Kenners Hoe het gedaan wordt Hüthebbénmam Wat zijn kozen verkeerd AD TJET SCHEELDE niet veel, of een jonge Duitse museumdirecteur was in 1930 door zijn collega's uitgestoten. Wat hij had gedaan zou tegenwoordig niet zo opzienbarend meer zijn. In onze dagen kan een andere jonge museumman schrijven: „Zolang de kunstenaars niets te gek is, hoeft de musea ook niets te gek te zijn. Als het heiligdom daardoor ontwijd wordt, moeten we van het heiligdom af." Mis schien verbeeld ik het me, maar het is alsof ik hij deze woorden toch zijn stem een beetje nerveus hoor trillen, in het besef dat deze uit spraak tamelijk driest is, lichtelijk ketters. Ook nu nog stapt niet iedereen zo luchtig over de verhevenheid van het museum heen. Vooral mensen die er zelden naar toe gaan, plegen er aan te hechten. In de jaren dertig, toen het museumbezoek minder algemeen was dan nu, kon men zich In die tempels van de grote kunst veilig in stellen op heilig ontzag". Tussen de meester werken mocht er dan al eens een zijn, waarvan de echtheid niet voor alle kenners vaststond, maar men hield er niet van zulke twijfels in de openbaarheid te brengen tenzij er een meningsverschil rees dat in een wetenschap pelijke prestigestrijd ontaardde. Dat laatste kon in dit lichtgeraakte wereldje wel voor komen. De daad van Alexander Dorner echter, spotte met alle ongeschreven wetten van mu- geumbeheer. Hij maakte in Hannover een ten toonstelling, waar hij echte tekeningen en aquarellen van beroemde meesters liet zien, naast nauwkeurige reproducties op ware grootte van die werken. Alle kunstkenners nodigde hij uit, mee te dingen naar prijzen die hij uitloofde voor degenen, die de reproducties van de origi nelen zouden kunnen onderscheiden. Velen in de museumwereld waren van ge voelen, dat hij hiermee het vak op een schan dalige manier naar beneden haalde. Bovendien leek de uitdaging aan de kenners bespottelijk. Het stond immers bij voorbaat vast, dat het geschoolde oog onmiddellijk de originelen zou herkennen. Alleen van het eigenhandige mees terwerk ging dat onnavolgbare „het" uit, dat de magie van de grote kunst uitmaakt. Profes soren, museumdirecteuren en critici traden dus vol zelfvertrouwen in het strijdperk. Ze waren dikwijls spinnijdig wanneer bewezen werd dat een blad, waarvan zij bij hoog en bij laag vol hielden dat het een origineel moest zijn, toch de reproductie was. Naar hun eigen opvatting niet die van Dorner! hadden zij zich dan geblameerd. Maar de storm brak pas goed los toen Dorner durfde betogen, dat musea met weinig geld, beter zulke reproducties konden tonen dan derderangs originelen. Een van zijn vrienden was zó verontwaardigd dat hij met bloedend hart voorstelde, Dorner te royeren als lid van de Internationale Vereniging van Museum directeuren. Zo ver is men niet gegaan maar de reproductie bleef een omstreden aangelegen heid. Volgens Dorner had zijn proefneming be wezen, dat de cultus van het origineel en de minachting voor de getrouwe reproductie op een vorm van fetisjisme neerkomen. Nu tien jaar geleden, ging de directeur van het Metropolitan Museum in New York nog verder. Hij maakte een tentoonstelling van fotogra fische kleurentransparanten naar beroemde schilderijen. In het weekblad „Time" recht vaardigde hij dit met de uitspraak: „Het zijn inderdaad geen olieverven, maar toch zijn het magnifieke weergaven van kleur en vorm". TVE REPRODUCTIE is, hoe dan ook. een artikel waarin grote omzetten worden gemaakt. On danks veel hachelijk gesjouw met meesterwerken, die voor tentoonstellingen bijna evenveel reizen als museummensen zelf, kennen we nog altijd een aanzienlijk deel van de kunst der wereld alleen door reproducties. Ook in deze branche _kent men „bestsellers" en .wisselingen in de mode. Lang is vroeger Jan Toorops „Mijnwerker" in de huiskamer het kenmerk geweest van het progres- tieve arbeidersgezin. Deze plaat is