VERBODEN WEG Paniekdé grote vijand van de mens in de wildernis Indios bravos restant van een trots volk LEIDSCH DAGBLAD VRIJDAG 26 NOVEMBER 1965 ACHTSTE BLAD EEN paar duizend Indianen, de kleine, armzalige Indios van Amazonas, leven er, of wat men daar onder „leven" pleegt te verstaan. De Indios bravos, I de wilde Indianen, vrijwel naakt in de I jungle levend, met hun minimaal aards bezit en hun met piranha-tanden tot I pony-haar geknipte hoofdbedekking. De I schichtige blaaspijp-mannen, die een- ma.41, lang geleden, het interior, het verste binnenland, invluchtten, J omdat ze begrepen en terecht dat ze van de blanke niets dan ellende, j niets dan een snelle en volledige on- dergang te verwachten hadden. Een on dergang die de ene maal Conquista heette en een andere keer rubber. Zij haten en opnieuw: terecht de" blanken, die niet meer in staat blijkt hun vriendschap of vertrouwen te win- I nen of te kopen met beloften, d e j men altijd vlot gaf maar nooit hield. Ze handhaven zich tot het uiterste. dank zij hun blankenbaat. Omdat blan- j ken altijd alleen maar iets zochten dat ten koste van hun bestaan ging: goud. I zilver, kostbare stenen, rubber, noten De missionarissen, de paters van d; j Heilige Geest die hen zoeken, die I hen in die gruwelijk-dichte, herme tische wildernis pogen te vinden, beta- ïen de prijs voor die blanken-haat. I Men probeert contact met hen te ma ken en soms lukt het. Maar grote groe j pen trekken zich pok nu nog terug, ongeacht met welke nobele, of niet no bele, bedoelingen de blanke hen tracht te bereiken. De outcasts HUN BLAASPIJPEN zijn gevrees de wapens, evenals hun met cu rare ingesmeerde pijlpunten. Men heeft me verteld dat de curare, als ze van de goede samenstelling, is, een mens binnen twintig seconden doodt. v I Het grootste mysterie r N DE WEKEN dat ik door E I Amazonas zwierf kreeg ik een X indruk.' een beeld van dat land. Mrar om het werkelijk 5 te leren kennen, om het te door- Z gronden, om het te begrijpen, moet Z men er langer zijn. Geen weken jj maar jaren. Of op z'n minst 5 maanden. S Kort voor mijn vertrek naar Holland ontmoette ik een missio- naris, die daar al vele jaren werkt. Z Op een speciale plaats aan een S E speciale rivier. Ik zal zijn naam Z niet noemer, evenmin als de naam E Hij was het die me, de aller- laatste avond dat ik in Amazonas - was, zei dat ik alleen maar dacht; S dat ik nu iets van dit land wist. Z Elk had aan het land geroken.- En niet méér dan dat, volgens S hem. S Hij vertelde mij over zijn leven 5 Z aan die rivier, die ver boven de Z laatste grote missiepost. Téfé, liet E En over de mensen onder wie hij S Z leeft. En over de rivier zelf. Toen hij klaar was, zei hij: „Ga S met me mee. laten we samen J gaan." Ik heb hem getracht uit te leg- E gen dat ik dat niet kon doen. Dat E S ik afspraken had in Holland, dat er verplichtingen waren die me E noodzaakten terug te keren. E E Hij zag er de noodzaak niet van in. „Ga mee", zei hij opnieuw, „en E stuur een telegram dat je een paar j E maanden later komt. Een mens - weest nooit of er nog een „later" zal komen." S Ik ben niet met hem meegegaan. E E Maar eenmaal hoop ik die ri- vier te bereiken, en het volk te S zien waarover hij me heeft ver- E E tcld. Een ander Amazonas. Een nieuw Amazonas. E Hij was het die m'n hart vulde E E met datgene wat de Portugezen 5 ■noemen: saudade. Met ver la n- E g e n. Met heimwee. E E Wie daar eenmaal was, zal er al- -I tijd naar blijven terugverlangen. S En dat is dan misschien nog het S E grootste mysterie van het ruige, S wilde, mensvijandige Amazonas. HOE kom je zo'n wildernis binnen, hoe kom je erin Het was de Engels sprekende captain van de DC3 die me van Mato Grosso naar Amazonas vloog, die me als eerste het antwoord op die vraag gaf, terwijl ik tegen z'n draaistoeltje in de cockpit leunde: „Daar kóm je nooit binnen, het is No Man's Land, sir, alleen geschikt voor slangen en muskieten, maar