TROMPERS PIJPERS CLUB 500 „EEN EREZAAK Kom er ACHT-er II Armoede Gevangenis Bewogen Zaterdag 8 januari 1966 L.D.-EXTRAfd* /N de vorige bijdrage werden we argeloos geconfronteerd met een nachtwakerdie ge houden was alle uyren opte trompet te blasen". Daarmee hebben de pijpers en trompers hun intree in deze geschied schrijving gedaan. Trompers en pijpers is een ver zamelnaam voor de stadsmuzikan ten uit de eerste uren, waarbij de trompers duidelijk hogere rechten hebben. Zij zijn in eerste instan tie de wakers op de toren, die van tijd tot tyd „teycken" moesten blazen en bij brand of onraad de klok moesten luiden om daarna met het uithangen van een bran dende lantaarn de richting te wijzen aan de blussers. Dat werk was natuurlek onmogelijk te ver vullen door één trompettende wa ker; het ambt werd daarom al spoedig in minstens dubbele be zetting vervuld. De oudste aanwijzing hierover vinden we in 1391 als „den twien trompenaars op ten toern" ieder 26 pond als jaarsalaris krijgen uitbe taald. De stad had ook nog alleen maar wakende wachters in dienst, want vijf van hen krijgen elk 5 el laken „tot hoeren winterrocken". ZtJ verrichtten hun preventie ve werk op de toren van de Pie terskerk. tenminste tot 1512. Om daarop te kunnen komen, werden zij door de koster gebracht „des avonts die Kerck doerre ende op- ten thoeren gelaten" om aan het einde van de nacht in tegengestel de richting geleid te worden. We weten helaas te weinig van die trompers, maar wat de Leidse functionarissen betreft kunnen we de Haarlemse beschrijving „dat zij opte thoorne van de parochie- kercke en den gezetten processiën met hunne instrumenten en schal- meyen gespeeldt en voorts de nachtwaike opter kerke thoorn voortz(egd) bewaert hebben" ook hier van toepassing verklaren. de Marenbrugge droeg; en op die plaats weder afgelost wierdt door de Pastoor van Sint Pancraes Kerk. welke hetzelve vervolgend trage to op de Gansoordbrugge, tusschen de Hooigragt en de Hoo- gewoerd; op deze plaats, als het uitterste van zyn gebied, bleef hy staan, tot dat hy het weder over handigden aan den Pastoor van Sint Pieters Kerk. die het met de zelve Staatsie bragt van waar het gekoomen was". Zij zijn echter vergeten om te vermelden wat men zong en speelde. Om de muziek bij bijzondere ge- leeenhMen extra goed te laten weerklinken haalde men van hein de en verre de muzikanten naar de stad toe ter opluistering van zo'n Drocessie. zoals bijv. in 1413 gebeurde bij de in dat jaar groot ser gevierde ommegang „in ghe- Der stede pipers afleiden. Liepen „die vanden Ge rechte" in blauw laken, aan het zwart kon men de stadsheelmees ter en de ambtenaren herkennen, terwijl men bij het zien van rood laken wist tegenover de stede knechten en stratemaker te staan. De pipers en trompers waren in het groen gehuld, tenminste in 1427. want in 1433 valt de muziek onder de noemer van de stede- knechten en gaan Jan de trom- per, Tielman, Jan Duusterwalt en Coen de pipers dus in het rood het leven. Maar toch kon men hen van bijvoorbeeld de stratemaker onder scheiden door de rood-witte band op hun mouw. De trompet was hier ter stede versierd met een lakense wimpel in de stedelijke kleuren. De mantelachtige tabbaard die de ze lieden droegen was het uiter lijk teken van hun officiële sta tus. We mogen over de stadsspeel- Grepen uit het Leidse muziekleven deincknlsse der victorie van Lu- dic" Er is dan sprake van een extra traktatie voor de uitvoeren den als „een organist tot Sinte Piers. 4 pipers metten tromper, 2 mustreels ende die man die Bey- ert". Leentjebuur spelen was alge meen verbreid, zoals o.a. blijkt uit het tresoriersboek van Bergen op Zoom waarin op 8 mei 1490 spra ke is van „groote ommeganckdaghe kwamen hier de pijpers van Ant werpen, Leiden en Reimerswale". Het aantaJ stadsmuzikanten wisselt nogal, maar met het verstrijken van de tijd valt wel een uitbrei ding van pipers waar te nemen van twee in 1399/1400 tot vier in 1419 en vijf in het jaar daarop. In 1426 worden zij gespecificeerd in „2 pipers en 2 luutspelers, Gheryt de beyerman en Jan der stede tromper". Al deze stadsdienaren gingen in ambstkleding gehuld. Aan de kleur van de mantel kon men het ambt liederen niet gering denken en ze absoluut niet op één lijn stellen met de vagebonderende