A\o 'MKET-goml Modern spel Vrolijkheid Drie soorten van commentaar Even denken 1 Kom er ACHT-er ■J HOE WERKT HET Zaterdag 11 december 1965 Pagina 2 Weekeindbijlage L.D. Exl *C Bridge vraag van deze week: Zuid heeft: H 3. 4, O H V 10 6, A V 10 7 4 2. Zuid gever, OW kwets baar. Het bieden begint: zuid één klaver west past noord één schoppen oost twee harten wat moet zuid doen? Antwoord elders op deze pagina. BRIDGE Zeer moeilijke spellen ziet men in de praktijk maar weinig maken. In een wedstrijd laat de beschikbare bedenktijd nauwe lijks toe over een probleem te gaan „studeren". Het onder staande partijtje zou misschien door een enkele meester in de praktijk goed opgelost kunnen worden. In uw luie stoel hebt u er wat méér tijd voor probeer eens, of u het binnen redelijke tijd kunt vinden H 9 2 9 A H 7 5 3 2 V 10 9 8 N WO A V 8 6 5 O V 10 7 4 3 A A B Allen kwetsbaar, zuid gever. Zuid één schoppen west twee ruiten noord doublet oost past drie harten noord vier SA zuid vijf schoppen noord zes Kom er ACHT-er 1. visje meer 2. de 1 op het nummerbord 3. bumper 4. 1 druppel meer rechts 5. schaal in etalage 6. mond vrouw in auto 7. de F van café 8. vogel in de lucht schoppen einde. Misschien is het bieden uw smaak niet, het eindcontract is in elk geval rede- UJk genoeg. West komt uit met ruitenheer, oost speelt ruiten vier bij. Gegeven is verder, dat by de eerste maal dat NZ schoppen (troef) spelen, by west schoppen tien valt. Hoe doet u het Puzzel eerst alvorens verder te lezen. Oplossing: Dat na wests volgbod, de verdeling gunstig zou zyn, zult u wel niet geloven. Evenmin is de kans groot, dat oost klaverheer heeft. Het ïykt verieddelyk op het vryspelen van de hartens te avon turen om later de klaverheer maar gewoon weg te geven. Dat plan faalt echter, indien zowel de har tens als de schoppens slecht zitten. Een redely k begin is, in de tweede slag eens troef te verkennen: zuid speelt schoppenaas en by west valt de tien in noord moet de negen bij gespeeld worden, om even tueel later naar vrouw-acht in zuid te kunnen snyden. De waar schuwing van troef tien moet zuid ter harte nemen en in de slagen 3 en 4 vervolgen met klaveraas en dan klaverboer: west neemt met klaverheer. Oost had oorspronkelijk schoppen B 7 4 3 harten B 9 6 5 ruiten 10 4 en klaver 6 4 3. In slag 5 speelt west ruiten vrouw na, door zuid afgetroefd met schoppen vyf. Nu is het tyd om de troef verder te onderzoeken: zuid speelt schoppen zes na, west ruiten weg en noord wint met schoppenheer. De tafel (noord) moet nu eerst hartenaas en har tenheer incasseren, teneinde die kleur niet te blokkeren. Nadat dit gebeurd is speelt noord klaver vrouw, oost bekent en zuid ruimt harten zeven op. Wanneer hierna de vrye klaver tien volgt is oost machteloos: troeft hy niet, dan doet zuid harten tien weg, snydt vervolgens in troef en heeft de rest. Troeft oost wel, dan troeft zuid over met de schoppen acht, incas seert hartenvrouw, troeft de har ten tien met de nuttige schoppen twee die nog in noord ligt (oost moet hartenboer bekennen!) en de laatste slag is voor de schoppen- waaronder oosts schoppen boer valt. Indien schoppen negen niet tydig in noord wordt by ge speeld, faalt dit speelplan: op de vierde klaver (vrouw) doet oost ui. een harten weg, weigert daar na schoppen negen te dekken met de boer waarna zuid ruiten van tafel moet spelen wat hem zyn laatste troef kost. Het tydig spelen van klaveraas