niet voor mensen". Vliegend over die groene oneindigheid die Amazonas heet, groen van horizon tot horizon, begreep ik dat er waarheid in zijn woorden moest zijn. Je zou de rivieren, die enorme water-lussen, waarschijnlijk kunnen opvaren, maar die water-wegen verlaten en naar binnen gaan leek, vanuit de lucht gezien, een onmogelijkheid. Toch bleef juist die vraag me, de weken dat ik daar was, intrige ren en ik zou niet bij benadering kunnen zeggen aan hoeveel mensen ik gevraagd heb of het inder daad onmogelijk was het bos i n te gaan. Hun antwoord was en dat was bijna zonder uitzondering het antwoord van jarenlang in Amazonas getrainde bush-lopers, zowel geboren Brazilianen als caboclos en missionarissen „Je komt er niet in; je komt er alleen maar 1 a n g s, via de rivieren; waarom zou anders de hele bevolking a a n de rivieren wonen? Daar binnen sterf je, van honger omdat er niets te eten is, en door paniek, door angst. Alleen een paar duizend Indianen zien kans zich daar te handha ven. Maar hoe lang nog? Ze kunnen zich daar binnen nauwelijks in leven houden". Anderen zeiden me dat een groot deel der Indios het recept, het geheim van de echte, snel-werkende curare, is kwijtgeraakt. En dat is dan voor de In dianen een nieuw drama. Omdat dit zou betekenen dat ze hun beste, meest ef fectieve wapen nu" óók nog kwijt zijn: hun gif, waarvan de samenstelling tot vandaag de dag de blanke onbe kend bleef. Opnieuw een drama, omdat ook voor Indianen, ze 1 f s voor/ Ind'anen, liet oerbos geen werkelijk huis is. De oevers van de rivieren vormden eens, lang geleden, de plaatsen waarop ze hun hutten bouwden. Van vrije jung le-mensen degradeerden ze snel tot de DP's, outcasts van de wildernis. Hun dagen, hun laatste jaren, zijn ge teld. De dagen van het restant van een eens trots, moedig volk, dat degene reerde tot een schamel, schuw restant vluchtelingen, die overdag angstig, be zorgd luisteren of hun isolement niet door blanke indringers wordt vei stooi'd, en d\e zich in de uren van de nacht beveiligen achlei kleine walmen de vuurtjes, tegen de ongetelde zicht bare en onzichtbare gevaren van het oerbos. Dat ook z i j vrezen, omdat ze er in feite niet thuishoren. Grootste gevaar HET is me steeds opnieuw verteid, door caboclos en missionarissen, dat een blanke dié daar naar bin nen gaat, bewust of omdat hij ver dwaald is, steeds in paniek geraakt En paniek is het grootste gevaar van het binnendringen dezer onvoorstelbau hermetische, groene woestenij, die niets uitstaande heeft met datgene wat men zich ver van Amazonas als ,oer woud-rom a n t i e k" voor stel l Ik vernam het verhaal van een paar caboclos ten slotte behorend tot d e bewoners van Amazonas, die zich be hoorlijk in de wildernis weten te hand haven die niet ver van Téfé, de we* terug verloren hadden. Ze zagen kans een primitief vlotje te bouwen waarmee ze na enkele weken de rivier afzakten, wetend dat ze ten slotte ergens moes ten uitkomen. Ze bleken bij hun terugkeer ernstig vermagerd, omdat het bos geen of nau welijks voedsel oplevert. Ze hadden het leven behouden, alleen dank zij het feit dat ze niet in paniek waren geraakt Ze hadden zich niet overgegeven aan wanhoop. Ze hadden hun verstand met verloren. Ze waren blijven nadenken en hadden gehandeld. Dat was hun red ding geweest. Er is een ander verhaal, ook over ca boclos, die als sorveiro's, zoekers naar bomen die een bepaald soort gom le veren, een paar maanden in het bos opgesloten bleven. Uiteindelijk beie.k- tcn ze de R:o Jurua en werden gered. Ze hadden geleefd van wat knollen die ze uit de grond groeven, van wat vruchten en van het water uit lianen. Ook zij haalden het, omdat ze niet ui paniek kwamen. Maar het verhaal dat de meeste indruk op me maakte vernam ik uit de mond van pater Frans vun Ke menade, een Brabander van om de vijftig, en hèt klassieke voorbeeld van de nuchtere, geharde mis sionaris. Een man met vele jaren A