jon
Van onderwijzer
tot cabaretier
Geschreven
Gé Hofenk
en
gedrukt
TOPPERS
Mysterie
Teksten
P
O
„Toezicht"
Zo is het
Zaterdag 12 februari 1966
L.D.-EXTRA 5
a an het eind van de jaren
A vijftig besefte de jeugdige
Amsterdamse onderwijzer
BEN ROWOLD dat er iets moest
gebeuren. Hij was vermoeid door
en teleurgesteld in de eentonige
regelmaat van het schoolleven,
dat anders ivas geweest dan hij
het zich had voorgesteld. Hij
kon er zich natuurlijk bij neer
leggen en zonder illusies „door
sudderen", maar er was ook de
mogelijkheid van een totale ver
andering iets anders dan het
gezapige, geborgen burgermans-
bestaan zoals hij dat tot op dat
ogenblik had geleid.
BEN ROWOLD hakte de.knoop
door en koos, vastbesloten, voor
een carrière als cabaretier en
tekstschrijver. Met enige jonge
ren begon hij een cabaretgroep,
i waaraan hij de naam „Lurelei"
gaf. Nog niet zo lang geleden
verliet hij die groep en ging vol
ledig zijn eigen weg. Voor de
VPRO-tv maakt hij dit seizoen
vijf cabaretprogramma's waar
van er al enkele zijn geweest
verder verzorgt hij (met Frans
Halsema) elke veertien dagen
het radioprogramma JParlan-
f do".
t Zijn loopbaan als cabaretier werd
geen gemakkelijke wandeling naar
Het Succes. Die begintijd bij Lure
lei was soms wel eens ontmoedi
gend. Als hl) er op terugkijkt, zegt
Ben: „Aanvankelijk was het met
1 Lurelei gewoon geen verdienen. Het
L geld, dat ik toen nog als onder
wijzer en Eric Herfst met panto-
L mime verdiende ging in Lurelei
Daar konden we dan weer ever
de pianist en de vrouwelijke me
dewerkers van betalen. Die kregen
overigens bijna niets, hoor. Ik ge
loof zoiets van twintig gulden per
avond. Maar we hadden zo het
idee van: we betalen onze mede
werkers. Ik ben blij dat we dat al
tijd gedaan hebben. Het schiep ook
een goede band: meer hebben we
niet, maar wat we hebben dat krij
gen Jullie.
-K 're** Hf
XV
IE stof van deze bijdrage is
M J misschien erg afwijkend
van de vorige. Het zijn
wat verschillende onderwer
pen, die onder uw aandacht ge
bracht worden en die misschien
meer tot de randgebieden van
de Leidse gebeurtenissen gere
kend moeten worden.
Eerst zullen we het Leidse
„luitboek van Thysius" even
inbladeren, daarna enkele mu
ziekdrukken vluchtig bekijken
en tenslotte op de orgelbank
plaats nemen als een vliegende
kraai die overal iets van mee
nemen wil.
Jan Thys kocht het naar hem ge
noemde luitboek in 1646 „wt
d'Auctie van Smoutius". Zelf heeft
hij part noch deel aan de inhoud
ervan. De 528 bladen zijn door of
ten tyde van Adriaan Joriszoon
Smout geschreven.
Smoutius was vai.^ 1601 lector
in de Logica aan de Leidse Alma
Mater; hij combineerde zijn theo
logische kennis met een gedegen
Hoe kwam dat toch dat jullie
In die tijd geen publiek kregen?
„Dat is nu iets wat ik nooit heb
begrepen. We zaten in Amsterdam
heus niet op een ongunstig punt.
Het weinige publiek, dat bij ons
kwam, was bijna altijd opgetogen;
ook de pers was enthousiast. Het
bleef een mysterie. Maar er waren
in dat begin enige mensen bij, hoor.
Die namen opa en opoe mee om
ons maar aan entreegeld te hel
pen. Zo onder het mom van: Dap
per Werkend Ploegje Verdient
Steun".
Na verloop van een paar Jaar
kreeg het hardwerkende Lurelei
toch enige faam. Nu heeft het al
lang een gevestigde reputatie, maar
Ben heeft er zich van losgemaakt.
„Er was langzamerhand iets gaan
broeien tussen Lurelei en mij. We
lagen elkaar niet zo goed meer. Lu
relei wilde een kant op die ik niet
ideaal voor cabaret vond. Op een
gegeven ogenblik kwam het tot een
uitbarsting. Toen heb ik gezegd: ik
zie mijn weg wel en zij zijn de
hunne gegaan".
Je staat er nu helemaal al
leen voor. Kun je behoorlijk leven
van je vak?
