toegevend zijn,
want de lieve kleinen zouden daar
wel eens hartelijk misbruik van
kunnen maken. Wij moeten abso
lute maatstaven hanteren en niets
maar dan ook niets door de vingers
zien. We moeten de hel loslaten
als we ontdekken dat zoonlief een
koekje heeft gesnaaid, of een dub
beltje heeft verduisterd En
toen ik mijn loopbaan als moeder
begon nam ik me vast voor onver
biddelijk te zijn en elk zweempje
van oneerlijkheid en andere on
deugden ras de kop in te drukken.
Maar ik kon het niet volhouden.
Ik vond het zo absurd om te ver
wachten dat mijn kinderen vol
maakt zouden worden, terwijl ieder
ander menselijk wezen zich op zijn
onvolmaaktheid mocht beroepen.
Ik was niet zo blind als je mis
schien meende, maar moest ik
over elk jokkentje een rel trappeyi
en moord-en-brand schreeuwen bij
ieder foutje f Ja, dat moest ik
eigenlijk doen, maar ik kon het
eenvoudig niet, ik vond het dwaas
heid. Ziezo, nou weet je met hoe
veel zwakheid en onverschilligheid
je werd opgevoeden wdt is er van
je terecht gekoment Een redelijk
eerlijke jongen die zijn geweten
voelt prikken als-ie een choco
laatje pikt!"
Hij lachte maar eens. En dat
was het beste wat h\i kon doen.
THEA BECKMAN
„BEN IK een eerlijke jon
gen?", vroeg Henk op een
warme middag.
ij „Zeker," bromde ik ver-
jstrooid.
f „Je weet dat ik wel eens stie-
diikum een chocolaatje pik?"
„Ik neem ook wel eens wat
jJjVan de schaal als ik er langs
loop."
„En dikwijls heb ik je voor-
tos gelogen," bekende hij grijn
zend.
,,'t Is toch niet waar!" Ik
2moest er hartelijk om lachen,
„Jongen, je zou abnormaal zijn
Mals je nooit tegen me gelogen
"had. Waarschijnlijk heb ik het
it zelf uitgelokt."
N Hij had even tijd nodig om dat te
I verwerken.
0 „Dus je wist het?"
,Hoe kan ik precies weten wan
neer iemand tegen me liegt of niet?
Gedachtenlezen was mijn slechtste
jl vak op school. Als iemand me iets
vertelt neem ik dat voor kennisge-
Ving aan. 't Kan waar zijn of niet.
Dat blijkt later wel". Hij krabde zijn
lange haar.
„En toch beschouw je me als een
eerlijke jongen? Ik ben eigenlijk
bang dat je mij éen beetje ideali-
seert"
Dat sloeg me met stomheid.
I „Ik begrijp je niet", zei ik, want
nu wilde ik er meer over horen.
„Nou, t is toch duidelijk. Ik ben
wat men noemt eerlijk, en toch ook
niet. Ik zal geen bank beroven,
geen winkel leegstelen of iemand
op een lage manier bedriegen. JU
hebt altijd gezegd: zoiets is bene
den onze stand, en dat lijkt mij,
ook. Maar dat neemt niet weg dat
ik menigmaal iets gegapt heb: uit
de provisiekast. Vroeger haalde ik
wel eens een dubbeltje uit je por
temonnee, jij wist toch nooit wat
je bezet. En ik kan liegen dat ik
klap!"
„Nou en?"
„O, alle jongens zullen zoiets wel
eens gedaan hebben. Maar moeders
schijnen dat ontzettend te vinden".
„Heb je mij ooit horen beweren
dat mijn kinderen volmaakt wa
ren" vroeg ik boos.
„Integendeel".
„Wat zeur je dan. Ik weet toch
dat er in elk mens, elk kind, elke
tiener, een klein smerig schurkje
steekt dat zijn kansen waarneemt
als hij meent, het. zonder ontdek
king of schande te kunnen doen.
Zou jij dan beter zijn dan ik of
ieder ander? Goeie genade, ik heb
ook wel eens een gemene streek
uitgehaald of erbarmelijk staan
liegen. Hoofdzaak is, dat je inziet
dat je goed fout bent. Het kan
geen kwaad je van tijd tot tijd diep
te schamen. Niets werkt zo pre
ventief als echte schaamte, want
dat is een belabberd gevoel."
Hij knikte ernstig, kennelijk had
hij dat ook al ervaren.