en boer, welke speelwyze de winst kansen zeker aanzienhjk zal ver grepen, zou in de praktyk door slechts weinigen onderkend zyn. Mijn compliment als u het zelfs in uw luie stoel goed hebt ge daan! H. W. FILARSKI Antwoord op bridgevraag: Zuid beschikt niet direct over een duidelyk goed bod. Drie klaver zal moeilyk tot iets goeds leiden als noord weinig in die kleur en wei nig in ruiten heeft. Drie ruiten is gevaariyk voor het geval noord een zwak spel heeft. Twee schoppen op een tweekaart is evenmin aan- lokkelyk. Nu is er een goed principe in dergeiyke situaties: kis er geen duidelyk goed bod is en de partner krijgt nog een biedbeurt pas dan eens om te zien wat of die partner van de situatie denkt! Noord zou er in dit geval weinig last mee hebben ge had, daar hy bezat A 9 7 5 4, 9 H 10 9 7 2, 5. •f. 8 3. Hy zou twee harten „opgerold" hebben met een doublet en oost zou zyn volgbod met tenminste 500 straf punten hebben moeten bekopen. En zou noord een ander spel gehad hebben, ook dan zou hy na zuids pasbod iets hebben kunnen doen wat NZ alsnog naar him rechtmatige buit zou kunnen leiden. Na de door Koeperman ge wonnen twaalfde partij van zijn match tegen Tsjegolew volgde een gelijk opgaande dertiende partij die in remise eindigde. De veertiende partij was een boei end flankspelduel geheel in de moderne stijl gespeeld. Rond de 35ste zet krijgt Koeperman goed vat op de positie van zijn tegen stander en bouwt een aanval op die Tsjegolew niet meer weet te pareren. In een acht om acht stand staat Koeperman gewon nen. Tsjegolew probeert nog even of het remise kan worden, maar dit lukt niet. Koeperman wint en brengt hiermet de stand op 19—9 in zijn voordeel. Uw speciale aandacht vragen we voor het spel Koeperman van de 37ste zet af. De manier waarop hij vandaar uit met sobere middelen de winstpositie opbouwt, is toch enorm Wit: Tsjegolew. Zwart: Koeper man 1. 32-28, 19-32; 2. 28x19, 14x23; 3. 35-30, 18-22; 4. 33-29, 12-18; 5. 30-24, 7-12; 6. 38-33, 1-7; 7. 42-38, 10-14, 8. 48-42, 4-10. Zwarts laatste zet heeft ten doel om door 14-19 de witte formatie aan de korte vleugel te kunnen liquideren. 9. 31-26, wit ziet er niets in om door 31-27, 36x27 een Roozenburg-systeem in te lei den. Afgezien van zwarts 23-28 zou hy door 14-19 deze opstelling teniet kunnen doen waardoor wit met een stuk op 27 een goede kans maakt een klassieke positie te moeten aanvaarden. Maar het reeds ge speelde stuk 48 zou hem dan last kunnen brengen. 9. 14-19. 10. 37- 31. 19x30; 11. 34x14, 23x34; 12. 40x29. 10x19, 13. 31—27, 22x31; 14. 26x37, KOEPERMAN 5-10; 15. 46-40, 16-14; 16. 40-34, 16- 21; 17. 44-40, 21-26; 18. 37-32, 17-22; 19. 42-37, 22-27; 20. 32x21, 26-17; 21. 37-32. 18-23; 22. 29x18, 12x23 23. 41-37, 7-12, 24. 32-27, 12-18; 25. 46- 41, 8-12; 26. 37-31, 17-22; 27. 31-26, 22x31; 28. 36x27, 12-17; 29. 50-45, 2-7; 30. 38-32, 7-12; 31. 43-38, 19- 24; dreigt 24-29 en 13-19. 32. 41-37, 14-19; 33. 49-43, 15-20; 34. 27-22, 17x28; 35. 33x22, 18x27; 36. 32x21, 13-18, zie diagram. Door wits manoeuvre by de 34ste zet, vrywel gedwongen omdat hy by een andere voortzetting gro tere moeiiykheden zou hebben ge kregen, heeft zwart een goede centrumpositie gekregen, die aan- valskansen geeft. Van de diagram stand uit zien we zwart dan ook langzaam maar zeker in de aanval komen. 37. 37-32, 9-14, 38. 21-16 11-17; 39. 32-27, 3-8; dreigt 17-21 en 18-22. 40. 27-21, 17-22 41. 