EXTRA o .MET. o •GEHEIM VAN .LEVEN?. -- 1 -p.. ABe fflmtmtieG zt}n ontleend aan „De jtacJIt op het vfras" ran Greer Williams, in 1962 verschenen bij H. Meulenhoff in Amsterdam. Links: Een model van een klein stukje van de zeer langgerekte ke ten van het levenszuurDNA, zoals men dat in een laboratorium met ijzerdraad en balletjes heeft vervaardigd. Hieronder: Dit zijn bacteriofagen: virussen, die in bacteriën binnendringen en zich daar vermenigvuldigen. Zichtbaar zijn de „staarten", waarmee de virus sen op het punt staan de cel wand van de bacteriën te doorboren. Rechts: Zo laat de elektronenmicroscoop een van de beruchtste vi russoorten zien: dat van de poliomyelitishet is op deze foto 100.000 maal vergroot. Daaronder: Een van de vruchtbaarste laboratorium proeven is die met het tabaksmozaiekvirusHeel wat jonge tabaks planten zijn in de kassen aan dit virus ten offer gebracht. BIJLAGE LEIDSCH DAGBLAD ZATERDAG 8 JANUARI 1966 IT is het spookbeeld: straks zal de mens het geheim van het leven 'luieren en wat zal hij rn» net die kennis doen? Zal etn „beter" mens voor de jlge in de plaats stellen of J'^hj zich zelf in een biolo- \ti! oorlog uitroeien? Een Taiischapsman zegt er niet ''Sr dan dit van: we zullen j voorzichtig moeten zijn. lui kèn men er ook niet over zeggen. jgjZijn nog zoveel onzekerheden, vaag- ersen en problemen, dat de grootste kundigen het op vele punten onder- edf oneens zijn. Vast staat echter, dat gevende cel steeds meer geheimen 4kS geeft en dat daardoor de samenle- i rg op korte of lange termijn diep- ikr zo n'e* onhei"kenbaar kan veran- en. Huxleys leven uit een reageer- »g(ïje is geen pure fantasie meer. re<J lang is het levensproces van mys- !85e teruggebracht tot een samenspel net chemische en fysische verschijnse- htj elk op zich zelf kenbaar en ver- ïrbaar. Echter, de enorme complexi- van de onderlinge inwerkingen en Utenhangen houdt nog veel sluiers b.)smos meende cel is een kosmos in zich zelf. I. is de kleinste levenseenheid, die voe- "frsstoffen opneemt en daaruit de rkgTgie put voor allerlei processen; die lrt splitst in identieke dochtercellen; los samen met vele andere cellen ten u">te de levende wezens vormt: plan- dieren, mensen. De cel bestaat uit ,S|io organische verbindingen: eiwitten, letlhydraten, vetten, zuren. Er is wel- geen chemisch element of het is 'de cel terug te vinden, in overvloed pifin uiterst geringe sporen. In principe rade samenstelling van de cel geheel "tend. ^iirlijk heeft men geprobeerd, uit de 'menten en hun verbindingen iets le- p.ids samen te stellen. Wat men Qeg was iets, dat chemisch niet van u\t was te onderscheiden maar dat materie was en bleef. Wat wel ge- ïute was, dat men levende substantie Reedde en terugbracht tot eenvoudi- tu' verbindingen, de bestanddelen la bs weer samenvoegde en dan weer die ende stof terugkreeg. Op dat mo- „ipit werd er even geroepen, dat de ïesns leven had gemaakt, maar dat 'n6 niet waar het leven maakte zich li geheim van de voortplanting moet i auilen in de celkern, het centrum van cel en in verhouding tot haar even tin als de zon ten opzichte van het nAnestelsel. In de celkern bevinden ':h chromosomen, langgerekte „draad- I", die de aard van de cel bepalen, j^at een cel delen, dan groeperen de r romosomen rich netjes en splijten al le in tweeën; elk van de helften naar een dochtercel, bouwt daar een andere helft op. De dochters zijn normaal precies gelijk aan de moeder. Deze wetenschap, eenmaal verkregen, verplaatste het probleem van de ver menigvuldiging van de cel naar het chromosoom. Zodra de techniek een maal verfijnd genoeg was wist men ook dit uit elkaar te halen en toen kwa men de werkelijke dragers der erfelij ke eigenschappen aan het licht: de ge nen. Elk chromosoom bleek te zijn op gebouwd uit enorme aantallen genen, en elk gen vertegenwoordigde een be- bepaalde eigenschap. De aard der genen en hun combinatie maken dus in laat ste instantie uit, wat voor levend