Zorba en de slagers van Constantinopel Kom er ACHT-er Zaterdag 29 januari 1966 L.D.-EXTRA 1 1 Kunt de acht afwijkingen ln de oeide bovenstaande tekeningen vinden? De Juiste oploesing vindt elders op deze pagina. (Van onze correspondent bi Athene) HET 1$ met de sirtakl eigen lijk een wat vreemde zaak. De dans die nu dank zij Zorba de Griek overal in Europa wordt beoefendis onbetwist Grieks van oorsprong, maar hij heette hier vóór zijn internatio nalisering heel anders: chasapi- ko. Volgens sommigen was het in Byzantijnse tijden de dans die de chasapides. de slagers van Constantinopel. dansten. Het woord sirtakl is op zichzelf goed Grieks, al was het hier vóór 1965 niet bepaald gangbaar. Het ls een verkleinwoord van sir tos, en de sir tos is een echte volksdans uit de provincie, een heel ander soort dan de chasapiko, die uit de sfeer van de bouzouki, d wz. de stad, komt Dank zij de tekst van Zor ba. waarin alles een beetje door ei- kaar gehaald wordt, is nu de cha sapiko geworden tot sirtakl en het was afgelopen Jaar Interessant mee te maken boe, onder „Europese" in vloed. de dans ook hier langza merhand van naam veranderde. Een „Rtickwanderer" heet zoiets in de linguïstiek: zoals bijvoorbeeld ook het woord canapé, verfransing van het Griekse kounoopi, weer als canapé ln het moderne Grieka ie teruggekomen. GEEN MODEGRIL Doch laten we het niet te moet ik maken. Onder welke naam dan ook, het Is een goed ding dat de Griekse lichtere nmhk In de reet van Europa eindelek eens goed doordringt, en het vak te verwach ten dat dit niet tot een „mode" beperkt zal blijven. Eens zal men de sirtakl wellicht zijn uitgedanst, maar er ztjn nog zoveel andere soorten. De Griekse lichte muziek maakt al Jaren een bloeiperiode door, die Griekenland» ontbreken op het Eoro-songfeetlvaJ (bij ge brek aan televisie) voer de ken ners elk Jaar weer onwezenlijker maakt. Op epranheiender festivals als dat van Barcelona en War schau wtai Griekenland al Jaren lang omsta, tweede en derde prij zen. Maar de sirtakl ls volksmu ziek. geen lichte muziek, zal de le zer misschien tegenwerpen. Ja en nee. Ik schreef boven al, dat zij niets te maken heeft met de oude sirtos, de volks-reldans ln 4/4 zo als die in de dorpen nog veel ge danst wordt by feesten. De passen van de sirtakl, dus chasapiko. rijn afkomstig uit de bouzouki-sfeer, en de bouzouki is geen instrument van de folkoristische muziek maar van het genre rebetiko, dat is, zou men kunnen zeggen, volksmuziek van het volk van de Griekse stad. ONTWORTELD Het Instrument kwam vooral op, nadat de toevloed van anderhalf miljoen Grieken uit Turkije na de eerste wereldoorlog het stadsprole- tariaat van Athene, Piraeus en Thessaloniki enorm had uitgedijd. In die „ontwortelde" sfeer van uit de grond gestampte krottenwijken was de bouzouki vaak de enige troost. Vóór de tweede wereldoorlog gold het instrument voor de zoge naamde „betere" standen als een symbool van verwording, als een gifplant, opgebloeid in de sfeer van verkommering, misdaad, vagebon- Kom er ACHT-er X. streepje ln vlammetje rechter kaars 2. een blaadje meer aan corsage van dame 8. haartje meer op kip 4. verslering op vork links 6. dame aan tafel rechts heeft ket- tlng 6. een kaarsje meer op taart rechts onder 7. een knoopje meer op overhemd man links 8. mes van man aan tafel is geworden van het Griekse le venslied by de bouzouki. Kazantzidis komt ook meer te gemoet aan de oriëntaalse smaak die nog steeds een groot deel van het Griekse publiek beheerst, hoe zeer Theodorakis daartegen ook een ideologische actie voert, die een beetje Don Quichotte-achtig aan doet. In de oude, „echte" bouzou ki ten ten wordt Theodorakis nog steeds niet veel gehoord en Hatzi- dakis helemaal niet. Daar heerst nog steeds voorkeur voor 't „zwar- (t)e populaire lied", afgewisseld door het Turkse ritme van de tsiftetell, waarby Griekse mannen de buikdans van hun oosterburen ridiculiseren, maar intussen intens van de muziek genieten. Theodorakis als ideoloog ls ove rigens een hoofdstuk op zichzelf, dat (niet voor hemzelf) buiten dit bestek voert, de leider van de link se Jeugdbeweging Lambrakides en componist van treurliederen op de