er uit geraakt door de „Zonnebloemen" van Van Gogh. Reproduc- tierechten en de verkoop van platen zijn een aardige bron van inkomsten, waaruit het Rijks- museum en het Stedelijk in Amsterdam soms de aankoop van een kunstwerk kunnen bekostigen. ■{Buitenlanders die wat van onze regen komen I genieten, nemen als souvenir.van hun bezoek aan 7! Let Rijksmuseum KröllerMüller graag enkele -zonnige Van Gogh-platen mee. De directeur van dat museum houdt zijn hart vast voor het onver mijdelijke moment, waarop zelfs Van Gogh er weer „uit" raakt. Over het voor en tegen van de reproductie en over de kwaliteit van een bepaalde plaat valt veel te zeggen. Op deze pagina geef ik enkele „stellingen" als uitgangspunt voor de discussie, waarin het laatste woord nog niet gesproken is. Maar het kan vpor de gedachtenwisseling nuttig zijn om te weten, waar we het nu precies over hebben. Bij de beoordeling van een reproductie, evenals bij het waarderen van een prent is het gewenst te begrijpen, hoe het resultaat tot stand is gekomen. Hiertoe dient de volgende, beknopte uiteenzetting over het maken van cliché's. waar mee reproducties worden gedrukt. Een ambacht 'pOTDAT de fotografie hun dit werk uit de hand nam. voorzagen prentenmakers in de behoefte aan afbeeldingen van beroemde kunst werken. Gravures naar schilderijen worden nu zorgvuldig bewaard in de prentenkabinetten van musea, waar moderne reproducties alleen in het „winkeltje" zijn toegelaten. Onder de vroegere, reproducerende grafici, waren nuchtere vaklieden, maar ook uitvoerende kunstenaars die evenals musici te herkennen zijn in hun interpretatie van een kunstwerk. In de moderne clichéfabriek is het werk goeddeels gemechaniseerd en toch hangt ook daar het resultaat af van vakmensen, die tot op zekere hoogte een interpretatie moeten geven. Ze worden echter niet, als de prentenmakers van weleer, op de afdrukken met na. e genoemd. BIJ EEN LANGDURIG bezoek aan de Grafische Kunst- inrichting De Reproductie Compagnie te Rotterdam heb ik gezien, hoeveel gespecialiseerd handwerk er ook nu nog komt kijken bij het vervaardigen van een kleurencliché. Zo'n cliché is evenals de houtgravure van de prentkunstenaar, een drukplaat waarbij het wit rondom de gewenste voorstelling is uitgediept en de voorstelling zelf hoog staat, als bij een stempel. Was die plaat bij de gravure van hout, bij het modern cliché is het een metalen plaat. De verhoogde beeldpartijen nemen de inkt op, die vervolgens bij het afdrukken op het papier moet komen. De chemigrafen in de clichéfabriek behoeven niet meer zoals de graveurs vroeger het gehele beeld met de hand uit te snijden. Met (foto) chemische middelen komen zij veel sneller tot hun doel. De vario doet het werk electronisch. Tn beginsel is de zaak dus eenvoudig. -*■ Toch ging het me wel even duize len. toen me in de fabriek methoden werden voorgegoocheld, die elk voor zich aan het momentele eind staan van een vele jaren lange tech nische ontwikkeling. Om de gang van zaken in de clichémakerij te begrijpen, kunnen we het beste even bij het einde beginnen. Dan weten we straks, waar het naartoe moet. Als u een in deze krant gereprodu ceerde foto onder de loep neemt, dan ziet u dat het beeld uit talloze puntjes bestaat, die met het blote oog nauwe lijks zijn waar te nemen. Deze inkt- puntjes corresponderen met de punt jes, de niet uitgediepte plekjes van het cliché dat in ons eigen bedrijf vervaardigd is. In de lichtste gedeel ten van de reproductie in de krant, tekenen zich uiterst kleine puntjes zwart-op-wit-af. In de donkere par tijen zijn witte puntjes te zien in vrijwel gesloten zwarte vlakken: daar was de puntenstructuur van het cliché dus veel dichter. De manier waarop de voorstelling, in de vorm van talloze puntjes, op de metalen clichéplaat wordt overgebracht, zal dadelijk worden besproken. De opname Aan het begin van het proces staat een