rondtrek kende muzikanten uit die dagen. De aantekening dat mr. Floris Schuyt, organist. Ulrich en Willem Cornelis en Jan Jacobsz. de Leeu, die tenor was in (de zevengetijden van) de Pieterskerk de stadsspeel lieden waren in 1560 bevestigt dat. Het waren vakbekwame lieden. Zó zelfs dat het stadsbestuur Ulrich Cornclisz. naar Antwerpen stuurt om daar „eens van drie scher- meyen" een trompet en twee coeckers" te kopen voor totaal ruim 56 dollar. Dat de stad de musici goed ge zind was blijkt veelvuldig overdui delijk. Dat de muziek in deze stad ook graag beoefend wilde worden, zullen we een volgende keer nader bezien. Optreden voor i/ohan diva pi en De trompetters waren dus muzi kanten, die op vastgestelde dagen en tijden hun muziekinstrumenten ook wat lager bij de grond moch ten bespelen, waarbij ze vooral tijdens de processies harmonisch geassisteerd werden door schal meispelers. Tegen het eind van de veertiende eeuw vinden we hier naast Boydyn en Aernt of Aernt- gen als trompers Claes en zijn zoon Keyntgen als pipers vermeld. Zij blazen dus hun partij in de met grote statie te houden grote om megang op de zondag na Hemel vaartsdag. Zo'n processie was een religieuze optocht met symbolische groepen (zoals de 12 apostelen in de ..ommeganc" van 1391), zangers i ook de schoolmeesters en de kin deren trokken mee) en instrumen talisten, met aan het slot de cu- reit (is pastoor) die in de monstrans het zgn „Hoogwaardig" droeg. Or- lers en van Mieris geven ons een beschrijving van zo'n processie, waarbij „de Kommandeur of pas toor van Sint Pieterskerk, als de Hoofdkerk der Stad met het H. Sacrament in zyne handen uit zy- ne kerk ging en droeg het zelve tot op het midden van het Bostel- brugge; aldaar stand houdende, gaf hy het aan den Pastoor van de L. Vrouwekerk over, welke het dan verder tot op het midden van André Korpershoek maakte zijn debuut voor de Club in een gevan genis. „Ik zal het nooit vergeten", zegt hij. „We werden verwelkomd door een man, die in het gevange nisgebouw zelf zo'n deur of vijf zorgvuldig opende en zorgvuldig sloot. Elke keer: rinkel-de-kinkel- boem. Ik had zoiets nog nooit meegemaakt. Tegen de tijd dat we op de plaats van bestemming wa ren aangekomen, had ik een keel van jewelste; slikken kon ik niet meer. Een van die mensen daar vroeg, of ik een glas warme melk wilde. Nou gruw ik daarvan, maar toen heb ik twee glazen achter el kaar leeggedronken. Daarna ging het weer. De voorstelling zelf was een reuze succes. We hadden met ruime hand vrouwelijk schoon in die show gestopt want ach, in vinder, o r-\ 1 uc üeiae bovenstaande tekeningen De juiste oplossing vindt D eldere op deze pagtaa. Over mensen en dingen dicht bij huis ,,'t Is een erezaak", zegt de 25-jarige receptionist André Korpershoek. ..Het is een stuk idealisme", vindt de 21-jarige belastingambtenaar Bob van Nierop. „We hebben het graag voor die mensen over", voegen de aankomend boekhouder Willem Roelandse (18) en de in het stukadoorsvak werkzaam zijnde John van Houten (15) er aan toe. De meningen van deze Leidenaars hebben be trekking op hun werk voor de ,,Club 500", een stichting voor ontspanning voor geestelijk en lichamelijk gehandicapten. An dré als conferencier, Bob met zijn sprekende pop Sparkey, John als slagwerker en Willem als accordeonist. De ongeveer 500 leden van de Club (amateur- en beroepsarties ten) treden overal op waar hun dat gevraagd wordt. En zij doen dat geheel gravis, zoals het voor naamste stichtingsartikel uitdruk kelijk voorschrijft. De afbakening van het werkterrein („gehandicap ten") wordt zeer royaal genomen. In de ruim drie jaar van haar be staan, heeft de stichting ontspan ningsavonden georganiseerd in zie kenhuizen. sanatoria. tehuizen voor blinden, kindertehuizen, maar ook in gevangenissen en voor be jaarden. De leden van de „Club 500", on der wie heel wat beroemdheden, treden op in theaters met vele honderden toeschouwers, maar ook in een zaaltje voor twintig man. Of er nu artiesten plotseling uit vallen, of de wegen nu spiegelglad zijn of door dikke mist onveilig worden gemaakt, de stichting kent maar één parool: „De show moet doorgaan", aldus André Korpers hoek. die naast conferencier ook nog leider en organisator is van het district Noord- en Zuid-Hol