„Weet je", zei Henk, „ik heb moe
ders zo dikwijls horen zeggen: Mijn
kinderen liegen niet, mijn kinderen
zullen nooit iets oneerlijks doen,
mijn kinderen zijn niet gemeen. En
meestal kende ik die kinderen en
dan dacht ik: mens, je moest eens
weten! Toen dacht ik: zou mijn
moeder nu ook zo blind zijn?"
„Daar hoe je niet aan te twijfelen,
ik ben menigmaal blind geweest
waar het jullie betrof, dat is het
noodlot van alle moeders. Maar één
ding heb ik me altijd stevig voor
gehouden: ook mijn kinderen zijn
mensen. En waartoe mensen in
staat zijndat hebben we ge
zien en dat zien we dagelijks. Ik
zal ontzettend verdrietig zijn als
jullie ronduit minderwaardige stre
ken uithalen, maar ik zal niet ver
baasd zijn en roepen: Dat had ik
nooit kunnen verwachten! Van
mensen kun je immers alles ver
wachten".
„Gekke opvoedster ben jij",
gromde Henk.
,,'k Weet het", mompelde ik nede
rig. „Wij moeders worden geacht
onze kinderen alle denkbare deug
den in te stampen. We mogen
overpeinzing j
Egyptische kinderen die meer ka
melen zien dan de onze paarden.
Bij de v/einige stukjes potterie was
geen eigen werk. Nergens een spoor
van een leven-voor-de-kunst.
De pottenbakster zit in de kleine
kelder, uren per dag, wanneer het
over haar Icomt dat ze ideeën heeft
die uitgewerkt willen worden.
Daar onder de keldertrap, staat de
draaiscshijf waar ook ,,mijn"
bordje op is ontstaan. Het is er
werkelijk vrij koel op zo'n uitbun
dig zonnige dag - en ook nogal muf
voor een langdurig verblijf. Maar
ze heeft er met drie oventjes, een
apothekersweegschaal en de pot
ten met poederswaaruit de
glazuren ontstaan, nog net genoeg
aan. Voor een grote produktie of
voor grote opdrachten is geen ge
legenheid: ze heeft haar keus ge
maakt.
In Amsterdam volgde ze een
complete schildersopleiding aan de
avond-academie. Vervolgens kwam
ze voor de keus: trouwen of schil
deren en toen besloot ze, geen be
roepskunstenares te zijn. Dat is
stellig een bewijs van zelfkennis
geweest en ze denkt er ook niet
over, het als een „offer" te dra
matiseren. Er kwamen vier kinde
ren kort na elkaar en toch, na het
derde kind sloeg ze aan het boet
seren. Daar zat in de verte niet het
besluit achter om pottenbakster te
worden. Wat beslist in ons naar
boven moet komen heeft maar een
kleine aanleiding nodig. Ze had in
de stad sieraden gezien en dacht:
„Dat kan ik beter". Onverhoeds
werd ze verzot op het fantaseren
in klei. Van haar oom Harm, de
schilder en pottenbakker Kamer -
lingh Onnes, kreeg ze de eerste
draailessen. „Oom Harm Is een Chi
nees; hij doet alles op het gevoel,
hij weet nauwelijks een scheikun
dige formule".
Voor beginselvaste beoefenaars
of verzamelaars van keramische
kunst kan het nog een twistpunt
zijn, of haar werk strikt genomen
wel potterie is en zoja, of het een
plaats waardig is naast het perfec
te steengoed dat, naar Engels voor
beeld, nu het waarmerk is van onze
keramische kunst. Ze heeft nog
twee jaar les gehaald aan de Vrije
Academie, toen daar Theo Dobbel-
man en mevrouw Van Deventer
doceerden, maar ze maakt behalve
doosjes en schalen veel figuurtjes:
gekleurde vogeltjes, beelden
groepjes die zonder woorden een
heel verhaal vertellen, alles uit ge
wone Rijn-aarde uit Leiden. Dat
materiaal is vol onzuiverheden, die
het baksel levendig maken, niet
hard en voornaam zoals het steen
goed. Tot grote vreugde van de be
ginselloze liefhebbers die de oor
zaak zijn, dat haar exposities zo
snel uitverkocht raken.
„Die armoedige klei geeft het
werk iets boers", zegt ze, maar dat
zit hem niet alleen in het materiaal.