40-35, 8-13; Zwart voelt niets voor 22-27 en 23-29. Hy vindt dat zyn kansen dan minder worden. 42. 34-30, 20-25; 43. 47-42, 25x34; 44. 39x30, 24-29; 45. 30-25, 6-11; 46. 16x7, 12x1; 47. 21-16, 22-28, zie diagram. Kunt U de acht arwijkingen in de beide bovenstaande tekening© vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. 9 i O 8 a s 1 f m 0 m ui ""m HL g m W Wit staat hier verloren. Hy volgde met: 48. 26-21, zwart winst forceerde door: 18-22, dreigt 22-27, 49. 42-37, 22-27! 50. 21x32, 28-33; 51. 25-20, 33x31; 52. 20x18, 23x12; 53. 32-27, 31x22; 54. 43-39, 22-28; 55. 39-34, 29x40; 56. 45x34, 28-32; 57. 16-11, 12-18; wit geeft op. In de diagramstand is niet veel beters voor wit. Op 16-11, volgt 18- 22, dreigt 1-7 en 14-20 waarna op 11-6 zwart 22-27 laat volgen. Op 35-30 kan zwart 18-22-27 maar ook 14-20, 25x14, 19x10, dreigt 29-33. Op 30-25 kan dan b.v. 29-34. F. GORDIJN Het schaken behoeft niet al tijd een zo ernstige bezigheid te zijn. Snelschaakwedstrijden bijv. bieden vooral de toeschouwers vaak zulke komische situaties dat men met moeite zijn vrolijk heid bedwingen kan en telkens, dan hier, dan daar aan de tafels luidruchtigheid om geweldige „bokken" of spitse vondsten de wedstrijdleiding tot wat meer „stilte" doet manen. Maar ook by de diepste ernst van het probleemgebeuren kan net „vroiyk" toegaan. De beroemde componist Samuel Lloyd zette eens een groepje lief hebbers het volgende probleem voor met als opgave: Wit zet mat in één zet! abcdefgh SCHAKEN vl t i 1 SI T' 5 Ét 4 LisF. Pf?F, Pg3F,enz. geprobe Maar op geen dezer zetten de zwarte koning mat. Men gaf de pogingen op cludeerde, dat het niet opging Lloyd nu speelde heel b'/xaSD en mat. „O, maar ten dat de witte pionnen de deie kant op speelden" \erweer. Waarop Samuel hen voegde: Zo, dachten jullie heus? Wel, waarom zetten dan niet eenvoudig mat door blD. F,en andere keer zette hy de gende stelling op het bord vroeg: „Wie zet in vieo mat!" erop rekenend, dat zo erg het woordje „wie" dan dat „vier zetten" zo uhoren. En derdaad trachtte men op alle manieren met deze overmacht stukken die eenzame koning te krygen in vier zetten. Toen niet gelukte, maakte Lloyd slachtoffers opmerkzaam op „wie". En toen was het pel (e6xf5; f5xg4; g4xh3 en h3i J. Bernlef en K. Schippers. „Wat Zy Bedoelen." Querido. Amsterdam. Louis Paul Boon. „Reservaat". ABC-Boeken. Amsterdam. De Arbeiderspers. Anne Wadman. „Handdruk en Handgemeen." Leesavon turen met S. Vestdyk. A. W. Bruna en Zoon Utrecht. „Wat zij bedoelenis een bun del interviews. De ondervragers zijn dus J. Bernlef, welbekend als dichter en prozaschrijver, en K. Schippers, die ik nog niet meen te kennen. Aangezien zij in hun woord vooraf nadrukke lijk zeggen dat hun keuze van schrijvers die aan het praten gébracht moeten worden, geba seerd is op hun persoonlijke voorkeur, mag ik hen geen ver wijten maken over afwezigen. Volgens hun zeggen wederom, gaat hun voorkeur uit naar schrijvers die geen „onaange- naam-ernstige opvatting over schrijven en schrijverschap" hebben. Nu zou ik weieens willen weten wie die onaangenaam-ernstigen wel zyn. Is het de bedoeling hen uit te sluiten die „onaangenaam-ern- stig" werk produceren of zyn het schryvende lieden, die „onaange- naam-ernstig" over dat werk spre ken? En wat is dat eigeniyk on- aangenaam-ernstig? Werk of spre- ken-over-werk dat onaangenaam is is m.L niet ernstig. Omgekeerd is ernstig werk of spreken-over-werk veelal