„Ja in zoverre dan dat ik vol
gend seizoen niet weet of ik het
nog zo goed heb. Op het ogen
blik leef ik gewoon heerlijk. Dat
komt door die t.v.-serie bi) de
VPRO en Parlando. (Voor dat laat
ste tweewekelijkse programma
is nog geen ramp hoor, want door
de jaren heen ben ik genoeg ka
naaltjes te weten gekomen om ook
dan rond te kunnen komen".
Wat krijg J® nu voor een tv-
uitzending? Er zijn wel geruchten
die zeggen dat het zo slecht be
taalt.
„Daar geef ik liever geen ant
woord op".
-doorr
Ruud Paauvv
krijgt hij 350 gulden per uitzen
ding). Daarmee verdien ik genoeg
om alle normale dingen te betalen.
Dan heb ik nog wel eens een los op
treden. Maar ja. je mag ook wel
wat sparen, want in zeven maan
den moet je voor twaalf verdienen.
In de zomer lig je zo goed als stil.
Als ik volgend jaar mijn tv- en
radio-optreden kwijt zou raken, is
de basis van mijn bestaan weg. Dat
JWTOPTIENJWTOPTIENIWTOPTIEN
a,
O
E—1
W
Oh
E-H
Michelle (Beatles)
That day (Golden Ear-rings)
TUI the end of the day (Kinks)
Éen glaasje madeira, m'n dear (Ted de Braak)
To whom it concerns (Chris Andrews)
We can work it out (Beatles)
Carnaval is over (The Seekers)
Midnight to six men (Pretty Things)
Bald headed woman (The Jay Jay's)
Sounds of silence (Simon and Garfunkel)
N3IldOIMlN3IldO.LMlN3IiLdO.LMl
DE ZAAK VOOR LEI
UIT
VOORRAAD
LEVERBAAR
DE ZAAK VOOR LEIDEN EN OMSTREKEN
Muziek- en
grammofoonplatenhandel
HAARLEMMERSTRAAT 66
Hoe sta je tegenover de teks
ten die je moet brengen. Zijn er
wel bij waarvan je zegt: die breng
ik liever niet?
„De teksten die ik breng, zijn
bijna allemaal van mezelf. Ik heb
er dus niet veel problemen mee.
Wat ik als aanvulling in mijn pro
gramma's gebruik en dat bedoel
ik niet als opvulsel dat is heel
duidelijk gekozen. Mocht het des
ondanks niet bevallen, dan doe ik
die nummers gewoon niet. Dat we
ten die tekstschrijvers ook.
Levert dat nooit moeilijkhe
den met die mensen op?
„Nee. Als ik bijv. van Alexander
Pola een stuk wil hebben over
laten we zeggen: rassendiscrimina
tie. Vooruit da's een onderwerp,
waarover nou nog nóóiiit eens
iets is gezegd. Dan maak ik met
hem deze afspraak: je krijgt zoveel
gulden voor de moeite en je krijgt
nog eens zoveel gulden als we het
Zelf heb ik vorig jaar bij Snip
en Snap meegewerkt als tekst
schrijver. Pas in laatste instantie
heeft dat geen resultaten op
geleverd. Ik kwam daar met een
idee. Daar zeiden ze bij Snip en
Snap van: da's mooi, daar krijg je
zoveel voor. Toen ging ik het stuk
schrijven en daar ontving ik weer
zoveel voor. Sleeswij k kreeg het on
der ogen, vond het leuk en dat le
verde opnieuw een bedrag op. Maar
het is tenslotte niet uitgevoerd, an
ders had ik daar nóg eens geld
voor gekregen."
Gaat het schrijven van teks
ten je moeilijk af? Verander je
veel? Wim Sonneveld heeft eens ge
zegd dat hij wel een week over
een regeltje zit te piekeren.
„Daar kun Je nauwelijks een ge
middelde voor geven. Er zijn wel
teksten, daar ben ik drie jaar mee
bezig. Niet voortdurend, maar bijv.
dat je een paar Jaar terug oen
ideetje had en het opschreef, er
niet uitkwam, het papiertje na
lange tyd weer eens vond, er een
stukje aanbreide, er toch weer
niet helemaal uitkwam en op een
goede dag dan zie je ineens hoe het
Nog niet zo lang geleden heeft
de burgemeester van Amsterdam
de leden van Lurelei bij zich laten
komen over een stukje dat over
Prinses Beatrix en Claus von Ams-
berg ging. Is dat vaderlijke toe
zicht niet benauwend voor een ca
baretier?
„Dat valt wel mee. Toen ik nog
bij Lurelei was, is er nooit iets ge
schrapt of teruggenomen. Kijk, er
is nog steeds een politieverordening
die zegt dat voorstellingen gesloten
kunnen worden wegens zedenkwet-
send karakter of zo. Op elke pre
mière van Lurelei kwam dan ook
een inspecteur van het Leidse Plein.
