NATUURKUNDIGEN VRAGENWEST-EUROPA: Anderhalf miljard voor een QUARK grootste deeltjesversneller DOOR EIBERT H. BUNTE lV/f °ET West"Euroi)a anderhalf miljard ofwel vijf tienhonderd miljoen gulden neerleggen om iets op te sporen, waarvan men niet weet of het bestaat? Dat is de vraag, waarvoor de regeringen der Westeuro- pese staten zich eerlang gesteld zullen zien. Die vraag ?al hun worden voorgelegd door de crème de la crème van de Europese natuur kundigen, die zich bezig houden met het doorvorsen van de wereld der uiterst kleine dimensies, waarin een biljoenste centimeter een grote afstand is en een biljoenste seconde een lan ge tijd. Anderhalf miljard volgens de schatting van het ogenblik, maar het wordt natuurlijk meer zal de reusachtige deeltjesversneller moeten kos ten, voor de bouw waarvan de plannen klaar liggen bij de CERN, de Europese Organisa tie voor Kernfysisch Onder zoek in Genève. Moet deze versneller er komen? En, zo ja, waar? In Genève wordt thans hard gewerkt aan de constructie van de „opslag- ringen", waarin protonen met zeer hoge energieën op elkaar zullen botsen. Essentieel voor deze ringen zijn de reusachtige magneten, die de deeltjes in hun baan moeten houden. De plaat laat één van deze magneten zien. Voor een metertje draad meer of minder, een schake laartje of wijzertje 'extra, gaat men bij de experimen ten in Genève niet op zij Hoeveel kilometer draad daar wel verwerkt is en wordt 0 Ais we het woord „filter" Wer denken we niet aan een ilte groot, stalen gevaarte, 'ij de CERN is dat anders: fee monteurs werken aan de tlelrtroden van een „deeltjes- 'üter", dat bij de experimen ten verschillende soorten deel tjes van elkaar scheidt, opdat de proefnemingen zuiver zullen zijn» De menselijke kennis breidt zich uit naar twee kanten. Enerzijds zijn er de astrono- -w-rrr 1 1 i i geheimen van het heelal en Waar komt swerelds (voorlopig) met hun kijkers en radiotele- 1 O scopen doordringen tot afstan- die misschien alleen te verkla- andere materiedeeltjes te la- dus hun energie aanzienlijk toe. den van triljoenen kilometers ren zullen zijn als de fysici ten botsen. De sporen van deze 0m dit te hereiken laat men ze en in tijden, miljarden jaren meer zullen hebben begrepen botsingen worden fotografisch met b.ebulP van zeef sterke magne- geleden Aan de andere kant van wat er in het subnucleai- vastgelegd en laten ziin, wat <e" Elrktn "atuurkl*"dlSen' dl® re wereldje gebeurt; omge- voor deeltjes erbij betrokken in 'die ronde banen elektrische werken in ae wereld van net keerd zou het begrijpen van waren en hoe ze dat waren, net stoten krijgen. Het begon voor de atoom en zijn samenstellende processen in de kosmos wel zoals een foto van de hemel oorlog met betrekkelijk eenvoudige delen, waar miljardsten en bil- eens kunnen bijdragen tot het sporen van sterren laat zien op apparaten, die aan de deeltjes een joensten van onze standaard doorgronden van de wereld de plaats waar ze zich eens energie konden meegeven van enige eenheden groot kunnen zijn. van het kleine. hebben bevonden. LTgeln wil zegden" dat een De laatste jaren begint het er- Wat voor de astronoom de ciwnTivr energie hadden alsof zij tussen op te lijken, dat de astronomie telescoop is, dat is voor de o101EN twee elektrische polen een span en deze zogeheten subnucleai- subnucieaire fysicus de deel- botsingen te veroorzaken nirgsverschil van enige tientallen re fysica elkaar gaan vinden, tjesversneller, het