Een vleugj e voor j aar
Pieter Hellendaal:
al te zeer
vergeten
Kom er ACHT-er
Bungalow te huur
1W
■l^Hi
(XIX en slot)
TWINTIG weken wandelingen door de Leidse muziekgeschiede
nis worden vandaag afgesloten. Ruwweg zeven eeuwen werden
met een handjevol grepen afgedaan. Grepen waarin orgelbouw
en organisten samen meer aandacht kregen dan luitenisten, trom
pers en pijpers. Grepen waarin we de klok luidden zonder ons te
bemoeien met de doorsnee ervan. Maar kan het u zo erg veel sche
len dat we dankzij de achttiende-eeuwse organist Juriaan
Spruyt uit Hoorn weten dat de klok van de Marekerk bijvoor
beeld in de orgeltoon G is gestemd en in 1749 11.200 pond woog; of
dat de klok van de toenmalige „Blaauioe Poort" 4 voet en 2 duim
wijd was?
Belangrijker is de vermelding dat in datzelfde jaar 1749 aan de
Universiteit werd ingeschreven PIETER HELLENDAAL, die werd
geboren in 1721 in Rotterdam en op vijftienjarige leeftijd in Italië
bij Tardini ging studeren, om terug in Holland naar Leiden te
komen.
Kunt de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen
vinden? De juiste oplossing vindt U elders op deze pagina.
Een vleugje voorjaar in beeld, als voorproefje van de
lente, die nu met rasse schreden nadert. Deze sfeervolle plaat
werd in Parijs gemaakt door de achttienjarige leerling-fotograaf
Eddy Vijlbrief uit Oegstgeest.
Eddy won vorig jaar de eerste prijs in een Europese foto
wedstrijd, georganiseerd door de Franse Toeristenservice in sa
menwerking met de Nederlandse Spoorwegen.
Eddy heeft die prijs een tiendaagse trip voor twee personen
naar Nice nog niet geïncasseerd. Hij wacht op beter weer, op
een even stralende zon als hij had toen hij bovenstaande foto
maakte.
Deze Hellendaal was violist, com
poneerde zeer veel al te zeer
door het stof der vergetelheid be
dekte uitgesproken kamermu
ziek en trok naar Lenden om daar
een gevierd kunstenaar te worden.
Student in Leiden geweest te zijn
én door de grote massa als compo
nist volkomen ongekend te zijn,
heeft Hellendaal gemeen met men
sen als Colizzi, Groneman, Solniz,
Schikhart, Gautiee, van Dyck en
Van Cleef van wie composities be
kend zijn, die op kamermuziekcon
certen hier in Leiden eigenlijk al
leen al omwille van de curiositeit
aan bod dienden te komen. Maar
de kamermuziek komt weinig de
deur uit, zodat ook deze muziek
wel onbekend zal blijven, evenals
trouwens de opera's van Egidius
Duni. Welke opera-liefhebber weet
dat deze man 32 opera's compo
neerde?
Wanneer één Leidenaar zich na
het lezen van deze muziekgroepen
zou gaan verdiepen in deze afde
ling van de muziek, zou het schrij
ven en publiceren van deze artike
lenreeks al dubbel en dwars ge
rechtvaardigd zijn.
Een hier nog helemaal niet ter-
sprake gebracht randgebied van
het muziekleven is de in zijn tijd
tot bloei gekomen afdeling der or
gelbouw. In 1412 komt de Haarlem
se organist Huge naar Leiden om
besprekingen te weren over een
hier te bouwen orgel voor de St.
Bavo. De orgelbouwer Adriaan Pie
terszoon blijkt in 1476 zó geacht te
zijn, dat hij patroon kan zijn van
een kanunniksprebende in de St.