aangenaam, want niets is onaangenamer dan quasi-leutig doen over iets dat je in je hart au sérieux neemt; in casu het eigen werk; of dat werk nu luchtig en leuk is of zwaar en diepzinnig dat heeft met het ernstig nemen niets van doen. De geïnterviewde schryvers schryven op een „indi recte en meestal daarmee samen gaande amuserende manier". In direct schrijven bjkt my een con tradictio in terminis en roept by my gedachten op aan spiritistische séances en dat „amuserende" is eveneens voor verschillende uitleg gingen vatbaar. Ik kan my be- grypen dat iemand zich met de eerste geïnterviewde, Simon Car- miggelt zelf, amuseert, maar ik kan me ook begrypen dat iemand na het lezen van diens door my diep bewonderde werk zelfmoord zou plegen. Dat Simon Carmiggelt alleen „amusant" zou zyn is nu typisch een „geykte" opvatting van het soort waar deze heren groot bezwaar tegen hebben. Zich exact uitdrukken valt niet mee, dat merken we ook in vele van deze interviews. De interviews zyn niet onaardig, maar daar is dan ook alles mee gezegd. De vraagjes zyn over het algemeen stereotype, met als gevolg dat de antwoorders niet veel zeggen dat frappeert, behalve wanneer ze zelf het heft in han den nemen zoals Gilliams, Hanlo en Lehmann. Het grootste gedeel te bestaat uit wat kinderlyk peu teren aan kleinigheden, aan veel te lang praten over vondstjes die nauwelijks het opschrijven waard zyn. Soms zou je het kunnen ver- gelyken met gedachteloos zitten krabbelen op een sigarettendoosje daar komt ook weieens iets aar digs by voor den dag. Enfin, men zie maar zelf. BoekenmaRkt In verband met het voorgaan de, de interviews dus van J. Bernlef en K. Schippers, wil ik er in de eerste plaats op wijzen dat Louis Paul in zijn Reser vaat" een heel ernstig mens is met ernstige gevoelens, ernstige opvattingen en zeer ernstige reacties, maar dat hij mij desal niettemin heel wat meer amu seert dan de lieden die zo naar stig en zo vermoeiend op zoek zijn naar een uitleg van hun amuserendeen „indirecte" manier van schrijven. Hy doet nog veel meer dan me amuseren. Hij laat me versteld staan, hy laat me onthutst zyn, hy laat me gewoon lachen en soms by na huilen (dat doen we niet zo gauw). Hy kan me ontroeren en kwaad maken ook. Dat kan hy al lemaal want hy is een groot schrij ver en een fenomenaal commenta tor op deze, zyn tyd. Hy schryft ongeloofiyk direct, het kan niet directer, en heeft een macht over de taal waar die bovenstaande „amuserende indirecten" een hoop van kunnen leren. De eruptieve kracht van deze korte commenta ren op honderd-en-één onderwer pen op Brussel en op zonneba den, op Engeland en op een arme vrouw dia haar werklozensteun kwytraakt, op romans en op Fouyi- ta, op groot-industriëlen en op jongens die van huis weglopen, op filmsterren en op Boeddha, op zwervers en op TV in Amerika, ja waarop niet is sterker dan die van menige roman en menig vers erby. Boon is begiftigd met het bezeten vuur van het korte woord, met een vlammend hart en met een felle haat en hy doopt zyn pen beur telings in liefde en in gaL Het zou byna niet te geloven zyn dat één mens dit honderdvoudig beeld van zijn tyd heeft opgebouwd, als er niet de garantie was van zijn unie ke, onmiddeliyk herkenbare styi. Nee, je moet „Wat zy bedoelen" maar niet naast deze „Reservaat" leggen. Want de heren Bernlef en Schippers mogen zich dan „bewust zyn van de onmogeiykheid, er pre cies achter te komen „wat zy