apparaat "waarbij werkelijk wat gebeurt miljoenen volts hadden doorlopen. iat twee uitersten elkaar caan waarmee hii miniem» hrokies moet men de projectielen zeer grote Dat waren toestellen met miJdellij- tat twee uitersten eixaar gaan waarmee hij m.ntem^ Brokjes snelheden geven in de buurt van de ren van enkele meters. Steeds gro- /aken. De astronomen komen materie zeer grote energieen lichtsnelheid: 300.000 kilometer per ter werden de versnellers en Ie staan voor verschijnselen, geeft om ze vervolgens tegen seconde. Dan neemt hun massa, en steeds duurder. Het ogenblik kwam, dat geen en kel Westeuropees land zich meer kon veroorloven, voor eigen reke ning verder te gaan. Daarom sloeg West-Europa de handen ineen en richtte de CERN op. Bij Genève werd een enorme versneller ge bouwd, die een middellijn had van maar liefst 200 meter. Dit proton- synchrotron kon protonen ker nen van waterstofatomen ver snellen tot een fractie van een pro cent beneden de lichtsnelheid en gaf hun een energie van 28 miljard (28.000.000.000) elektronvo't (28 GeV). Met dit apparaat zijn ont dekkingen gedaan van fundamen teel belang; ontdekkingen, die bij de fysici het verlangen wakker riepen naar nog sterkere versnellers. 7O0R een deel krijgen zij over v een paar jaar al hun zin. Er is 350 miljoen beschikbaar gesteld om aan deze machine „opslagrin- gen" te bouwen. Daarin worden rondcirkelende protonen opgesla gen, die in elk van de ringen tegen gestelde richtingen hebben. Laat men ze, zodra er genoeg voorra dig zijn, op een „kruispunt" tegen elkaar botsen, dan krijgt men „equivalente versneller-energieën" niet van tegen de 60 GeV, doch veel grotere. In deze subnu cieaire wereld is een plus een na melijk niet altijd twee. Maar de verlangens gaan veel verder. Men wil een machine, zeker tienmaal zo sterk als het Geneefse apparaat. Zo kwamen de technici op het con cept voor een protonsvnchrotron, dat niet minder dan 300 miljard elektronvolt (300 GeV) zou moeten kunnen halen, een machine met een middellijn van 2,4 kilometer, die, met inbegrip van experimen teerruimten, hulpapparatuur, labo ratoria en dergelijke, een oppervlak te van 20 km2 zou beslaan, onge veer een derde van het totale ge meentelijke gebied van Den Haag! Een bouwwerk zou het moeten wor den, waarin een miljoen ton beton zou worden verwerkt ,maar dat niettemin zó nauwkeurig zou moe ten worden geconstrueerd, dat bij de magneten de afwijking over afstanden van 200 meter niet meer bedraagt dan eentiende millime ter. GECOMPLICEERD HET is moeilijk voor de buiten staander zich een beeld te vor men van de duizend en een uiterst gecompliceerde technische proble men die aan de bouw van zo'n ma chine vastzitten, van de kennis en vindingrijkheid die nodig zijn om ze op te lossen, en van de hersen en handenarbeid die aan bouw en exploitatie moeten worden besteed. Het is voor diezelfde buitenstaan der echter gemakkelijk, de vraag te stellen wat de zin is van de bouw van een apparaat, waarvan de grootte kilometers beloopt, de prijs anderhalf miljard gulden en de ex ploitatie 400 miljoen per jaar. Hier moeten toch wel zeer grote belan gen in het spel zijn, is hij geneigd te denken. De mannen van de Ergens in een CERN-gebouw staat een heel eenvoudige maquette van ,,de 300 GeV". De ronde „aanjager", onder de gebouwen zichtbaar, is even groot als het machtig proton- synchrotron in Genève. CERN hebben het antwoord klaar: het praktische nut van de nieuwe machine is