fotografische opname van het betrokken kunstwerk. Deze opname kan direct met een reproduc tie-camera worden gemaakt. Bij dit verhaal is een reproductie-camera af gebeeld, die een vaste plaats in de fabriek heeft. Er staan daar vele van dergelijke gevaarten. „Spijkervaste", niet verplaatsbare kunstwerken kan men ook ter plaatse opnemen met een minder omvangrijke reproductie camera. Als het om een kunstwerk gaat dat zich op een zodanige plek De volwaardige reproduktie is het origineel minus de zorgen barende on vervangbaarheid de handelswaarde de statuswaarde kan de opname zelfs „om een hoekje' worden gemaakt, dankzij de beweeg bare balg en een optisch stelsel, dat vertekeningen opheft. De clichéfabriek geeft er echter de voorkeur aan, de opname niet met de reproductiecamera te maken. Liever maakt men eerst een kleurendia. Aan de hand van een dia kunnen namelijk correcties worden verricht voordat de reproductie-camera in het spel komt. Een dia is ook verre te ver kiezen boven een kleurenfoto. Het formaat van de dia moet tenminste 9 bij 12 cm zijn. Beslissend bij de opname is een juiste verlichting van het model. Lampen met gepolariseerd licht voorkomen, dat bij het fotograferen van een olie verfschilderij reflexen optreden. Het hele vlak moet egaal worden uitge licht. Bij een formaat als dat van Rembrandts „Nachtwacht" zijn daar tenminste acht lampen van een spe ciale soort voor nodig. Een pasteus geschilderd doek, dat dus het karakter heeft van een laagreliëf in verf, zou in de weergave geheel vlak lijken als bij de opname niet voor strijklicht (van terzijde dus) in een juiste dosering werd gezorgd. In elk geval worden bij de opname verlichtingsomstandigheden gescha pen, die verschillen met die, waarin men het betrokken kunstwerk ge woonlijk te zien krijgt. Het gevolg I Volwaardige reprodukties 1 J kunnen gemaakt worden van I tekeningen I aquarellen prenten kan zijn, dat de weergave een hel derder indruk maakt dan men zich van het origineel herinnert. Dat kan verklaren waarom tegen goede repro ducties weieens het bezwaar wordt gemaakt, dat zij een geflatteerd beeld geven, hoewel ze in feite documen tair juist zijn. Wat de plaat, de repro ductie, inderdaad niét geeft, is het effèct van het origineel onder nor male omstandigheden ter plaatse. Als men voor het olieverfschilderij een getrouwe reproductie in de plaats hangt, dan zal het effect weer in een ander opzicht afwijken aangezien de reproductie niet het tastbare reliëf van het origineel heeft, maar de ogenschijn van dat reliëf, in een uitzonderlijke verlichting. Alexander Dorner beperkte zijn demonstratie met reproducties naast originelen dan ook wijselijk tot aquarellen en teke ningen. Het clicheren OPUSSEN de kleurendia en het be- oogde metalen cliché liggen drie fasen. Eerst moeten deelnegatieven worden gemaakt. In het kunstwerk, dat gereproduceerd moet worden, kunnen namelijk talloze schakeringen van kleuren voorkomen en die zit ten dan ook in de kleurendia. Maar de drukker gaat straks met niet meer dan drie kleuren werken. Alle „kleu ren van de regenboog" zijn te ver krijgen door menging van de „pri maire" kleuren geel. rood en blauw. De drukker voegt er nog zwart aan toe, want gradaties van zwart verster ken in het kleurenbeeld de vorm met grijstonen. Vandaar de term „vier kleurendruk". Voor elke reproductie in vierkleurendruk is een stel van vier drukplaten nodig. Het diabeeld moet dus ontleed wor den in vier negatieven, een voor het rood. een voor het geel. een voor het blauw en een voor het zwart. Deze deelnegatieven worden met behulD van filters gemaakt. Voor de „blauw- plaat" wordt een roodfilter gebruikt, voor de roodplaat een groenfilter. voor de geelplaat een blauwfilter. Bij deze kleurenscheiding komen even tuele onvolkomenheden van de dia duidelijker aan het licht. Het film materiaal geeft de kleurverhoudmgen niet geheel volmaakt