mazonas-ervaring. Een figuur, die men zich onmogelijk als slachtoffer van paniek kan voorstellen. Toch Varend langs het lokkende 'as hij aan de grens van paniek, jen ook hij op een nacht het spoor t de wildernis kwijtraakte. Hij raakte nog steeds niet in paniek, maar zijn angst, zijn zorg, nam toe. Om zijn eigen woorden te gebruiken: het was een zware beproeving Men moet pater Frans van Kemenade zelf ontmoet hebben, om te beseffen wat zulke woorden in zijn mond be tekenen. En wat hij in dat nachtbus moet hebben doorstaan. Hij kwam eruit vandaan. Na geruime tijd, terwijl hij doorging met roepen, werd er teruggeroepen. Een van het bos, een caboclo, vond hem. Hij was niet eens ver van de missiepost af Daar aangekomen sliep zijn collega. Hij had zich toch niet ongerust behoe ven te maken, had Frans van Kemena de hem gezegd toen hij vertrok missiepost aan de Rïo Jurua wonend, ernstig ziek was en hulp nodig had Haar man kwam pater Frans halen Toen ze vertrokken zei de pater tegen z'n collega dat hij niet ongerust be hoefde te worden als hij laat terugkeer de. Hij kende de weg. Beide mannen vertrokken, en na dat het huisje van de caboclo-familie was bereikt, verleende pater Van Ke menade zijn medische diensten. Het was een minder ernstig geval dan mj verwacht had en hij was vrij snel klaar. De man bood aan de missionaris op nieuw door bet bos te begeleiden, maar het was al laat in de avond en pater Van Kemenade k e n d e het pad. Waar om de arme caboclo opnieuw tweemaal de lange weg te doen gaan! De pater vertrok alleen. In kaarslicht HET was donkerder dan hij had gedacht maar hij bezat licht Geen lantaarn, omdat die alleen maar verblindt in het bos, met ge volg dat je de gaten en boomstronken te iaat ontdekt. Men heeft daar een ander systeem: een brandend kaarsje, dat je, vastgezet op een soort kapje van bladeren, op je hoofd draagt. Een methode die heel effectief werkt in bet nachtbos. Het werkte ook die nacht effectief, tot het moment dat pater Frans van Ke menade toch op een gegeven ogenblik struikelde. Het kapje viel van zijn hoofd en de kaars doofde. Hij had lucifers bij zich. Veertig Ze bleken nat te zijn geworden, even als de kaars Hij zat dus zonder licnt. Van hetgeen toen volgde zou men een lang verhaal kunnen maken. Het kwam er op neer dat Frans van Kemenade zich al spoedig realiseerde dat hij de weg, het smalle, nauwelijks zichtbare jungle-paadje, verloren had Het was nacht en hij was volmaakt alleen. Hij raakte niet in paniek, maar het werd wèl een beproeving. Omdat hij er geen idee van had hoe hij liep. waarheen. Om hem heen verrees tiet oerbos in heel zijn sombere, onzalige sfeer. Hij begon te roepen, te schreeuwen, maar er kwam geen antwoord. Hij nep en schreeuwde harder, net zo lang tot eindelijk heel ver weg een hond begon te blaffen Van Kemenade begreep dat dit hulp moesi betekenen; waar honden zijn, zijn mensen Maar de hond zweeg al spoedig, en op nieuw waren alleen de duisternis en de volstrekte eenzaamheid de enige bege leiders var DEZE, en vele andere verhalen vernam ik tijdens m'n verblijf in Amazonas. Ik wist dat het wa re verhalen waren, en desondanks en dat was het vreemde bleef dat onbekende bos, bleef datgene wat een pater eens „de verboden weg" ge noemd had, me intrigeren, lokken. Was het werkelijk onmogelijk 's nachts het bos in te gaan? Er kwam een avond dat de scheme ring vervuld was van het verre geronk van het koor der brui-apen. Een som ber, luguber koor. Het wordt aangehe ven bij het vallen van de avond en in de ochtendschemering. Die avond was er wat maan en ik besloot de p> ging te wagen. Mijn moed was n.ct groot en m'n verwachtingen waren niet bijster hoog gespannen. Het was zo iets als een uitdaging van mezelf. Omdat ik ook d k t wilde hebben meegemaakt, al was het maar alleen om er later als ik weer terug was in mijn eigen land, over te kunnen vertellen. En om er over te kunnen schrijven. Die avond verliet ik de oever van de rivier en ging het bos in. De afstand tussen beide was niet groot, hoogst .