orga nisme zal ontstaan. O O O D Wat? Opnieuw werd de vraagstelling nauwer: wèt in een gen maakt het tot de dra ger van een erfelijke eigenschap? En ook op die vraag is het antwoord ge vonden. Het bestaat uit één woord uit de gecompliceerde taalschat der che mie: desoxyribonucleïnezuur. Er is een zuur in het gen, dat door zijn sa menstelling het karakter van het gen bepaalt. De Engelse afkorting DNA is dan ook snel populair geworden. Tot voor enige tijd was het een soort dog ma in de biochemie, dat DNA dé erfe lijkheidsdrager was. Sinds kort echter is gebleken, dat ook een tweede, ver want zuur, het ribonucleïnezuur (RNA) in sommige gevallen optreedt als doorgever van erfelijke eigenschap pen. Hiervan heeft professor S. Spiegel man in Illinois een overtuigend bewijs geleverd. Hij bracht RNA in een rea geerbuis in aanraking met een speciaal enzym en met de samenstellende bouw stenen, die het RNA nodig heeft om zich te vermenigvuldigen. Hij kreeg nieuwe RNA-moleculen, die blauwdruk ken" waren van de oorspronkelijke en die, evenals het uitgangsmateriaal, eigenschappen van leven vertoonden. Het RNA had dus ook de mogelijkheid om zich zelf te kopiëren, en het had bovendien „leven" aan dode materie meegedeeld. Wat Spiegelman in zijn reageerbuisje kreeg was een actief RNA-molecule, en dat is hetzelfde als een virus zonder zijn beschermende omhulsel. Virussen immers bestaan uit een RNA- of DNA- molecule, waaromheen zich een uit eiwitten bestaand omhulsel bevindt. Zij zijn bekend als veroorzakers van som mige ziekten. Virussen zijn intrigerende verschijnselen, want ze vormen een overgang van niet levende naar leven de materie. Men kan ze bij voorbeeld kristalliseren en ze zijn als kristal niets anders dan een gewone chemische ver binding. Op een geschikte voedingsbo dem echter gaan ze zich vermenigvul digen; ze verlaten hun eiwithuls en ko men dan sterk overeen met een cel kern. Virussen zijn parasieten; ze kun nen zich alleen voortplanten in een an der organisme. Een virus dringt in een cel door en verandert haar daardoor ontstaan zieke cellen en dus ziekten. Hun betrekkelijke eenvoud maakt virus sen zeer geschikt om als studiemate riaal te worden gebruikt bij onderzoe- DRIEgebeurtenissen, zich onlangs afspelend binnen de tijd van enkele maanden, hebben, hoe verschillend van aard ook, weer eens sterk de aan dacht gevestigd op de biochemie, de scheikunde van de levensprocessen, die de laatste jaren een welhaast adembenemende ontwikkeling doormaakt. In Amerika maakt professor S. Spiegelman van de Universiteit van Illi nois bekend, dat het hem en zijn medewerkers is gelukt, in een rea geerbuis een actief virus te vermeerderen met behulp van niet-Ievend materiaal. De Nobelprijs voor Geneeskunde wordt toegekend aan de Franse ge leerden Jacob, Monod en Lwoff voor hun ontdekking van het „reguleren de gen". Bij de Wetenschappelijke Uitgeverij N.V. in Amsterdam verschijnt de Nederlandse vertaling van De mensenmakers door Richard Kaufmann. handelend over de toekomst van de mens in een biologisch geleide wereld. Deze samenloop van gebeurtenissen is voor onze redacteur wetenschappen aanleiding, op deze pagina iets te vertellen over hetgeen er op biochemisch gebied gaande is en over de consequenties die het kan hebben. Zijn gegevens vond hij in de vakliteratuur, in De mensenmakers en in een gesprek met twee medewerkers van het biochemisch laboratorium van de Rijksuniversiteit in Leiden, drs. J. van Duin en drs. B. W. Hoogendam. DOOR EIBERT H. BUNTE vele mogelijkheden. In al die gevallen treedt een plotselinge verandering van eigenschappen op. Dat zijn de befaam de. mutaties, die het verschijnsel der evolutie hebben mogelijk gemaakt; de evolutie, waaruit ten slotte in de loop van miljarden jaren de mens te voor schijn is gekomen. De mens: honder den miljarden cellen te zamen, waar van sommige over andere nadenken, en ten slotte over zich zelf. De biochemici kunnen mutaties veroorza