weer. Ook bij een opname in „klinische" verlich tingsomstandigheden, doen zich in de dia afwijkingen voor ten opzichte van het originele kunstwerk. Als in de dia het rood iets te veel domineert, dan kan dit worden gecorrigeerd door het deelnegatief voor het rood van een ..masker" te voorzien. Zo'n masker ziet er uit als een onderbelicht negatief. Moet het rood wat terug gehouden worden, dan wordt het mas ker gemaakt van het negatief voor de complementaire kleur, blauw. Het masker wordt op het „rode" positief gelegd en remt de te corrigeren par tijen zodanig, dat de juiste toonwaarde verkregen wordt. De volgende fase is, dat de even tueel gemaskerde negatieven op film worden afgedrukt Men krijgt dan positieven, waar zo nodig op ge retoucheerd kan worden. Bij de Repro ductie Compagnie zag ik aileen man nelijke retoucheurs, maar dit werk moet ook zeer geschikt zijn voor vrouwen met het vereiste talent. Nog steeds hebben we nu fotobeelden met een vloeiende overgang van tonen en we moeten naar beelden in een puntenstructuur toe. Deze wordt in de volgende fase voorbereid. Van de vier positieven worden nu raster negatieven gemaakt. De positieven worden via een raster doorgelicht op reproductiemateriaal. De fabriek bezit tal van rasters, die elk evenveel kos Een reproductiecamera. ten als een middelmatige automobiel. Het zijn dan ook producten van precisiewerk. Zo'n raster bestaat uit twee op elkaar gekitte glasplaten. Beide platen zijn gearceerd met haar fijne, volkomen rechte en op uiterst korte afstand naast elkaar lopende lijnen. De platen zijn zo op elkaar bevestigd, dat die lijnen geheel ge lijke, bijna microscopisch kleine vier kantjes vormen. In een grote repro ductiecamera als op de afbeelding worden de vier positieven doorge licht, waarbij de positie van het raster voor ieder van de vier een andere moet zijn. Aldus wordt bereikt dat straks de rasterpunten van de vier niet op, maar néést elkaar zullen val len. Het reproductiemateriaal is een grafische film, die dankzij een basis De rasternegatieven kunnen nu op metaal worden overgebracht om het met punten bezaaide cliché te ver krijgen. Dit gebeurt fotochemisch. De gladde metaalplaat wordt lichtge voelig gemaakt met een vloeibare kunststof. Met behulp van een draai trommel, een centrifuge, wordt die vloeistof gelijkmatig over heel de plaat verdeeld. Zij komt er als een dunne gevoelige laag op te liggen. In een vacuum-copieerraam wordt elk rasternegatief met zijn gevoelige kant op de aldus geprepareerde plaat ge drukt, waarna belicht wordt. De copieerlaag wordt door het licht ver hard en blijft in de onbelichte par tijen week. De metaalplaat kan in water worden ontwikkeld. De onver harde delen van de laag worden ge woon weggespoeld. De plaat wordt gedroogd en gaat vervolgens in een inbrandoven, waar de verharde laag- delen bij een temperatuur van 210 tot 240 graden Celcius worden gebakken tot een hardheid als die van email. Deze delen beschermen de plaat tijdens de etsing, waardoor de ónbe- schermde delen worden uitgediept op drukdiepte zodat die verdiepte delen bij de druk geen inkt zullen opnemen. Na deze etsing zijn de deelplaten nog niet perfect. Ze gaan naar de kleur etsen die de eindcorrecties aanbrengt. Hij doet dat zo mogelijk aan de hand van het originele kunstwerk en anders door uit te gaan van de kleurendia. De kleuretser stemt de platen af op de inktsoorten die gebruikt zullen worden en op de aard van het papier, waarop gedrukt zal worden. In de regel zullen bepaalde partijtjes van de deelplaten nogmaals geëtst moeten worden. Om dit te kunnen beoordelen, moet de kleuretser een bijzonder ont wikkeld gevoel hebben voor de fijnste toonnuances. De beoordeling blijft tot op zekere hoogte een subjectieve aan gelegenheid' en dat vooral, wanneer de reproductie een verkleinde weer gave is van het schilderij. Om een zekere objectiviteit te