UUR se EDI Voorposten in de strijd om rust en recreatie a jr Lepelaars feliciteren de jarige van het Zwanenwater Weldaad aan heide en bosgebied in Meynweg Weekeindbïjlage Leidsch Dagblad •W IE at door Sig Wolf Frits Koffijberg Cor Docter RENESSE: het badgasten-bolwerk op Schouwen-Duiveland, waar 's zomers de Zeeuwen een minderheid vormen en een deel van de autochtone bevolking zich uit andere overwegingen dan be scheidenheid tijdelijk terugtrekt in schuurtjes, kelders, bijkeukens en ach terkamertjes om de vakantie-invasie te vergemakkelijken. Het Zandvoort van Zeeland. En in de directe omgeving van deze toeristische hekseketel: tientallen hectaren landschapssehoon, waar je zelfs hartje zomer geen mens ziet (en je, volgens onze zegsman, ook niemand zou zien, al stonden er géén bordjes „verboden toegang"). Het is een merkwaardig natuurgebied, dat wij daar met waarnemer L. Kou wen van Staatsbosbeheer als gids hebben verkend. Waarom merkwaardig, wordt al aangeduid door de naam: Vroon-gronden. Tevens een soortnaam, waarvan de dikke Van Dale deze defini tie geeft: „(gew.) land dat vrij bedijkt was, niet schatplichtig land; thans zoveel als woest, onbebouwd land". Verder lezen we, dat „vroon" ook een soort vis water is. Die omschrijving in het woordenboek is aardig van toepassing op de Vroongron- den van Renesse: naar Nederlandse be grippen tamelijk woest, grotendeels on bebouwd en met hier en daar grote poelen, die men dikwijls pas op een af stand van dertig, veertig meter in het oog krijgt. De Vroongronden zijn name lijk allesbehalve vlak. Het golvende karakter verraadt hun oorsprong: oude binnenduinen. Groepjes bomen en struik gewas geven de „finishing touch" aan dit landschap, waar bergeenden, talingen, kieviten en konijnen de hoofdbewoners zijn. Men heeft weinig fantasie nodig om zich voor te stellen, dat wandelliefhebbers hier in alle rust uren zouden kunnen dolen. Maar daar zou meer voor nodig zijn dan het vervangen van bordjes door paadjes. De Vroongronden zijn namelijk enorm versnipperd. Het ministerie van O.K. en W. heeft vijftig hectare (o.a. een duinweiland, dat een overgang te zien geeft van kalkminnende naar kalk- mijdende vegetaties) en Staatsbosbeheer bezit enkele stukken, maar het grootste gedeelte is in handen van particulieren. Die mogen het land niet bebouwen (wat sommigen wel zouden willen: vakantie huisjes b.v.) en evenmin in cultuur brengen, doch alleen als weiland gebrui ken. Maar volgens de heer Kouwen is de grond zelfs als weiland niet rendabel. De oplossing lijkt dus vrij simpel Maar voorlopig is het voor wandelaars dus niet mogelijk de benen te strekken ln het vierkant, dat wordt aangegeven door de Vroonweg (richting Haamstede), de Jonge Jan Boeijesweg, de duinen en de Hoogenboomlaan. Wel interessant zijn de Vroongronden voor natuurliefhebbers, vooral botanici. Voor een bezoekje kan men contact opnemen met de heer Kou- wen, Capelweg 16 in Renesse (tel. 01116- 375), of zich in verbinding stellen met het Consulentschap voor Zeeland van Staatsbosbeheer, Halsterseweg 131 in Bergen op Zoom. Stuk voor stuk zijn het namen, die de fanta sie aan het werk kunnen zetten de Kozakken- put, Staartsche Heide, Het Joppe, Kattendijks- blok, Schovenhorst of Laarzenberg. Honderden komen er voor in de gids „Landgoederen en wandelterreinen" van de ANWB, en achter iedere naam gaat een stukje natuur schuil, dat dikwijls krampachtig tegen opdringende wegenbouw of industrie moet worden verde digd. In de strijd om de recreatie worden op deze terreinen voorpostengevechten ge leverd. Tijdens de eerste voorjaarsdagen hebben wij een bezoek gebracht aan de reservaten Broekhuizerbroek en De Ha mert, AAeynweg en Leudal, het Zwanen- water en de Vroongronden, de Plaat van Scheelhoek en het Zwin. Iets van de rust, die wij allen zoeken, is daar nog te vinden. 