vermoorde Lambrakis en de in ju li om het leven gekomen Patrou- las, pretendeert de Griekse Jeugd weer een .eigen lied" te hebben ge geven. Hy zit in het parlement voor de linkse EDA, maar onlangs heeft hy laten doorschemeren dat hy rich niet herkiesbaar zal stellen. „Zodra er verkiezingen zyn gehou den en de normale toestanden zyn teruggekeerd kan iedereen weer aan zyn eigen arbeid gaan". Een reden temeer om op spoedige ver kiezingen te hopen, want Theodo rakis" produktle liet de laatste tyd te wensen over. Het ls opmerkeUJk hoezeer de politiek verweven is met de Griek se liedkunst, al leest men dat aan de teksten zelden af. Hatzidakis ls een uitgesproken aanhanger van de rechtse ERE, en het centrum van Papandreou heeft, nog tydens diens premierschap, een componist gekre gen ln de vorm van Stavros Xar- chakos. Na de kleine, dikke Hat zidakis en de lange magere Theo dorakis hebben we in de kleine, ma- j gere Xarchakos een „derde man" gekregen, die in 1965 stelle de meest gevierde componist is ge weest. Zyn „Aponi zoi" (onbann- hartig leven) heeft geklonken in dt Utrechtse Jaarbeurshal tydens hef kerstfeest voor de buitenlandse ar- beiders. By sommige van Xarchakos' lie- j deren is de bouzouki een soort i ragfyn parelende clavecimbel ge worden deze componist zal onge- i twjjfeld nog wel eens een concert schrijven voor bouzouki en sym- j fonie-orkest. Als vierde man tekent zich reeó i af Jannis Markopoulos, politie! nog dakloos, die in de zigeuner- zanger Chatzis (vorig Jaar door 1 Wim lbo naar Nederland gehaald een executant heeft gevonden van een volstrekt eigen, niet door ieder t bewonderde styL En dan zyn er nog Spanos (indertijd componist voor Brigitte Bardot!, MencLs Leondis en talloze anderen die het Griekse lied een eigen sfeer blijven geven, en grotendeels ln de natio nale vraag naar muziek voorzien Want het Griekse volk, waarvoor muziek btyna zo belangrijk is als brood, heeft in meerderheid genoej aan eigen liederen. Italiaan». Amerikaanse songs worden hief zelden gemeengoed, om van Duita maar helemaal te zwijgen. Opmer kelijk is daarnaast de gebleven voorliefde voor zoal niet „zwarte, dan toch weemoedige teksten: nor steeds is het aantal liederen waar in niet het woord kaimos voorkomt r ln de minderheid, en bjjna altijd wordt er wel één of ander afscheid (van elkaar, van het vaderland, van het leven) bezongen. Het ii alsof de Grieken met opzet hun liederen laten terugvallen op die steeds aanwezige .Jaag van wee moed" om er zelf voor een t|jdje bóven te staan. Dit vindt men zelf» nog terug in het Griekse woordje voor liedje: „tragoudi." De sirtuki stamt wellicht uit de Byzantijnse tijd Theodorakis (links) en zidakls („Nooit op zone dikwijls kwaaie vrienden. dery en verdovende middelen. Een feit is. dat veel van die eerste bou- zouki-llederen de „m as tour abe zingen, de bedwelming door de hasjisj die het „kaimos", het leed, doet vergeten. Anderen zingen van gevangenis, en de vrouwen be zingen niet veel anders dan de zon de waarin zy zyn vervallen. Uit al le liederen van dit, nu „zwaar" ge heten, genre spreekt de uitricht loosheid van de maatschappij en het zyn meer doods- dan „levens liederen". Het is volksmuziek voorzover het rechtstreeks voort komt uit een authentieke sfeer en vooral ook voorzover het tegemoet komt aan de, niet door alkohol of „mastoura" te blussen, dansbehoef- te van de Grieken. EENMANSDANS In de zeimbekido, de eenmans- dans die. wie weet, ook nog wei eens in Europa opbloeit, kan de misdeelde, verongelijkte Griek zyn individualisme tegelijk met zyn ty- deiyk eenzaamheidsgevoel uitleven, terwyi de zanger en bouzoukiïst (toen nog één en dezelfde) zyn ,Jcaimo6" uitzong en daarmee als het ware van hem wegnam. In Aegaleo en Kokkin ia, voorsteden van Athene waarin nog steeds het „vluchtelingen-element" de boven toon voert, kan men zo'n zeimbe- kiko nog vaak zien dansen, des noods by een gewone Juke-box. Ieder doet het weer anders: som migen mengen er vermetele spron gen of andere „stunts" in, by an deren ls het meer een veredeld. In trovert lopen met enkele onver wachte doorbuigingen naar de grond, die zy kastyden of strelen, en met sissende geluiden, uit de