Als er dan eens iets was, waarvan
hij dacht: nou, kan dat wel, dan
vroeg hij na afloop de tekst en nam
die mee. Wat hy er precies mee
deed. weet ik niet. Er zal wel
een of andere commissie zfjn die
zich ermee bezig houdt. Ach, ik ge
loof dat die mensen wel ruim den
ken, hoor. Misschien lezen ze alles
met rooie oortjes na; ingrijpen het»
ik hen in elk geval nooit zien doen.
Destijds hebben we bij Lurelei eens
een stukje gedaan over een jongen
die ervan droomde politieagent te
worden, omdat hij het zo fyn vond
tikken uit te delen en mensen in
de gracht te mikken. Het merk
waardige was dat dat nummer
was geschreven vóór al die agen
ten in werkelijkheid bij tal van rel
letjes aan het meppen gingen. By
de première heerste dan ook een
vrij gespannen sfeer tussen politie
en burgerij. De aanwezige inspec
teur vroeg na afloop prompt de
tekst van dat stukje. Lange tijd
hoorden we niets. Tenslotte kregen
we de tekst terug: het mocht. Kort
om, ik heb er geen bezwaar tegen
dat er zo'r toezicht bestaat, al zie
ik er dan het nut niet van in. De
mensen die denken. ..Nou dat Lu
relei bestaat ook uit een stel vie-
menigte gelovigen gezongen te la
ten worden. Het luitboek bevat dus
kerkmuziek, maar dat is lang niet
het grootste deel van de inhoud
ervan. Er zijn zeer veel wereldlij
ke liederen en dansen in opgeno
men.
Het is een verzameling muziek
voor praktisch gebruik. De woorden
staan er behalve bij de geeste
lijke liederen niet bijgeschreven.
Men kan dat natuurlijk betreuren,
maar dat is een ander punt. De
hervorming heeft de zogenaamde
volksliederen geen goed gedaan. Na
grote bloeitijden volgde een stren
ge winter, waarin de dans taboe
was en zang in de taveerne een
sourdine kreeg opgezet. Maar de
moet. Het tegendieel doet zich ook
voor. Ik heb eens een paar uur voor
de voorstelling nog een bruiloftsrede
gemaakt voor een typetje, dat lich
telijk aangeschoten was en daar
door tal van taalfouten maakte
waardoor het bruidspaar tot in de
grond werd beledigd. Dat nummer
bestond twee uur voor de voorstel
ling nog niet, want ik was er ge
woon nog niet aan toe gekomen.
In het programma had ik al vast
als titel laten zetten: „Van mens
tot mens". Ik dacht dat klinkt mooi
vaag, dat slaat op alles. Dat ni
mer is tussen een paar boterham
men door geschreven en het werd
een van de hoogtepunten van de
avond".
Grepen uit het Leidse
muziekleven
muzikaal inzicht. Dank zij die com
binatie zijn wij nu in het bezit
van een aantal psalmberijmingen,
die in tegenstelling tot de in
allerijl uit het Frans vertaalde
psalmen van Dathenus getuigen
van inzicht in de voorwaarden om
een lied met succes door een grote
zerikken", piekeren er toch niet
over om een voorstelling te bezoe
ken.
Overigens schijnt dat gesprek
van Lurelei met de burgemeester
erg meegevallen te zijn. Onze bur
gervader heeft een groot deel van
het onderhoud doorgebracht met
het vertellen van een aantal mop
jes, die volgens de vader van Eric
Herfst lid van de gemeenteraad
vast op zijn repertoire staan."
Wat vind jij als cabaretier nu
van een satirisch programma als
„Zo is het"?
,J£en verrukkelijk programma
met een heleboel miskleunen
overigens. Ik zit me nooit te er
geren dat iets te scherp zou zijn.
Wel word ik de laatste tijd een
beetje kribbig over het feit dat
ze tè lollig gaan doen.
Kijk eens, mijn vak is het om
mensen te amuseren, dat is bij
„Zo is het" helemaal niet het
geval. Dat is een club progres
sieve, linkse intellectuelen die
zeggen: er is in deze maat
schappij een aantal dingen naar
en beroerd en daar gaan wij
principiêel tegen schoppen. Het
is in opzet dus geen amuse
mentsprogramma, het valt bij
de Vara ook onder „documen
taire". De laatste tijd vind ik nu
van bepaalde gedeelten dat zij
niet zijn ingelast, omdat ze
principieel zijn, maar eenvoudig
omdat ze zo „lollig" zijn. Dat
doen ze dan in de veronderstel
ling: nou gaan de mensen in de
huiskamer eens lekker lachen.
En daarmee stappen ze dan bui
ten hun programma".
aanhef van veel liederen kunnen
we - dank zij het luitboek - zingen.