2 APRIL 1966 „DE EERSTE LEPELAARS komen altijd op mijn verjaardag, op 28 februari. Dit jaar ook weer. M'n zoon kwam me waarschuwen: ze komen je weer feliciteren, vader!" Enthousiast vertellend leidt de heer J. van Honschooten ons rond door het domein, waaraan hij naar zijn zeggen met hart en ziel is verknocht: Het Zwanenwater in Callantsoog, een kleine dertig kilometer ten noorden van Alkmaar. Van de 71 jaar die men hem echt niet zou geven, is hij er al 47 jachtopziener in dit natuurreservaat. Wie hem zal opvolgen, is allang een uitgemaakte zaak: G. van Honschooten, zijn zoon, die al vijftien jaar geleden is begonnen hem te assisteren (en op zijn beurt een zoon heeft die jachtopziener wil worden). Over die lepelaars raakt Van Honschooten senior niet gauw uitverteld. Deze steeds zeldzamer wor dende vogel heeft uitgerekend in het zwanenwater zijn grootste broedplaats in West-Europa. Er zijn nog twee plaatsen in Nederland, waar de lepelaar zijn nesten bouwt: in het Naardermeer en op Texel. „Maar zo mak als ze hier zijn, dat vind je nergens! Hier kun je ze van dichtbij bekijken". Lange tijd waren het steevast zo'n driehonderd paar tjes, die elk voorjaar naar Callantsoog kwamen. Vorig jaar waren het er slechts 120! „Ja. ze hadden een slecht jaar gehad. Maar toch als een lepelaar eenmaal volwassen is, sterft-ie niet zo gauw een natuurlijke dood. Er is een lepelaar met een ge broken poot, die hier al 24 jaar komt. Ze worden in Afrika vaak doodgeschoten", vervolgt de jacht opziener somber. „Laatst had ik er acht geringd. Ik kreeg vier ringen terug uit Marokko". Het Zwanenwater, in de veertiende eeuw nog zee, beslaat een oppervlakte van ruim 550 hectare, waar van maar liefst 280 hectare water (twee duinmeren, door een geul met elkaar verbonden). Juist combinatie water-moeras-duln heeft het natuur reservaat zijn bijzondere karakter te danken. Enkele tientallen soorten water- en landvogels hebben er hun domicilie („volgens Jan Strijbos is dit het mooiste natuurreservaat in Nederland", vertelt de heer Van Honschooten trots). Er zijn hazen, konijnen, bunzings, hermelijntjes en eekhoorns. In het water huist de visotter, die ook steeds zeldzamer wordt. Een wandeling door het natuurreservaat duurt al gauw twee uur. De routes zijn zo uitgestippeld, dat men niet voortdurend andere bezoekers tegenkomt. Bovendien vinden de jachtopzieners het heus niet erg, als de wandelaars af en toe met de nodige voorzichtigheid van het aangegeven pad afwijken. „Het Zwanenwater is op zijn mooist, als men in april en mei 's ochtends om vijf, zes uur komt kijken. Dan lééft alles". Minstens zo boeiend en gevarieerd als de fauna is de flora in dit gebied: drie soorten orchideeën, duinroosjes, wilde irissen, dotterbloemen, zonnedauw, het vleesetende plantje enz. Fraai zijn ook diverse namen in het natuurreservaat: Sabelplek, Bokkeneiland (de broedplaats van de lepelaars), Hazeneiland, Spionkop (met prachtig uitzicht over het grote Tweede Zwanenwater), Schotse Vlakte, Gagelplek en Kermissloft (de geul tussen de twee duinmeren). Ze zijn door de jachtopzieners zelf be dacht. Het Zwanenwater is een particulier bezit, dat acht jaar geleden voor het eerst voor het publiek werd opengesteld. Er kwamen toen vierduizend bezoekers. Vorig jaar waren het er al negentienduizend. Het natuurreservaat is het hele jaar door geopend (toe gangsprijs een gulden per persoon). Groepsexcursies moeten veertien dagen van tevoren worden aange vraagd. Ook hier geldt, dat men veel plezier heeft verrekijker. door een geul met elkaar verbonden). Juist aan die aan het meenemen van een verrekijker. ALS ER EEN NATUURRESERVAAT IS IN LIMBURG dat bijzonder imponeert door zijn weldaad aan heide- en bos gebied, door zijn geologische gesteldheid en door de grote verscheidenheid aan zeldzame planten en dieren, dan is dit wel het 375 ha grootte „Meynweg" tegen de Duits-Nederlandse grens in de ge meenten Melick en Herkenbosch, tien kilometer ten