SCHIMMEN IN DE WILDERNIS
Over de Moeder-van-het-Water en
de bóto, de yara en de Anaconda
en de nachtmerrie der
jungle, CURUPIRA
M
LEIDSCH DAGBLAD DONDERDAG 25 NOVEMBER 1965 VIJFDE BLAD
AMAZONAS ligt in de equatoriale zone. Dat betekent: twaalf uur dag en twaalf uur duisternis:
Zes uur 's avonds daalt de zon onder de kim éls die zichtbaar is! om te zes uur 's mor
gens weer te verrijzen- Twaalf uren avond en nacht. Twaalf uren, waarin slechts de maan en
de sterren voor enig licht zorgen. A1 s er maan en sterren zijn. Twaalf uren behoren aan het rijk der
duisternis, het rijk van schaduwen en schimmen. Twaalf uren, waarin de mens binnen blijft, of hij
caboclo is. Indiaan of blanke. Het zijn de uren dat hij niets te zoeken heeft in de in de mantel van de
nacht gehulde wildernis. Een totaal ündere wildernis dan die van overdag: vol half of geheel onzicht
baar leven of slechts verbeeld leven.
IK had die ervaring al de eerste avond dat ik daar tv as.
Ik stond aan de rand van het bos, op de oever van de •»-
Rio Negro, en verbaasde me erover hoe ongelooflijk Jut'
snel de dag was overgegaan in de nacht. Maar er waren ook jSsl fjpi' yk
andere dingen waarover ik me verbaasde: over het plotse-
ling, als het ware op een afgesproken teken, losbarsten van
datgene wat ik het jungle-concert, het koor-der-wildernis
zou willen noemen. Alsof iemand, een onzichtbare figuur,
een onbekende macht op dat moment gewacht had en een föfêSËm
sein, een signaal had gegeven om met dat concert te jÊfA H jBnftl
beginnen. Ineens was er overal geluid, ineens was er op alle --«pk iSffi
plaatsen voor en achter me gesis en geronk, gegrom en ge-
ratel. Het bos, het nachtelijke Amazonas, kwam tot leven. A
De ouverture van de Symphonie der Wildernis was ingezet.
DIE EERSTE avond vergeet ik
niet licht meer. Ik hoorde de
aanzwellende orkaan van dier
lijk leven, maar ik zag, of meende te
zien, ook dingen, verschijningen, die ei
even te voren niét waren geweest. Ver
giste ik me, was ik het slachtoffer van
optisch bedrog, van een teveel aan
verbeeldingskracht, of slopen daar wer
kelijk snelle, wegglippende wezens
door de donkere massa die voor me
oprees? Wat schemerde daar vlak ach
ter de bomen? Glinsterden daar geen
felle ogen vanachter de varens? Wat
was het dat daar kwam aanritselen en
weer verdween?
Wéren daar schimmen en fantomen?
Nee- zei m'n verstand. Maai ik kwam
er die avond niet met m'n „veistand",
en hetzelfde was het geval vele avon
den na die eerste ervaring op die eer
ste avond dat ik me in Amazonas be
vond.
Er zijn weinig avonden, weinig nach
ten geweest dat ik niét heb geluisterd
en meer dan eens heel scherp, naaidr
geluiden van de jungle om me heen.
en dat ik omringd meende te zijn door
wezens, dierlijke of menselijke (of be
staande uit een tussenvorm daarvan)
wier aanwezigheid me met onrust cn
spanning vervulde.
Nonsens, zal men zeggen. Hetzeude
heb ik trouwens meer dan eens ook
zelf gedacht Maar tiet Amazonas van
de nacht is toch om een veelheid van
redenen een totaal énder Amazonas dan
dat van overdag, als het zichtbaar is. En
zichtbaar heeft het al mysteries ge
noeg!