mond, nadat zy hun sigaret heb ben weggeworpen. Het gezicht kan tydens de dans allengs een verza ligde uitdrukking aannemen. Ty dens zyn bezonken bezigheid geeft de danser wat geld (nooit minder dan een vyftigje: zes gulden! aan de bouzouki-meester by wie hy te voren, op drukke avonden soms l&ng tevoren, zyn eigen zeimbeki- ko besteld heeft. f.JDe treinen die vertrokken"). De politiek en de liedkunst: Papandreou rechtsen Xarchakos KLAAGLIEDEREN Het was ln 1959, dat uit Parijs naar Athene terugkeerde een toen nog onbekend componist van sui tes en balletmuziek: Mikls Theo dorakis, Inderyd om politieke rede nen naar het buitenland uitgewe ken. Hij legde Hatzidakis acht (klaag*liederen voor die hy in Pa rijs had geschreven op een gedich tencyclus „Epltaphios" van Jannis Ritsos, Poézie geïnspireerd op de dood van een ln 1935 by een sta king omgekomen landarbeider (het bundeltje was in 1936 tegelijk met veel andere hteratuur publiekelijk verbrand onder de dictatuur-Me- taxas/Hatzidakis zag meteen de muzikale waarde in van deze par tituur en beloofde te zullen zorgen voor Instrumentatie, presentatie (door Nana Mouskoury) en opna me door de maatschappij Fidelity, een dochtermaatschappij van Phi lips. Tydens die opname kwam echter Theodorakis tot het besef, dat het toch niet helemaal werd wat hy met die muziek had bedoeld, en hij ging over tot een herschrijving er van In Bouzouki-styL Zyn acht lie deren kregen nu merendeels het ritme van Zeimbekiko en Cha sapiko, en zy kregen (ondanks hun „vrouwelijk" tekst) de stalen stem van een zanger die toen nog één der velen was uit de Bouzouki- tenten van de randsteden: Grigo- ris Bithikotsis. De man, die nu de meest gevier de zanger van Griekenland ls en door bewonderende dames „Bithi" wordt genoemd, was toen wegens zyn matige successen van plan om als loodgieter naar Ethiopië te emi- Het Bouzouki-lied bereikte een hoogtepunt in het oratorium „Axi- on Esti" (waaraan bijvoorbeeld het Holland Festival zich best eens zou kunnen wagen) en wat de Zeimbe kiko betreft: deze kwam tot een soort Apotheose in het slotkoor „Verenigt u, rotsen" van het „Lied van de dode broeder" waarin Theo dorakis de Griekse burgeroorlog bezingt: „Twee zonen had je, moe der, twee bomen, twee rivieren, twee kastelen, twee hunkerin gen één voor het Westen, één voor het Oosten". En toen ook Theodorakis „pakte" in de wereld buiten Griekenland, was het ln de vorm van de sirtakl geworden Chasapiko. Wat Bithikotsis betreft, die klom ln deze lift mee, al kent het bui tenland hem (nog) niet. Hy zingt in de duurste Atheense nachtclubs. In zyn stem ligt nog steeds heel de verongeiykte pathetiek van Grie kenland besloten, maar soms meent men te bespeuren dat hy zich een beetje voelt als de „adelaar zonder vleugels", titel van de enige Zeim bekiko die Hatzidakis voor hem schreef. Een bouzoukizanger als Kazant zidis die deze winter op tournee is langs de Griekse arbeiders in Duits land en België; handdhaaft Iets meer 't contact met de „oude we reld" waaruit hy voortkomt. Zyn grote klaaglied: „In de Duitse fa brieken in de Belgische schachten, zyn hard aan de arbeid, de Griekse jongemannen, en hun moeders hui len" ls slechts één van de vele lie deren op de boosdoener emigratie („Je nam uit onze streken, de beste Jongens weg") die de laatste jaren steeds meer het grote thema Die eerste bouzouki-meesters Vamvakaris, Tsaoutsakis, Stratos, Tsitsanis, Papaioannou leven en werken allemaal nog. De eerste drie kan men nog terugvinden in hun oorspr >nkeiyke omgeving, al zyn ook hun centra niet meer de ge- improviseerde houten keten die zy eertijds waren. De laatste twee zyn, gevolgd door vele nieuwkomers, in de maatschappij opgeklommen en „en vcgue" geraakt. In kringen waar men vroeger nog neerkeek op de bouzouki als een bast aarding ls het nu heel gewoon als men een avond (of liever nacht) naar Tsit sanis gaat, by wie men voor een biertje minstens vyftlen gulden kwyt ls en waar men het ..goed staat" ais men de oude (nu offi cieel verboden) teksten over ver dovend^ middelen etc. weet mee te zingen. Helemaal „ln" is echter de eveneens sterk opgeklommen Zam- bettas, by wie men voor een nog weer tweemaal