oosten van Roermond. In dit natuurgebied dat dank zij de mis lukking van de Staatsmijn Beatrix (waarin reeds ƒ30 miljoen was ge ïnvesteerd) beschikt over een royale asfaltweg die tot diep in het reservaat leidt, kan men uren dwalen zonder iemand tegen te komen. De Meynweg staat bekend als het rijkste adderreser vaat van Nederland. „Als men zich niet buiten de wandelwegen begeeft is het gevaar minimaal" verzekert bosreus Ter horst, aan wie het oppertoezicht over de natuurreservaten in Limburg is op gedragen. Omgeven door uitgestrekte bossen op Duits gebied kan zich in de Meynweg groot wild handhaven als ree. wild zwijn, marter, vos. Aan gevogelte treft men onder meer aan de sperwer, torenvalk, buizerd, havik, boomvalk en blauwe kiekendief. Ook de nachtzwaluw komt er voor en bezit in de Meynweg een biotoop (leefgemeenschap). Het hoogst gelegen plateau, waarop thahs de overblijfselen van de Staatsmijn Beatrix een langzame roestdood sterven, bestaat uit een met löss bedekt hoog- terras van de Maas. dat door middel van kleine hoogvlakten trapsgewijs af daalt via het midden- en laagterras van deze rivier naar de vlakte van de Roer Aan de voet van de terrassen zijn dras sige laagten waarin zich plassen hebben gevormd. De groep vennetjes, bekend onder de naam ..Elfenmeertjes" is het. meest bekend. Minder bekendheid ge nieten de vennen Vossenkop en Rolven- nen tussen de Grote Herkenbosserbaan en de Bosbeek die de grens vormt met Duitsland. Door regelmatige grote bran den heeft de heide in Meynweg veld gewonnen op de oorspronkelijke bos- begroeiïng van zomer- en wintereiken, gemengd met espen en grove dennen. Weelderig groeien ook lavendelheide, veenbes, wollegras, koningsbaren, klok jesgentiaan en gagelstruweel. Laatstge noemde plant staat ook bekend onder de naam vlooienkruid. In natuurweten schappelijk opzicht zijn de eikenstrubben in de heide van uitzonderlijk belang als restanten van een zeer oud en oor spronkelijk loof hou tbos. Een eveneens Interessant gehied ln Midden-Limburg is het natuurreservaat Leudal in de gemeenten Haelen en Heijt- huisen. Dit 500 ha grootte bosgebied op zandheuvels, die evenwijdig lopen met het Maasdal, wordt doorsneden door de uit de Belgische Kempen afkomstige Leubeek en Selzerbeek. De beekdalen zijn begroeid met vochtige tot drassige bosgezelschappen waarin tal van merk waardige planten voorkomen. Op de droge heuvels heeft het oorspronkelijke eiken- en berkenbos in de loop van de tijden grotendeels moeten plaats maken voor meer produktieve grove dennen opstanden. Uit aangetroffen vuurstenen gebruiksvoorwerpen en wapens blijkt dat reeds ln voorhistorische perioden dit prachtige heuvelland werd bewoond. Urnen uit de brons- en ijzertijd zijn uit in de bossen gelegen grafheuvelvelden in groten getale aan het daglicht gebracht door particuliere liefhebbers en door het Oudheidkundig bodemonderzoek. Enige jaren geleden is Staatsbosbeheer begonnen gronden aan te kopen met het doel niet alleen de plaatselijke natuur- archeologische schatten te beschermen doch vooral ook om een ruim recreatie gebied in handen te krijgen. Tot de recente aankopen behoort de uit 1558 daterende St. Ursulamolen, een water molen die met zijn houten drijfwerk geschikt is voor het malen van graan en het slaan van olie. De St. Ursulamolen is de enige watermolen in Nederland die nog in bedrijf is. Een ernstig probleem waarmee Staats bosbeheer in de meeste natuurreservaten te maken heeft, in het bijzonder in het Leudal, is het grote aantal particuliere enclaven dat in de gebieden voorkomt. Meestal schenken eigenaars weinig aan dacht aan de bescherming van de vege tatie waardoor veel waardevol studie materiaal verloren raakt. „Wanneer het "e laat is dringt het pas tot hen door welk verlies is aangericht aan het natuurwetenschappelijk onderzoek, zegt Terhorst spijtig.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 11