Vol bijgeloof
DE BEVOLKING van het bos
blijft binnen als de duisternis
bezit van het bos heeft genu
men. Een bevolking met een hart vol
bijgeloof aan geesten, schimmen en an
dere niet-reële wezens, die zich geduren
de de nacht zouden manifesteren !k
kan me geen land, geen gebied vo u
stellen dat zich zó leent tot geloof aan
dergelijke verschijningen als juist
Amazonas. met zijn onmeetbare wou
den, zijn geweldige rivieren, zijn uit
gestrekte moerassen en zijn intens die
renleven. In elk geval zou daar van
alles kunnen gebeuren. En de mens d<e
in die wildernis leeft, is er heilig van
overtuigd dét er ook van alles gebeurt
Dat ei duizend en meer redenen zijn
om binnen, in je huisje of hut te blij
ven. Omdat er duizend en meer geva
ren zijn voor de mens. Omdat de nach-
de mens belaagt. Omdat het mangrove
bos een leger vijanden herbergt die hel
voorzien hebben op de mens in het
bos. Omdat dat bos niet gevuld is met
schijnbare gevaren, maar met zeer reële,
zeer werkelijke.
Maar wélke dan?
Macht der bóto's
DAAR zijn de bóto's, de grote
Amazone-dolfijnen, die je bij
na altijd ziet of hoort als je
de rivieren bevaart, zowel overdag of
's nachts. Er zijn twee soorten: de don
kere en de licht-rose gekleurde Ze bui
telen voort en naderen vaak tot vlakbjt
het vaartuig waarmee men zich op de
stromen voortbeweegt. Ze zijn niet
schuw en daar is dan ook geen enke'e
reden voor: de caboclo's jagen geen bo-
to's. Allicht niet! Het zou het lot, het
noodlot, verzoeken zijn! Want ook
zonder hen aan te vallen, hen te jagen,
zijn ze al gevaarlijk genoeg voor de
mens, deze legendarische dieren Iedere
caboclo weet, dat de mannelijke bóto
he' op vrouwen, en de vrouwelijks
bóto het op mannen voorzien heeft.
Jonge meisjes zingen niet als ze zvh
op de oever van de rivier bevinden. Ze
hebben een heilige vrees om de boto s
te lokken die altijd op je loeren.
In de dagen dat ik daar was werd
het „bewijs" nog geleverd van de
macht der bóto's: er was ergens
aan een rivier een meisje verdwe
nen, ondanks het feit dat ze een
solide amulet bezat in de vorm van
propje papier met een gebed er
op geschreven. Dan kan je niets
gebeuren Maar er gebeurde wél
iets. Het kind werd meegelokt door
een bóto en niet meer teruggevon-
Hoe arm ook, toch probeert men
nog: iets eetbaars te maken voor de
rondtrekkende missionaris
Curupira
Het ligt voor de hand dat
Amazonas, een land van half
water, half land, van einde
loze oerbossen- en enorme ri
vieren, een land van vreemde
verhalen is, verteld en door
verteld door de bevolking, be
staande uit caboclos en India
nen. Verhalen, die alles te
maken hebben met primitief
bijgeloof. Verhalen over gees
ten en schimmen en over we
zens die mens noch dier zijn.
De eerste dag dat ik daar
over het bestaan van Curu
pira, zoiets als een Bos God,
die iedereen daar kent en die
velen hebben ontmoet of
beweren ontmoet te hebben.
Het leek mij de moeite
waard iets meer te weten te
komen van die mysterieuze,
onwaarschijnlijke verschij
ning, die mensen meelokt
naar het hart van het oer
woud en ze daar vasthoudt.
Curupira, zoiets als Thibet's
V er schrikkelijke Sneeuwman.
Dank zij de hulp van mis
sionarissen was ik in staat en
kele personen, wonend in de
tvildernis van Amazonas, te
vragen wat ze van Curupira
afwisten. Het was een wat
zonderlinge „enquête", over
een wezen waarvan ik nu nog
steeds niet weet of het wer
kelijk bestaat of slechts de
vrucht is van de vaak zeer le
vendige verbeelding, fantasie,
der bevolking van dat land.
den. De bóto nam het mee naar
zijn golven-rijk cn het is niet meer
gezien. Alleen een kledingstuk is
later teruggevonden. Geen caboclo
gelooft dat het kind door de pa-
ranha's is verslonden. De bóto nam
het mee.