-os tien meter. De oever ging feitelijk di rect over in de jungle. Ik liep zo ver ik kon en kwam toen terecht in iets als een waterwereld Overal was water, overal was laad. overal waren bomen, varens en lianen. Ik had het gevoel gevangen te worden in iets als een dik weefsel dat zich om me heen begon te winden Wurgend MIJN VOETEN zakten weg in de drassige bodem en enkele ma len struikelde ik. De laatste maal kwam ik nog niet in paniek, maai ik voelde me verre verre van plez.ie rig. Er was teveel geluid om me heen: overal siste en blies, snorde en ronke het Op muskieten was ik voorbei eid, maar niet op zulk een verscheiden heid! Er was wat maanlicht, dat me in staat stelde af en toe iets te zien van de omgeving waarin ik mij bevond. Die was bepaald niet opwekkend en uitno digend nog verder te gaan dan de eer ste tientallen meters die ik er nu had fk dacht aun slangen en zag slangen. Het waren echter gewel dige steltwortels van de uil het moeras verrijzende bomen. En hei waren polsdikke lianen die als tou wen. koorden, snoeren naar bene den hingen. Alles wat ik zag scheet, gevangen te zijn in één ontzaglij ke, dodelijke omarming. Alles was bezig elkaar daar Ie wurgen, de wortels en de lianen. Alles scheen te leven en met een totaal ander soort leven dan overdag. Alles was ook door het licht van de maan vertekend. Waar ik diepe putten, gaten in de grond meende te zien, waren slechts schaduwen. En wat schaduwen lekenwaren uithollin gen en stronken waarmee ik enkele bijzonder onaangename contacten had. Onzichtbare nachtvogels schoten door het bos, dwars door deze gigan tische wanorde van tastende, zoekende, grijpende lianen en wortels, waarin ik voortdurend kronkelende reptielen meende te herkennen. U kunt echter van mij aannemen dat bepaalde lianen in het nachtbos alles hebben van slan gen. Dichtbij plofte iets neer. Nóg raakte ik niet in paniek, maar mijn angst groeide. Naast me ritselde wat, even verderop glipte iets weg. Ik raak te een ogenblik verward in de lasso van eer!' worgplant. en toen ik me daar van had bevrijd bleef ik doodstil sta ren naar een bijzonder sinister stuk fosforeserende boombast. Er kwamen meer muskieten en meet vuurvliegen. Vleermuizen suisden voor bij, en ik vroeg me af waarom het geen vampiers zouden zijn. Was d i t het be gin van paniek? Ik meende duidelijk rt hees gefluister van vampiers te ho ren. Zo stond ik daar, te midden van het rumoer van het oerbos, me zonder op houden krabbend en wrijvend, uitkij kend naar alle kanten, waakzaam toi het uiterste en met een hart vol ang^i. Ik ging terug toen de jeuk me te machtig en de duisternis te intens werd. De maan verdween en ik wist dat ik snel terug moest gaan. Ik ging terug, achtervolgd door eer, leger borrochudo's, de kleine, venijni ge bloedzuigende muggen, door mus kieten en andere insekten die ik wel voelde maar niet herkende. Terug uit die duistere woestenij, die me met de minuut sterker op m'n zenuwen gi:ig werken. Terug uit die kille, natte, ver giftigde atmosfeer van drijfnat mos. van door parasieten overwoekerde stammen, en van lianen waarvan elke een poging leek te doen me te grijpen Het maanlicht filterde opnieuw tus sen de stammen en varens en parasie ten en ik keek om me heen. Nooit drong het sterker tot me door hoezeer dood en leven in zo'n wildernis samen gaan. Hoezeer ze synchroon zijn. Dn bos, deze jungle, met al zijn leven, al zijn geraas, was tegelijk kraamkamer en graf. In deze nacht stierf het bos cn werd het weer herboren. De glorie van het leven grensde vlak naast de ondergang van datzelfde leven. Plotse'ing had ik het gevoel bespied te worden. En toen was ik de grenzen der paniek dicht genaderd, vermoed :k. Ik realiseerde me dat ik daar alleen was, weerloos in een volstrekte verla tenheid. Dit moest het zijn wat ik ovet de onbeschrijflijke eenzaamheid van