nihil. He. apparaat zal enkel dienen om de menselijke ken nis te vergroten. Iets minder vaag uitgedrukt: de laatste jaren nei gen de fysici ertoe, de grote ver scheidenheid aan „elementaire" deeltjes toe te schrijven aan ver schillende toestanden van één deel tje, dat dan echt elementair zou zijn; een deeltje dat voorlopig quark is gedoopt en met de mon ster-machine hoopt men te kunnen uitmaken of dat deeltje bestaat. ANDERHALF miljard dus voor een quark, waarvan men niet weet of het bestaat? In een gesprek met de voorzitter van de Raad van de CERN, onze landgenoot, dr. J. H. Bannier, rijst natuurlijk de vraag of de fysici nu niet te veel verlangen. Hij zegt er dit van: „Je kunt nooit weten, waar fundamenteel onder zoek ooit toe zal leiden." Het is de oude kwestie, die Fa raday lang geleden al eens afdeed met de opmerking: wat is het nut van een pasgeboren baby? En die een ander beroemd Engels fysicus eens tegenover de Britse minister van financiën de variant in de mond legde: Wat er uit komt weten we niet, maar u kunt er zeker van zijn, dat u er belasting op kunt heffen. De fysici, zegt dr. Bannier, zijn er vlak voor, dat de „300 GeV", zoals hij in de wandeling wordt genoemd, er komt. Want zij zitten aan een grens, aan de andere zij de waarvan zij de oplossing van verscheidene intrigerende raadsels denken te kunnen vinden. Een heel andere zaak is, hoe de regeringen erover denken, die voor de kosten moeten opdraaien. Dr. Bannier: „De regeringen heb ben zich bereid verklaard om over meedoen te praten, doch behou den zich hun beslissing nog voor". Anderhalf miljard is natuurlijk een enorm bedrag. Het geld hoeft echter niet in één keer op tafel te komen. De bouw zal acht tot tien jaar vergen, en jaarlijks zal dus 150 200 miljoen beschikbaar moe ten komen. Zeg, dat Nederland daarin participeert voor eenzelf de percentage als momenteel in de CERN, dat is 4 procent, dan zou ons land per jaar 6 miljoen moe ten opbrengen nog geen twee kwartjes per inwoner. Dat is een te verwaarlozen bedragje als men bedenkt, dat de begroting van het ministerie van Onderwijs en We tenschappen iedere Nederlander belast met jaarlijks ruwweg 300 gulden. Voor ons land hoeft het meedoen aan de 300 GeV financieel dus geen bezwaar te zijn, maar voor andere staten kan de situatie anders liggen, voor Engeland bij voorbeeld, dat 24 procent in de CERN bijdraagt, of voor West- Duitsland, dat 22 procent voor zijn rekening neemt en dat de laatste tijd juist nogal aan het bezuinigen is. Met name dit laatste land schijnt tegen de uitgaven voor de nieuwe versneller op te zien, al zou het de machine hee1 graag binnen zijn grenzen krijgen. AANBIEDINGEN DAT is een tweede belangrijk aspect: waar zou de versnel ler moeten komen? In deze vraag verdiept zich in Genève vooral een Nederlander, dr. C. J. Zilverschoon, een van de CERN-mensen van het eerste uur. Hij heeft de ervaring opgedaan, dat er heel wat landen zijn, die graag een terrein voor de 300 GeV beschikbaar willen stellen. Er zijn zeer veel aanbiedingen binnengekomen; daarvan zijn er nu, na een scherpe selectie, nog veertien over. Zweden is nog in de markt met een stuk grond bij Upp sala, Engeland met Cambridge, België met terrein nabij Dinant, Frankrijk met grond bij St. Tropez, Italië met Triest en Nardo, Spanje met ruimte bij Madrid, Oostenrijk met een streek bij de Tsjechische grens, Griekenland bij Athene en Duitsland met vier terreinen bij Hamm, bij Mtinchen en