Er zijn meer gevaren dan de bóto's
in de stromen van Amazonas. Daar
zijn de yara's, die men nog het beste
kan vergelijken met de wezens die wij
hier, in het westen, sirenen noemen en
die er, evenals de bóto's, op uit zijn de
mens mee te lokken. Wie door een yara
wordt meegenomen keert niet meer te
rug in het rijk der mensen.
Moeder-van-hef
Water
Daar zijn andere, veel angstaanjagen
der. veel sinisterder vijanden. Bijvoor
beeld de Mae d'Agua. de Moeder-Var.-
Het-Water, die zich voordoet in de
vorm van een water-slang van niet min
der dan vijftig meter lengte.
Of deze enorme „Lorelei", dit ont
zaglijke monster van een formaat van
een Amazonische Loch Ness. inderdaad
bestaat? Ik heb net nooit gezien en ik
denk dat het een wezen is. dat zijn, of
haar, ontstaan te danken heeft aan dc
grenzeloze verbeelding van het bos-
volk. Maar dat neemt niet weg dat ik
een paar caboclo-vrouwen in volle ernst
een beschrijving van Mae d'Agua heb
horen geven. Ze hadden haar meer dan
eens gezien, en hun beschrijving was
dermate suggestief, dat ik niet de moed
had te laten blijken dat ik ernstig
twijfelde aan het werkelijke bestaan van
de Moeder-Van-Het-Water.
En daar is de beruchte en wel
degelijk beslaande verschrikking van
dit rijk van land en water die Ana
conda heet, de reuzen-slang. De ver
maarde ontdekkingsreiziger Fawceti.
die jarenlang door de jungles van
Amazonas trok, noteerde een exem
plaar van achttien meter lengte. We
tenschappelijk wordt aan dat formaat
getwijfeld, maar zeker is dat er
exemplaren zijn van twaalf en veer-
De Anaconda is een weerzinwekken
de water-slang, die, op het land zijnde,
een duidelijk zichtbaar, breed spoor
achterlaat en wiens verschijnen alleen
reeds dodelijke angst bij de bevolking
verwekt, met name als het monster in
de schemering of 's avonds wordt ge
zien. Het dier heeft een geel-zwart liif
en bezit volgens de verhalen die me
werden verteld hypnotiserende ogen
waarmee het zijn slachtoffers naar zich
toetrekt.
De Anaconda is de nachtmerrie der
jungle. Hij grijpt de mens bij voor
keur in het water, wurgt hem, vermor
zelt hem daarna, om hem tenslotte, na
hem eerst geheel bekwijld te hebben, te
verzwelgen. Ik hoorde een paar af
schuwelijke ooggetuigen-verslagen van
gevechten tussen een Anaconda en een
mens. De tactiek van de slang is dat
hij zijn prooi zo snel mogelijk mee de
diepte in sleurt, zodat deze vei
drinkt en weerloos is. Een van de meest
lugubere details is het snelle proces
van oplossen van het menselijk lichaam
in dat van de Anaconda.
Ik heb er tijdens m'n verblijf in
Amazonas nooit een gezien. Laat ik er
bij zeggen da' me dat niet gespeten
heeft. Ik had aan de verhalen al men
dan voldoende!
De bos-qod
ER is echter één wezen, één figuur
één verschijning, die in het leven
der oerwoud-bevolking een nog
groter, ingrijpender rol speelt dan de
Moeder-Van Het-Water.de Anacondt
de bóto of de yara: Curupira.
Curupira bestéat, zeggen de caboclos
en Indianen, en ik heb nooit één man
of één vrouw ontmoet, die aan zijn be
staan ook maar een moment twijfelde
Zo sterk is het geloof aan Curupira, dat
ik er tenslotte ook zelf aan ben gaan
geloven. Of., bijna.
Curupira is de tos-god van Amazo
nas. Hij heeft ontelbaar veel uiterlijke
verschijningen, maar de meesten zien
hem als een half-menselijk, half-dier-
lijk wezen dat in de bomen leeft en
op alle mogelijke manieren tracht zich
van de mens meester te maken. De ene
caboclo beschreef me hem als iets dat
het midden hield tussen een reuzen-aap
en een onca, een jaguar, de andere als
een verschijning van half aap en half
mens. Daartussen waren dan nog aller
lei andere variëteiten.