waarborgen, geschiedt de kleurbeoordeling door de etser en zijn chef tezamen. De op drachtgever wil dikwijls ook een stem in dit kapittel hebben. Hij moet zich er dan wel van bewust zijn. dat de kleurbeoordeling bij daglicht moet ge beuren en ook. dat er geen genorma liseerd daglicht is: rond het middag uur zit er veel meer blauw in dan op andere tiiden. Bovendien soeelt bij de vergelijking het al besproken ver schil mee tussen de normale licht omstandigheden, waarin het schilderij J De kleurenreproduktie van J I een schilderij is op haar best J een magnifieke weergave van I kleur en vorm", die voor de j beleving van het kunstwerk niet het origineel kan ver- j I vangen. I I De affiche is geen reproduk- I I tie maar kan, goed ontworpen J J en goed uitgevoerd, een origi- I neel drukgrafisch kunstwerk I 1 zijn, anders dan de reproduk- j geschilderd 1 I terwerk. wordt gez'.en en die tijdens de foto grafische opname. De kleuretser kan wel vijf of zes uren werk hebben aan één deelplaat. De goede partijen beschermt hij met een afdeklak, die hij met penselen opbrengt. De andere partijen worden dan afgeëtst tot de juiste toonwaarde. Na iedere etsing wordt de dekking afgewassen. Behalve een gevoelig oog vergt dit werk zorgvuldigheid en ge duld. Ook dit moet dus weer een taak zijn, waartoe vrouwen en meis jes zich toe geroepen zouden voelen, wanneer zij van deze beroepsmogelijk heid op de hoogte waren. We hebben nu gezien, dat in enkele stadia van het werk oog en hand de techniek te hulp moeten komen. De aldus bewerkte platen worden van facetrand voorzien en gereinigd. rood, vervolgens een driekleurendruk en tenslotte de volledige samendruk, met zwart er bij. Ook wordt van elke deelplaat een afdruk gemaakt om de drukker, die de oplage gaat drukken, te tonen welke inktgeving bedoeld is. De Reproductie Compagnie bezit ook varioclichografen: toestellen die naar een dia of een kleurenfoto electronisch metaalplaten graveren. De „vario" is echter niet voor elke taak geschikt Vakmensen beoordelen, welke dia's en foto's aan deze machine kunnen worden toevertrouwd. Naast de vierkleurendruk als hier boven omschreven, wint de vlakdruk in offset steeds meer terrein. De inkten die hiervoor gebruikt moeten worden hebben niet dezelfde aard van dekking als de hoogdrukinkten. Aan vankelijk kon men in offset gedrukte reproducties dan ook wel herkennen aan een ietwat matter en flauwer karakter, maar tegenwoordig kunnen zij gelijkwaardig zijn aan hoogdruk, zodat zelfs de vakman het onder scheid niet altijd meer kan zien. Het zal na deze uiteenzetting geen verwondering wekken, dat het maken van een perfecte dia 125 kan kosten en dat de clichékosten voor een vier kleurenplaat van 24 bij 30 tegen de ƒ1000 liggen. De getrouwe kleurenreproductie van een olieverfschilderij kan het zeer decoratief doen aan de muur. Ze is ook een waardevol middel om een indruk van het origineel te geven. Maar zelfs de reproductie op ware grootte is geheel anders van struc tuur dan het origineel. Het materiaal is van andere aard en van de op bouw van met elkaar verweven lagen en toetsen, die onder de hand van de schilder in een onherhaalbaar proces is ontstaan, geeft de reproductie niet anders dan een gekleurde afscha duwing. Knappe pogingen om in reproducties ook de structuur van het origineel te benaderen, zullen het des kundige oog inderdaad nog niet licht bedriegen. Anders ligt het met „vlakke" kunst werken: tekeningen, litho's of aqua rellen. Ook daarbij zal de materiële samenstelling van de reproductie een andere zijn dan die van het originele blad. maar origineel en reproductie liggen toch veel minder ver uit -Ikaar Het effèct van het origineel Kan zo goed benaderd worden, dat geen mens het verschil meer kan zien. Bij een discussie over de reproductie, dient dit alles vooropgesteld te zijn DOLF WELLING.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 9