be doelen", geen mens zal ooit maar een seconde twyfelen aan de bedoelingen van Louis Paul Boon. Het commentaar van de ro manschrijver Anne Wadman op enige romans en essays (over muziek) van S. Vestdijk, dat eens de Leeuwarder Courant heeft versierd, is interessant in de eerste plaats omdat op het moment vrijwel niemand zich waagt (en terecht) aan beschou wingen over dit fenomenale werk en ten tweede omdat wat hij erover zegt bijzonder de moeite waard is. Eigeniyk had ik het andersom moeten zeggen. Met een prachtige vasthoudendheid hy heeft zich als een fret vastgebeten komt hy telkens illustrerend terug op wat hem in Vestdyks werk het meest getroffen heeft en op wat hy meent, dat de kern, althans een kern, ervan is. By de gecompli ceerdheid van Vestdyks composities wyst hy b.v. op de vele schynbe- wegingen, op de sluwe humor (welk een uitstekende term in dit verband) waarmee hy meent dat Vestdyk zyn lezer van tyd tot tyd te grazen neemt, op de duivelse nieuwsgierigheid die aan zyn crea tiviteit ten grondslag ligt, op de meesterlyke opbouw van de inge wikkeldste en vreemdsoortigste in triges. Hy wyst op verband tussen gebeurtenissen in een roman en in de tyd en op de noodzaak zelfs ogenschyniyk onbelangryke keu- velpassagea toch met do nodige tyd dingen inzitten die je verder nodig hebt om Vestdyk te kunnen biyven volgen. Anne Wadman is gelukkig geen kritiekloze bewonde raar van Vestdyk (zouden die er eigeniyk wel zyn? Kritiekloze ver- werpers ïyken me helaas waar- schynlyker); hy wyst met een zeker plezier op onmogelijkheden en doffe plekken. Maar desondanks komt hy by dit diepduiken byna al tyd weer boven, ademloos van bewondering en zyn advies: te doen wat hy doet, nL elk boek van Vestdyk te zien in het kader van aandacht te lezen aangezien er al- het totale oeuvre, een moeilyk op te volgen maar volkomen juist ad vies m.i. Het laatste hoofdstuk „Twee poëtische Nierenproevers" ge naamd, had niet in deze vorm ge laten moeten worden. Het is nu af leidend van de eerste strakke be schouwingen, voornameiyk omdat Wadman zelf erin aankomt met commentaar op zaken die met Vestdyk en zyn werk niets van doen hebben. CLARA EGGINK „Dat is wel heel gemakkelyk" was direct ieders oordeel en zoals dat dan meestal gebeurt, strekten zich vele handen naar de schaak stukken uit om die éne zet even uit te poeren. „Dg 2 mat!" Neen, zei Lloyd, dat gaat niet want de dame kan niet weg wegens de to ren op h8. Dan „gewoon": Tc... of anders Td Ook al niet, want dan plaats of de zwarte dame of de raadsheer op a5 zich ertussen en het is dus weer geen mat in één zet. Er werd nog achtereenvolgens (Dat deze stelling volgens spelregels niet mogeiyk is, „dichterlyke" vryheid van de componist). t Door twee straalpijpen (twee, voor stabilisatie) wordt een stoomstroal naar beneden ge richt met voldoende druk om de drager op te heffen. De stoom wordt verkregen door waterstofperoxyde ineen gas generator te persen, waar het doormiddel van een katalysator wordt ontleed in stoom. Het apparaat bestaat uit een gordel (vest) van tiberglas dat met twee gespen aan de voorzijde wordt vastgemaakt. Aan de rug zijde bevindt zich de raketmotor. De besturing geschiedt door twee kontrolehandels aan weerszijde» van de drager. Eén dient voor regeling van de stuwkracht, de andere voor besturing doormid del van straalafbuigers aan de straalpijpen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 10