de wildernis had vernomen in de verha len over hen die daarin verdwaald wa lk stond al die tijd niet ver van de oever van de rivier en het begin van het bos. Ik had echter het gevoel dat ik me mijlen ver van de missiepost bevond. De post waar niemand Wist welke dwaasheid ik bezig was te be gaan. Ik heb de oever teruggevonden. Het moet iets als een vlucht zijn geweest Ik liep zo snel, dat het een wonder was dat ik m'n benen niet brak. De oever, die lag te baden in het geel maanvuur, leek mij een paradijs op aar de. En de missiepost de hemel. Oerwoud-zee VERMOEID, leeg, gedeprimeerd heb ik de verdere avond door gebracht. Waren dat de gevolgen van de angst van de opkomende pa niek waarin ik had verkeerd? Misschien. Maar het was ook iets anders. Het was de overtuiging dat het bos, de wildernis van Amazonas, voor blan ken onbetreedbaar is afgesloten Werkelijk: de verboden weg. F.en verboden weg, die begint hoog op de besneeuwde hellingen van de Andes en die eindigt bij de kust van de Atlantische Oceaan. Een verboden weg door een oerwoud-zee. De oer- woud-zee, die dc een de steaming jun- gle noemt, de ander het dronken oer woud, en weer anderen de brullende w ildernis. Namen, woorden, die de wer kelijkheid nauwelijks benaderen. Om dat het werkelijke bos, die werkelijke oerwoud-zee, met geen woorden is weer te geven. In ieder geval bezit ik die woorden niet. Ik heb me die nacht, liggend in m'n hangmat, afgevraagd waarom ik eigen lijk het bos in wilde. Ik kreeg geen antwoord. Misschien uit sensatiezucht, of uit angst een kans te missen; mi's schien om het éénmaal te proberen eer het te laat was zoiets te doen; misschien alleen maar om het gezien, gevoeld, geroken, geproefd te hebben. Of ora iets te hebben om straks, later, over te kunnen nadenken, om er op te leven en er op te teren, om over te dromen en te fantaseren. Ik dacht aan hen die in dit land, in Amazonas, de rivieren opvaren en proberen de oerwoud-zee in te gaan: vogcljagers, orchideeënzoe- kerst jagers op vlinders en insek ten, zoekers naar goud en verloren steden. Mensen van de weten schap, maar ook gekken, dwazen, Indianen langs de rivieren zijn opgetrokken, zoals deze woning 1 van palha aan de Solimoes. borgen moet zijn en op je wacfyt, het zij in Mato Grosso, hetzij in Amazonas, hetzij in Nieuw-Guinea of in de pool streken. Iets achter de laatste kim of achter de allerlaatste muur van een maagdelijk oerwoud. Iets om te zien ert je te herinneren als je voorgoed terug bent. Om aan te denken, om over te dromen in de lange uren van de grij ze aagen in het eigen land. En in ae lange nachten dat je wakker ligt. Je doet deze dingen, denk ik, om niet de kans gemist te hebben datgene te zien, te voelen, te on dergaan, dat ergens wacht cn fluisterend lokt, het wonder, waarvoor het waard is zo ver en zo lang te reizen. Het wonder, dat misschien niet bestaat. Dat zeer waarschijnlijk niet bestaat. Maar wie heeft daar zekerheid Luis dc Camocns, de grote re naissancedichter, wereldreiziger en avonturier, schrijft ergens in zijn onsterfelijk gedicht, dat Por tugal's nationaal epos is, „Os Lus'adas", deze zin: „Dai me uma furia grande e sonorosa", „geef mij een grote en sonore waanzin". Hij, De Camocns, heeft het be grepen. gedrevenen, bezetenen. Avonturiers na allen jagen achter hun eigen dromen en verbeeldingen aan. Slechts een enkele vindt wat hij zoekt. De meesten vinden alleen maar koorts, modder en teleurstel- ling. Waarom er dan tóch honderden, dui zenden gingen? Waarom er dan nog steeds opnieuw gaan? Omdat er,, zo lang de wereld bestaat, mensen zullen blijven die achter hun dromen cn il lusies aanjagen. En denken die daar in de groene oerwoud-zee, te vinden Sonore waanzin MISSCHIEN zoeken ze niets an ders dan dat ik daar zocht cn evenmin vond: iets groot», iets zeldzaams dat ergens op aarde ver- TEVENS SLOT Spookstad aan de Bio Negro

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 23