in het Saar- gebied. Nederland heeft geen aan bieding gedaan er is bij ons een voudig geen ruimte, tenzij men kostbare recreatiegebieden zou wil len aantasten. Zo dr. Zilverschoon al een per soonlijke voorkeur heeft voor een van de mogelijkheden, houdt hij die zorgvuldig voor zich. „We moeten hier objectieve maatstaven aanleggen en iedere terzake doende factor in rekening brengen". ..Daar zijn in de eerste plaats de zuiver technische eisen. Het terrein moet een trillingvrije, vaste bodem hebben, bij voorkeur rotsgrond, waarin de ronde tunnel kan worden uitgehakt. Het moet liefst mogelijk heden tot uitbreiding bieden. Er moeten goede wegen heen leiden, er moet voldoende elektriciteit be schikbaar zijn, en koelwater, een internationale luchthaven binnen een redelijke afstand zou een groot voordeel zijn. Dat is allemaal ob jectief vast te stellen. Maar daar naast krijg je te maken met vra gen als: Is een bepaalde plaats gunstig voor het aantrekken ran personeel? Kun je hoog gespeciali seerde krachten, die zich voor een reeks van jaren, en misschien wel voor de rest van hun carrière, aan het project verbinden, het culturele klimaat bieden dat zij wensen of nodig hebben? Moet je in een arc tisch klimaat gaan zitten, of in een subtropisch? Vergeet niet, is de 300 GeV eenmaal in gebruik, dan zul len zich in de omgeving ervan 10.000 tot 15.000 mensen vestigen, stafleden en personeel met hun ge zinnen." Valt al enigszins te onderkennen, hoe de keuze straks gaat uitvallen? „Op geen enkele wijze", zegt dr. Zilverschoon zeer beslist. „Momen teel doen wij op alle aange boden terreinen metingen en ver kenningen. Er zal nog heel wat gestudeerd moeten worden voor dat een definitief oordeel kan wor den geveld. Dat duurt zeker nog een jaar of twee." LAATSTE WOORD De vraag is gerechtvaardigd of met de 300 GeV, zo die er komt en daar twijfelt men bij de CERN niet aan het laatste woord op het gebied van versnellers zal zijn gesproken. Het antwoord kan niet zonder meer positief of negatief zijn, want het hangt af van de ont dekkingen, die met de 300 GeV zullen worden gedaan. Blijkt er geen sprake te zijn van het bestaan van een quark of van andere onbe kende fenomenen buiten het nu doorvorste energiegebied, vindt men met de 300 GeV dus hetzelfde als in principe reeds van de 28 GeV bekend is, dan zal het mis schien weinig zin hebben om nog grotere machines te bouwen. Open baart zich evenwel een geheel nieuwe wereld van verschijnselen en de fysici nemen aan dat dit het geval zal zijn dan komt onher roepelijk de vraag opnieuw aan de orde: en wat zullen we vinden als we nóg hogere energieën gebruiken? Natuurlijk kan men ook de 300 GeV in een later stadium voorzien van opslagringen, daar wordt in de plannen nu al rekening mee gehouden zodat men weer een veelvoud van de energie verkrijgt, zoiets van 180.000 GeV maar zal men dèn tevreden zijn? Dr. Zilverschoon ziet het zo: er zullen na de 300 GeV misschien nog twee grotere versnellers komen, en de laatste van deze twee zal waar schijnlijk het einde van dit type machine moeten zijn. Dat zou een versneller moeten worden van 1000 tot 1500 GeV, met op slagringen, een apparaat dat noch de Sowjet-Unie, noch Amerika noch West-Europa zelfstandig zou kunnen financieren, omdat het 4 of 5 mil jard zou kosten, en dat dus een „wereld-machine" zou moeten wor den, een tastbaar stuk samenwer« king van heel de mensheid.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 23