Pancraskerk. Ook uit het Album
Studiorsorum kennen we verschil
lende orgelbouwers onder wie de
Amsterdammers Jan en Andries
Duytschot Jan kreeg in 1710
opdracht om het orgel in het
Groot-Auditorium van de Universi
teit te onderhouden de Leidena-
ren Pieter en Samuel van Assen
delft en Hendrik Hess uit Gouda
wel de bekendste zijn. Merkwaar
dig genoeg moesten orgelbouwers
van elder hier de grote orgels ko
men bouwen, terwijl Leiden zelf or
gelbouwers kende, die elders hun
kunnen toonden. Profeten worden
in eigen land immers niet geëerd!
Maar in eigen omgeving niet ge-
eerd worden, gaat niet altijd op.
In 1578 bijvoorbeeld vraagt de
„Broederschap en gemeene verga
dering in de Muzyk" het stadsbe
stuur om de koorboeken te mogen
gebruiken. Het is immers zonde die
kostelijke muziek ongebruikt te la
ten liggen. Moeten we daar nu ook
niet eens over gaan denken?
In wat andere sfeer kunnen
we die achting binnen eigen
grenzen ook toepassen op de fusie
die de vorige eeuw plaats vond
tussen de „Leidsche Zangvereeni-
ging" en de „Zangvereeniging
Caecilia". Deze samenzang werd
ingegeven door een gevoel van
angst voor concurrentie van de
kant van het in 1875 hier opge-
gerichte Toonkunstkoor. Het zal,
een wat geknepen muziekvreug-
de gegeven hebben, maar heden
ten dage zou een fusie tussen nu
bestaande zanggezelschappen
binnen Leiden ook geen kwaad
kunnen. En dan hoeft dat niet
uit angst voor een of ander koor
te zyn, maar misschien wel uit
bezorgdheid, want de boom is hier
wel wat erg zwaar zangbeladen.
Die concurrentie-angst trad niet
op in de vijftiende eeuw. De pipers
van Leiden en die van Haarlem
worden broederlijk naast elkaar
genoemd op 4 maart 1427, wanneer
zij spelen „tot vastelavont" als daar
wordt „torniert, dair veel van den
gerecht ende goede lude mitten ge
sellen tsavonts hof hielden".
De door hun t.v.-y
den bekend geworden i
kick" zijn vanavond fcc
Patronaatsgebouw in oü
geest waar zij optrede: I
„Eureka". Aanvang 8
„Polk Beat 14", del r
Jazz society, is van
weer actief. In de h.
kantine van het spo:
Roomburg treden twee
se jazz-combinaties v,
het Trio Kees Nix
septet The Attics. De
vangstijd is 8 uur.
Pops movements it
Hollands beatbewegingj
zoals zij zichzelf aanh
organiseert vanava
het Bondsgebouw
schoten een avond vn
de opbrengst bestemd
de hongeractie India (t L
NOVIB). Op deze avon
om acht uur begint, tre
groep „Shane" op.
Het jeugdcentra
den Moriaen" is
omgetoverd in
chantant.
Dan zijn de woorden
naar bij de inwijding van
lemse Schouwburg in 11
der, hoewel ze ook wel v,
richting van concurre
steekt de Haarlemmers
onder het hart als hij ze®e
Grepen uit het Leidm
muziekleven
Maar angst voor het optreden
van anderen en elders komen we
wel meer tegen in de muziekge
schiedenis. Anton Solnitz bijv.
wordt in 1762 door de Groninger
Jacob Lustig in een niet zo erg
flatterend licht gezet als hij zegt:
„Solnitz hield zich een paar jaar
geleden in Leiden op waar hij ook
is gestorven. Hij was een goede
toonzetter, maar componeerde nooit
als hij niet dronken was of het
geld zó hard nodig had, dat hy niet
anders kon". Als doekje voor het
bloeden vermeldt hij dan ook nog
de aanwezigheid van twaalf vier
stemmige symfonieën, maar de
eerste schildering breekt voldoende
de interesse van zijn tijdgenoten
om er zeker van te zijn dat die
werken zelden uitgevoerd zullen
worden.
en horen, toont dat gyfa
Haag noch Leyden F
su>igt ly
„De vrolijke Musyk düj' c
hier ter stede e'n]
De lieve wetenschap
bloeyd hier mede
die aengenaeme toon\
lijke konst
geniet hier merkelijk J j.
eer en jonst".