Preutse oren stoppe men dan maar
dicht; „Boter op de pensen" en
..Soumen niet moghen een reysken
pissen" terwijl „de bruyt lach op
haer bedde" waren algemeen be
kende liederen, ook al komen de
titels ons nu wat Wolkeriaans
voor.
Van plaatselijk belang is onge
twijfeld het hierbij weergegeven
voorbeeld uit het luitboek. Op folio
394 staat „het Liedeken van Dou-
sa". Naar alle waarschijnlijk
heid marcheerden de stadssoldaten
van Jan van der Does op te tonen
ervan door de Breestraat. Op de
„studentendans" zullen menige
uren vrolijk versprongen zijn, maar
dan niet door de studenten van
het Statencollege, want daar
werd de muziek met strenge hand
buiten de toegangspoorten van de
Kaisers treat verbannen. Het zal er
wel vrolijker aan toe zijn gegaan
bij meester Maarten Persijn en
Jochim van den Hove, maar die
vrolijkheid heeft U hopelijk in
andere bijdragen kunnen zien sche
meren.
Het luitboek was een geschreven
exemplaar; en in die periode waren
geschreven boeken bestemd voor
particulier gebruik.
Gedrukte muziekboeken kwamen
hier in Leiden ook van de persen.
De uitgeverij van Frans van
Raphelingen verzorgde uitgaven
van Schuyt en byv. Sweelicnk. De
drukkery van Plantijn van
Raphelingen was niet de eerste in
stelling hier in de stad, die ons ge
drukte muziek heeft nagelaten. In
1514 drukte Jan Seversz. Op per
kament het beroemd geworden
„Missale Traiec tense". Behalve van
zijn drukpersen zijn van die van
Johannes Matthys „invulformulie-
ren" verschenen, waarop tekst en
notenbalken stonden gedrukt, ter
wijl de noten er zelf op moesten
worden ingevuld. De uitgave van
Matthijs (1568) moeten we zien
als de ongeduldige reactie op het
Concilie van Trento, waar wel
hervormingen van de liturgische
kerkmuziek waren aangekondigd,
maar waar men natuurlijk langer
op moest wachten dan was ver
hoopt. Het gebrek aan gedrukte
uitgaven van katholieke kerkmu
ziek leidde tot deze tussenvorm!
half gedrukt, half geschreven.
Geheel geschreven boeken ken
nen we ook hier. Wat kerkmuziek
betreft hoeven we maar aan de al
genoemde (bijdrage 8) koorboeken
to denken.
Dio koorboeken herinneren aan
grootse tijden. Het contrast tussen
die grootsheid en het angstig weg
geduwd muziek-maken in een
schuilkerk 1s groot, maar waar. In
de zeventiende eeuw wordt melding
gemaakt van de aanschaf van een
orgel voor de schuilkerk aan do
Jorissteeg, waar heden ten dage
trieste resten van een groots pand
aan de Hogewoerd tegenover do
Hooigracht wachten op voltooiing
van geplande wegaanleg. De pas
toor ven de statie heeft een posi
tief gekocht voor driehonderd gul
den, dat door Adriaan van der Wie-
Ie zou worden bespeeld. Die orga
nist had weinig armslag. Daarom
verbouwt de pastoor de kerk in
1689. Die zangers zaten tot dan too
op do tweode galery van de kerk,
maar stijgen bij die gelegenheid
een etage. We lezen in de pastoors
memories „Wederom voor de
zanghers die op geeeyde Ood-
zael, om haere enghtens wille, oock
seer benauwt bij 't Orghel saeten
heb ick geschickt een niew
Ood-Zael op de derde e hooghste
verdiepingh van de korek".
Wat Adriaan van der Wiele voor
zijn dagelijks brood deed. is mij tot
nu toe niet bekend. Hij was ama
teur-organist, maar dat was niets
bijzonders. AlewUn de Voys be
speelde van 1635 tot 1667 het orgel
van de Pieterskerk, maar zijn voor
naamste bron van Inkomsten was
de wijnhandel. Lotharius Zumbach
van Koesfeld werd in 1697 orga
nist van diezelfde Pieterskerk, maar
combineerde dat orgelspel met zijn
lectoraat ln de sterrenkunde en
zijn privaat-docentschap in de wis
kunde en wijsbegeerte. Die koppe
ling van functies kunnen we eigen
lijk van het eerste ogenblik
af waarnemen. De organisten
van de veertiende en vijftien
de eeuw zijn dikwijls geestelijken.
De in 1532 gestorven Jan Claeszn.
Caga was in het dagelijks leven
notaris, maar het heeft er de schijn
van dat hy de muziek meer als
hoofdvak zag. Zyn notarismerk is
tenminste een orgeltje met tien
Pijpen. Welke notaris zal dat heb
ben?
JD.