ken. Ze hebben dat onder meer bewe zen ahn het tabaksmozaïekvirus. Blade ren van tabaksplanten, die er door zijn aangetast, krijgen geelbruine vlekken. Langs chemische weg heeft men in het DNA van dit virus een verandering aan gebracht, en het gemuteerde virus ver oorzaakte zwarte vlekken. Het virus was veranderd, en had de wijzigingen op zijn nakomelingschap overgebracht. Kunstmatige wijziging van erfelijke eigen schappen. Welke betekenis heeft dat voor ons zelf? Eén facet is onmiddel lijk duidelijk: in verkeerde handen is het een wapen, dat zeker zo gevaar lijk is als nucleaire bommen. Die ver keerde handen zouden in het laborato rium een kwaadaardig virus kunnen vervaardigen, waartegen het menselijk organisme geen natuurlijke afweer heeft. Verspreid in vijandig gebied zou het de mensen daar doen sterven als vliegen. De eigen bevolking zou men kunnen beschermen met een gelijktijdig ontwikkeld „tegengif'. ren vaststaande eigenschappen. Eigen schappen, die een machthebber aange naam zijn: volgzaamheid, conformisme, arbeidzaamheid, om maar wat te noe men. Wie „gevaarlijke" genen heeft, waaruit later bij voorbeeld een revolu tionair zou kunnen voortkomen, wordt bij voorbaat van het voortplantingspro ces uitgesloten. Persoonlijke voorkeur, liefde en soortgelijke staatsgevaarlijke zaken spelen geen rol meer, worden al thans rigoureus onderdrukt; de compu ter regelt alles, ook het nageslacht. Somberder Biomassa kingen naar DNA en RNA. Vooral een bepaald soort, bacteriofagen genoemd omdat zij zich nestelen in bacteriën, is populair geworden wegens de snel heid waarmee de processen zich afspe len. Inmiddels is de kernvraag, die begon bij de cel, overging op het chromosoom en later naar het gen, terechtgekomen bij het DNA: hoe worden de eigenschap pen doorgegeven? DNA is een uiterst gecompliceerde chemi sche verbinding, een zeer langgerekte keten van twee spiraalsgewijs om el kaar gewonden moleculen, onderling verbonden door een viertal verschillen de basen (een base is, chemisch ge sproken, het „tegenovergestelde" van een zuur en kan daarmee een zout vor men), die zich op bepaalde wijze twee aan twee kunnen combineren. Zoals nu de volgorde van de letters bepaalt wat voor woord wordt gevormd, zo maakt de volgorde van deze combinatie van basen in de zeer lange keten uit, wat voor eigenschap is vastgelegd. Als men een stuk of twintig letters neemt, ge lijke en verschillende, kan men miljoe nen woorden vormen; het DNA is zo lang, en de combinaties kunnen elkaar dus op zoveel manieren afwisselen, dat dit zuur een oneindig groot aantal eigenschappen kan definiëren. Dit ver klaart de overvloed der natuur met al zijn soorten planten, dieren en mensen, die onderling allemaal ook weer ver schillen. Hoe dit DNA eigenschappen kan „doorge ven" is de laatste jaren ontraadseld. De twee om elkaar geslingerde stren gen ontrollen zich. Dat gaat met een snelheid, groter dan die van een snelle centrifuge, en het is de biochemici nog altijd een raadsel hoe het tere draadje, dat bij de minste aanraking breekt, de ze beproeving ongeschonden kan door staan. Elk van de twee bouwt uit de stof fen in zijn omgeving een andere part ner op zodat nieuwe, bij elkaar beho rende paren ontstaan. Het DNA bepaalt het RNA, het RNA de eiwitten van de cel, en op die wijze dus de samenstel ling van de gehele cel. Een belangrijke rol wordt hierbij ook gespeeld door het „regulerende gen", voor de ontdekking waarvan de Fransen Jacob, Monod en Lwoff de Nobelprijs 1965 voor genees kunde hebben gekregen, want dit gen bepaalt, wanneer activiteit nodig is en hoe lang. Dank zij dit gen bij voorbeeld wordt een organisme niet groter wan neer het volwassen is. Subtiel Van essentieel belang is, dat het DNA niet altijd ongewijzigd blijft; was dit zo, dan had er van de evolutie geen sprake kunnen zijn. Het is een uiterst subtiele structuur en daarin kunnen wij zigingen optreden. Bepaalde chemica liën bij voorbeeld kunnen erop