zo hoog bedrag en kele Inderdaad hoogst meeslepen de uren kan doorbrengen. En nog is het eind niet in zicht. Aangekon digd is de opening van het cen trum Can-Can, waar op het hoog tepunt ven het festyn tweeëntwin tig bouzouki's zullen ruisen ln een bedwelmende klank-waterval Deze vlucht heeft de bon zou ld grotendeels te danken aan twee componisten van de laatste tyd „Mano* Hatzidakis en Mikis Theo dorakis. Beiden zou men kunnen noemen „totale" muziek-kunste naars: z|J begonnen in de sfeer van de ernstige muziek, ontdekten daar bij de ritmen van de Griekse volks muziek als Inspirerende bron en kregen oor voor de muzikale waar den van de door coDega's als „ge degenereerd" beschouwde bouzou ki-muziek. Want de volksmuziek-van-de stad is, al is zy misschien niet zo rijk en afwisselend als de volks- muziek-uit-het-dorp, toch uiterst intrigerend en vooral: springlevend. Een man als Tsitsanis, inmiddels uitgekreten tot de „Bach van de bouzouki", putte zyn inspiratie misschien onbewust ook uit de li turgische muziek die hy als koor knaap ln zich opgenomen had. Dit ls duideiyk te horen in een zeim bekiko als „Bewolkte zondag, je lykt op myn hart", die ln de Jaren na de burgeroorlog 1947-'49 een soort „tweede volkslied" in nog weer andere betekenis kon worden, om dat het door alle Grieken gezongen werd en als zodanig een soort ver zoenende functie uitoefende. En wie de Orieken heeft horen zingen na een woedende politieke discussie, woet wat dit betekent. Het was Hatzidakis die voor het eerst het ritme van de zeimbekiko «een langzame negentels-dans, men zou ook kunnen zeggen een soort onregelmatige sarabande) aan wendde ln hoger-mikkende mu ziek. Zyn „Zes populaire schilde ringen", ballet voor piano opus 4, behelzen een sublimering van een aantal oude bouzouki-lied eren. Maar het was ook Hatzidakis die in de ambitie het Griekse lichte lied te bevrijden uit de zoetgevooisde Europaïserende operette-sty 1, de botizouKi voor het eerst toepaste in de lichte muziek, zyn liedje „Ze ven liedjes zal ik zingen" uit de filmmuziek die hy samen met Tsi tsanis schreef voor Kakoyannis' eerste film „Stella" vormt wat dat betreft een myipaal Die Griekse film uit 1956 ls trouwens, doordat ze ook de eerste filmrol voor Me- lina Merkourl bracht, een viervou dig historisch document. In de Jaren die volgen schreef Hatzidakis vooroameiyk „lichte lie deren" (lk weet er geen beter woord voor) voor de door hem ontdekte Nana Mouskoury, wier stem ech ter geen bouzouki verdroeg. Heel Griekenland zong ze. greren. Althans, dat beweert Theo dorakis, die pretendeert hem door de „epitaphios" de definitieve stoot- omhoog te hebben gegeven. Zodat we nu twee totaal verschillende op namen van de „Epitaphios" heb ben: de verstilde lichte liedkunst van Mouskoury in Hatzidakis' rag fijne instrumentatie én de keihar de dansliederen van Bithikotsis op Columbia, in welke vorm zy onder de Grieken het meest bekend zyn geworden. Maar Mouskoury, zwaar beledigd omdat Theodorakis „haar" liederen ook en tegeiyk door een man als Bithikotsis had laten zin gen (iets wat ze nu misschien een eer zou vinden), heeft sindsdien nooit meer iets van Theodorakis gezongen DICHTERS Wat de betrekkingen tussen Hatzidakis en Theodorakis betreft, die zyn „wisselend" gebleven, maar tot een breuk is het nooit geko men. De wereld werd het eerst door Hatzidakis veroverd met riJn Jon gens van Piraeus uit „Nooit op zondag", maar voor Griekenland bleek Theodorakis' „Epitaphios" het begin te zyn van wat men zou kunnen noemen de „sublimering" van de Bouzouki-muziek. Steeds meer gingen de teksten van beken de dichters dienst doen, tot die van Nobelprijswinnaar Seferis toe, en het zyn bepaald geen Mchte tek sten waarop de Grieken nu hun lichte liederen zingen, verzaligd na een goede maaltyd: „op het gehei me strand wit als een duif, dorst ten wy in de middag, maar het water was brak over het blonde zand schreven wy haar naam, hoe mooi blies de zeewind, en wiste het uit met welk een hart, welk een adem, met hoeveel verlangen, hoe veel hartstocht, namen wy ons le ven fout, en we veranderden van leven ORATORIUM

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 10