Het ligt voor de hand, dat een uni
cum van Lily ter Kuile ons aan
anoniem Perzisch aardewerk deed
denken: haar vogeltjes, doosjes en
schalen hebben iets van boeren-
goed, van streekeigene volkskunst.
Het vereist weinig meer dan smaak
om met aardige resultaten motief
jes aan allerlei volkskunsten te ont
lenen, maar in de regel ontstaat dan
iets hybridisch.
Het „volksaardewerk" van deze
pottenbakster is daarentegen over
tuigend, evenals dat van Kamer-
lingh Onnes en van Etie van Rees.
We hebben geleerd te verwachten,
dat een kunstenaar in onze tijd
zijn werk een zo persoonlijk stem
pel geeft, dat het vaak eigenlijk
helemaal een signatuur is. Achter
de potterie van Kamerlingh On
nes zien we veeleer een regionale
cultuur dan een man; Etle van
Rees vertegenwoordigt een ander,
meer oosters gebied en 't Ter Kui-
le-goed komt uit een gebied dat
aan de landstreek Kamerlingh On
nes grenst, maar toch duidelijk
even anders is. En alles uit deze
drie gewesten staat buiten de mo
derne ontwikkeling van onze kera
mische kunst, die een zaak is van
fulltime specialisten op zoek naar
nieuwe vormen. Het Van Rees-goed
is niettemin al door musea ont
dekt, evenals haar generatiegenoot
Kamerlingh Onnes. Liefhebbers
gingen daarin voor, zoals ze het
thans terzake van Lily ter Kuile
doen.
De man heeft een in zichzelf
verzonken blik. Het is hem duide
lijk om het even of de bus zal ko
men of niet, hij heeft, eigenlijk al
afscheid genomen van het leven.
De vrouw is er nog helemaal bij
en het hondje drukt de kop tegen
haw mantel. „Dieren voelen dat
aan bij mensen. Hij weet dat zij
alleen gaat achterblijven en dat
hU haar dan moet steunen".
Er waren ook enkele „kloos
tertjes" op die tentoonstelling.
„Nonnen zijn zo enig, allemaal de
zelfde unifjorme kleding, maar alle
maal versdhillende mensen. De een
wil naar bulten, die was beter ge
weest als moeder. De ander voelt
alch helemaal op haar plaats; die
heeft een boek met regêls In de
hand". „De dierendecoratie op dat
doosje? Dat duldt op hei gezinsge
luk, met een zon erboven. Nee, niet
alles heeft een bedoeling, het hoeft
niet veel te zeggen. Ik krijg wel
eens de aanmerking, dat de
figuurtjes te gewild leuk zijn, te
veel als ln stripverhalen, maar ik
probeer nooit leuk te zijn. Wat
mijn volgende werk zal zijn weet
lk nog niet.
Het ia alsof je de eerste Jaren
uit een voorraad van opgekropte
Ideeën kan putten. Later moet je
het hebben van wat zich van
dag tot dag voordoet. Ik kan
niet mijn hele leven nonnetjes
en beesten maken".
Of er nog eens bordjes komen,
blauwe of andere, moeten we maar
afwachten. Ze wil eerst een paar
maanden niets doen, de dynamo
opladen en ze denkt erover, bij de
experimentele afdeling van De
Porceleyne Fles nog wat meer over
de techniek te gaan leren. Men
heeft het haar ontraden, uit vrees
voor de perfectie waardoor het Ter
Kuile-goed van karakter zou ver
anderen. Het gevaar ïykt me niet
groot. „Ik zou een traditie-Ka-
merlingh Onnes willen maken",
zegt ze bij het afscheid.
„Mijn man werkt ook in de
avonduren veel, dus als ik het
van uitgaan moest hebben
kwam ik niet aan mijn trekken.
Het is goed dat ik ook mijn
werk heb. Ook voor de kinde
ren kan het geen kwaad, dat
zij weten dat hun moeder nog
een eigen leven heeft naast het
huishoudelijke". Ze merken het
wel, als zij met een idee rond
loopt. De ideeën kunnen op
een vakantiereis komen, maar
ook bij een bushalte, zoals het
bejaarde echtpaar dat op haar
jongste tentoonstelling te zien
wa« DOLF WELLING
(Advertentie)
Dit kan....maar voor de afwas
zijn ze ideaal! DDDDD
thttdotken, etn product van Hedeman-Almtlo