inwerken en de ene stof vervangen door de ande re. Dat betekent een verandering van het gen. dus van de eigenschap. Of ra dio-actieve straling kan moleculen of atomen in het geordende geheel raken en van hun plaats doen gaan. Er zijn Minder evident, doch nog gevaarlijker, is de geleidelijke beïnvloeding en veran dering van het menselijk organisme. Men kan In bepaalde wetenschappelij ke kringen tegenwoordig nogal eens horen, dat het gemeenschappelijke men selijke erfelijkheidsmateriaal de „biomassa" in kwaliteit achteruit gaat, en dat daar iets aan gedaan dient te worden. Daarover spreekt Richard Kaufmann uitvoerig in zijn boek De Mensenmakers. Het zijn biologen, genetici, biochemici en soortgelijke wetenschapsbeoefenaren die menen iets tegen de verslechtering van de biomassa te kunnen doen. Onze maatschappij houdt mensen in het le ven, en stelt hen in staat zich voort te planten, die bij een natuurlijke gang van zaken in de strijd om het bestaan ten onder zouden zijn gegaan: mensen met lichamelijke of geestelijke afwijkin gen, die zij op hun nakomelingschap kunnen overdragen. Die verkeerde ge nen moeten uit de biomassa worden verwijderd, zo redeneert men, en dat zal mogelijk zijn zodra de samenstel ling van die massa, en in het bijzonder de „code" van het DNA tot in details bekend is. Terecht trekt Kaufmann hieruit de con clusie, dat de wetenschap straks dus ook in staat zal zijn andere clan nadeli ge erfelijke eigenschappen te wijzigen. Zo zou men van iedere mens de per soonlijke erfelijkheidsmassa kunnen vaststellen en door de mannen en vrou wen met gewenste combinaties van genen samen te brengen een nakome lingschap kunnen verkrijgen met tevo- Kaufmann schildert het beeld van de mens in een biologisch geleide maat schappij zeer uitvoerig, en met iedere penseelstreek wordt het somberder. Somber voor ons, wel te verstaan, want het is natuurlijk duidelijk dat de mens van over een aantal generaties de sa menleving om zich heen net zo accep teert als wij de onze, die voor onze voorouders onaanvaardbaar zou zijn geweest. De vraag rijst, of ooit een zo precieze beïnvloeding van chromosomen, genen en DNA mogelijk zal zijn als voor een regeling als Kaufmann schetst nodig zou zijn. Momenteel is dat zeker nog niet het geval. Men kan met chemische en fysische middelen mutaties verwek ken. doch daarbij is het altijd een „gok" wat men ermee bereikt. Het spreekt vanzelf dat een grove in greep van buiten in een uiterst gecom pliceerd en nauwluisterend geheel meer kans loopt de orde te verstoren dan deze te vergroten. Neem bestralingen. Een gamma-quant zal doorgaans in een mo lecule atomen van hun plaats slingeren, die zich op willekeurige wijze hergroe peren. De kans, dat zo'n quant een zo danige verplaatsing teweegbrengt dat het molecule als geheel er beter door wordt is uitermate klein. Een vergelij king overigens mank gaande als alle vergelijkingen maakt dit duidelijk. Als men op een biljart een aantal bal len in een cirkel legt en men stoot er een paar andere ballen naar toe, dan zal bij de botsingen de cirkelvorm ver stoord worden en komen de ballen in een willekeurige configuratie tot rust. Veel, veel onwaarschijnlijker is het dat men, met zo'n willekeurige verdeling als uitgangspunt, door het stoten bereikt dat de ballen precies in een cirkel tot stilstand komen. Zullen biologen, genetici en biochemici ooit het spel der genen zó perfect leren spelen, dat Kaufmanns boek zal wor den bewaarheid en dat. nog weer later, de „brave new world" van Huxley zal worden geboren, waarin de mens uit een reageerbuis afkomstig is? „Matrijs'" Reeds heeft Spiegelman synthetisch een actief RNA weten te vermeerderen in zo'n reageerbuis, zij het dat hij daar voor levend materiaal nodig had. dat als „matrijs" moest dienen. Vandaar is het nog maar één stap naar het vervaardi gen van levende stof uit dode. Eén stap maar de allermoeilijkste.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 9