Als de „Grepen uit Ij
muziekleven" aan die ff
hebben mogen bydrat
tevreden. fezi
„Het lijkt wel een ge
wone straat", zei myn
vrouw. Teleurgesteld druk
te zij haar neus tegen de
beslagen ruit van de taxi,
welke ons echtpaar met
drie kinderen op een
regenachtige augustus-
maandagmiddag van het
station Doetinchem naar
ons vakantieverblyf-voor-
veertien-dagen in het
dorpje X had gebracht.
„Het IS een gewone
straat, dame", verbeterde
de taxichauffeur, die een
slecht geslaagde poging
deed neutraal te kijken.
„Maar er stond in de
advertentie: vrijstaande
bungalow in bosrijke om
geving", zei ik schaap
achtig, er geheel overbo
dig aan toevoegend: „In
het oosten des lands...."
„Ach jij, ik heb je nog
zo gezegd: ga kijken voor
je iets huurt", mopperde
mijn betere wederhelft
bitter, terwijl zij kinderen
en (omvangrijke) bagage
verzamelde.
„Ach. misschien valt het
nog wel mee. Wie weet
hoe mooi het achter het
huis is", lachte ik opge
wekt. hoewel ik er zelf al
niet meer in geloofde.
Het viel niet mee....
Jawel, de bungalow
stond, zoals in de adver
tentie was beloofd, vrij.
Maar over dit „vrij-staan"
verschilde ik echter on
middellijk sterk van me
ning met de eigenaar van
het moois, een optimisti
sche huisschilder, die in
de zomermaanden ook
nog pensiongasten „hield".
Er was namelijk zui
ver gemeten precies
J.15 meter vrije ruimte
tussen zijn, van alle ge
makken voorziene woning
en ons gehuurde vakan
tie-optrekje, dat in een
minuscuul tuintje stond.
Ook over het begrip
bungalow zou lang ge
praat kunnen worden.
Het bleek een stenen
schuur, welke de op
stuurhoogte diep ge
schramde muren verhaal
den daar realistisch van
de schilder in de finan
cieel ongunstige winter
maanden tot bergplaats
van zijn brommer diende.
De omgeving was bos
rijk. Dat was waar.Zjj
het evenwel op ruime af
stand. Het uitzicht vanuit
onze „bungalow" bleef be
perkt tot een blik in des
schilders keuken, waarin
constant grote pannen
aardappelen stonden te
stomen.
Bij aankomst vonden
wij onze gastvrouw-voor
veertien-dagen in het zit
kamertje van de „bunga
low", dat met ons vijven
onmiddellijk „voor alle
rangen uitverkocht" bleek.
Zij was druk doende met
het drogen van de voor
ons bestemde dekens.
„Ach, het regent ook
zo", verdedigde zij dit
voor ons nieuwe ongerief.
„Maar als u zich verveelt,
kunt u bij ons wel naar de
televisie komen kijken.
Maar denkt u eraan",
waarschuwde zij, „u mag
niet in de gemakkelijke
stoelen zitten. Die zijn
voor de pensiongasten
Wy begrepen, dat wy
voor 110 gulden per week
niet op de eerste rang
konden zitten. Van het
tv-aanbod hebben wij
evenwel geen gebruik ge
maakt. Dagenlang hebben
wy myn vrouw zwij
gend, de kinderen verwy-
tend en ik (een beetje)
schuldig tegen de bere
gende ruitjes getuurd, zit
tend op houten, harde en
zeer rechte stoelen, wat
heel goed voor de rug
moet zyn. De straf voor
lichtvaardig telefonisch
huren.
1. letters op prullenbak
2. jongetje heeft meer k""™
3. oorbel vrouw
4. krant in man zyn zatf"
5. wolk meer op plaatje
6 hoed van man die Ie* V<
7. man die buiten hang>'
ger
8. haak waar Jongetje
ZATERDAG 12 MAART
Over
mensen
en
dingen
dicht bij huis