land van de Club Rijnzichtstraat 20). Hij doet dit werk sinds april 1965; in zijn vrije tijd. In die Kom er ACHT-er 1. vaas 2. man links heeft knoopje meer 3. vrouw rechts heeft tand meer 4. jongetje zijn voeten zijn groter 5. oorbel middelste vrouw 6. horloge man op stoel 7. oor van hondje langer 8. koektrommeltje kleiner Trompers met hun van wimpels voorziene trompetten. dan ook wat ons zo pijnlijk is op gevallen: de armoede die hier in stilte wordt geleden", aldus André Korpershoek. Een markante con- clusie in dit land met zijn sociale voorzieningen, zijn subsidies, zijn wetjes, verordeningetjes en kerke- werk, om het zo langzamer hand afschuwelijke woord „wel vaart" maar niet te gebruiken. „De Club 500" hoopt dan ook wat meer subsidie te kunnen los peuteren bij de minister. Men wil in elk geval zover komen, dat men de artiesten het reisgeld vergoedt. Op het ogenblik is dat maar ge deeltelijk het geval. Korpershoek vertelt dat de stichting thans be schikt over enkele donaties van vriendelijke fabrieksdirecteuren en ook een bijdrage heeft ontvangen van het Koninklijk Huis, maar fi nancieel blyft haar positie moei lijk. trole over hun ledematen, het ziet, denk je: waar ben wat gebeurt hier". André Korpershoek: „Het is tuurlijk zinloos om daar een in elkaar zittendë conférence een geraffineerd clownsnumme ra brengen. Op zulke momenten k het van a tot z op improvis aan. Dat gebeurt trouwens vaak, omdat wij eigenlijk i precies weten voor welk publiek! moeten optreden. Bij die jong ben ik het toneel opgestormd heb me aangesteld als een 1 vreemd heerschap. Die jong hebben krom gelegen van het chen, want het is zó'n dankh publiek. Toen ik even aan de p was, tikte al vlug een zuster m«f de schouder en zei: „Meneer, u wel wat voorzichtig zijn, we r ken ons een beetje ongerust". Bob van Nierop: „Je moet voo durend zoeken naar contact, j moet die kinderen er als het \r( so bijtrekken. Ik probeer dat t ec mijn sprekende pop altijd te doe va ge Het viertal wijst vervolgens de problemen bij een voorstel!) ge voor blinden, waarbij vooral s ,w( taak rust op de schouders van ~jS muzikanten. ja Zijn er ook nog artiesit die weigeren voor de „Club 5(j. (dus gratis) op te treden? André Korpershoek: „Ja. Het v. me weinig moeite kosten er qk aantal op te noemen. Ach, ik b, W dat in sommige gevallen nog m begrijpen. Een beatgroep, die é,dï gulden per avond vangt, moet ile alles pakken wat er te pakken n want over een tydje zijn ze er q Maar daar staat tegenover dat w artiesten geen moeite te veel is o Bi wél voor de „Club 500" op te tr H den. Het „Rhythm Trio" kwam t kr Duitsland overgevlogen om in Rt et terdam voor bejaarden op te tr bl den, er is bijv. een 13-jarige Dui: gitarist, Aloys Johnson, die keer per maand voor de Club ow komt en zo zijn er meer". Hebben die voorstellingi bc voor al die gehandicapte me to sen je nu niets gedaan? 12 Korpershoek: „Ja, Je merkt aan kleine dingetjes. Als ik een mop hoorde over een mannetje, nou dan lachte ik de rest mee. Ik zou dat nu om worden. In dat opzicht is lachen me vergaan". ANDRÉ KORPERSHOEK debuut in gevangenis acht maanden is hij zelf zo'n klei ne dertig keer opgetreden en heeft hij de hand gehad in het optre den van tal van anderen. Korpers hoek betreurt het, dat de Club in sommige tehuizen niet wat meer kan optreden. Waarom is dat niet moge lijk? „Omdat zo'n tehuis dat gewoon niet kan betalen. Ook al vragen wij niets, dan nog blijven er vele kosten over. Want die mensen wil len toch wat voor je doen. Ze ge ven je een maaltijd, ze zorgen voor een geschenkje en sigaretten, ze willen er voor hun patiënten ook iets meer van maken, ze hebben op zo'n avond extra verplegend perso neel nodig en ga zo maar door. Geld daarvoor is er niet. En dat is zo'n optreden voor gevangenen moet je natuurlijk met gevoel en psychologie te werk gaan". Vraagt men het viertal naar de meest bewogen ervaring dan komt als uit één mond het antwoord: het optreden, enige tijd geleden, in een tehuis voor jongens die lijden aan vallende ziekten. Bob van Nierop: „Het zijn jon gens van zestien jaar en ouder, maar hun bevattingsvermogen reikt niet verder dan dat van een acht jarige. Ze hebben vaak geen con-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1966 | | pagina 12