De grote macht van Curupira is zijn
vermogen tot camouflage, de kunst om
zich in een- oogwenk tot man of vrouw
te metamorfoseren.
De man zief Curupira namelijk als
een knappe, jonge vrouw, die hem on
weerstaanbaar meelokt, eer zij haai
werkelijke indentiteit verraadt. Dc
vrouw ziet Curupira daarentegen als
een mooie, wélgeschapen jonge min.
die haar al even onweerstaanbaar na
dert en meevoert naar het hart van het
oerbos, waar ze zich dan volledig en
voorgoed in zijn macht bevindt.
Curupira is de grote Geest van
het oerbos, het machtige fantoom
der maagdelijke wouden. Het heeft
geen enkele zin hem te jagen of te
achtervolgen, ohidat hij zich voort
beweegt op omgekeerde voe
ten. Dat is zijn kracht. Hoe kan
men ooit een spoor volgen, dat ge
maakt wordt door omgekeerde
voeten! Daar zien zelfs de geboren
spoorzoekers van het oerwoud, ca
boclos en Indianen, geen kans toe!
Zo reëel, zo aan de werkelijkheid
ontleend leken de verhalen die me
over het bestaan van Curupira in Ama
zonas werden verteld, dat ik een
aantal bewoners van het bos heb opge
zocht en ze gevraagd me over hun er
varingen met deze Bos Geest te vertel
len. Hier volgen enkele „ooggetuige
verslagen", waarbij de mij begeleiden
de missionarissen Jan Zuidgeest en Ber-
thus van Lier als tolken optraden.
Alleen een matje
DE CABOCLO Agnaldo Fonseca,
oud vijftig jaar, trof ik aan in
zijn drijvend huisje op de Rio
Japura, een zijrivier van de grote Rio
Solimoes. Agnaldo wist alles van Cu
rupira af. Deze had volgens hem nog
hetmeeste van een grote aap, wiens
gezicht bedekt was met een enorme hoe
veelheid dik haar. Als hij naar je keek
streek hij dat haar eerst weg. „Net als
of hij door een raampje kijkt". Hij
had Curupira eenmaal gezien. Hij zat
gehurkt op de grond, en wel zo dat zijn
knieën ver boven zijn hoofd uitstaken
Agnaldo was zeer geschrokken en h
direct zijn vrienden die zich in zijn na
bijheid bevonden beroepen. Toen ze
verschenen had Curupira zich ogen
blikkelijk onzichtbaar gemaakt. Dat is
namelijk een deel van zijn macht. Hii
werd daarna niet meer gezien.
Ik vroeg Agnaldo of er een midde!
bestaat je tegen Curupira te verdedi
gen. Dat bleek inderdaad te bestaan. Je
moet, aldus Agnaldo, altijd als je diep
het bos ingaat, zorgen dat je een kien,
geweven matje bij je hebt. Zodra je
weet dat Curupira in de buurt is. ie»
je dat matje op het pad of naast eer.
grote boom. Hij is namelijk erg nieuws
gierig en zal eerst het matje gaan be
kijken. Dat is de enige mogelijkheid
om snel de vlucht te nemen.
„Doodt Curupira de mensen die h:i
meeneemt, Agnaldo?" vroeg ik.
„Nee, hij neemt je alleen mee. Maar
je komt nooit meer terug".
„Wat doet hij met je, Agnaldo?"
„Dat weet geen mens. senhor. omdat
nog nooit iemand is teruggekomen die
door Curupira werd meegenomen. Al
leer. kinderen hergeeft hij soms de vrii
heid".
„Heb je zo'n kind wel eens gezien?"
,Ja, dat is nog niet zo lang geleden
hier gebeurd. Een meisje werd door Cu
rupira meegenomen. Haar vader heeft
toen een gelofte aan een Heilige ge
daan, en die Heilige heeft gezorgd da»
het kind weer terugkeerde. Het vertel
de dat Curupira het steeds had gelief
koosd. Maar hij liefkoosde met klau
wen, vol scherpe nagels. Een deel van
de huid van het kind was daardoor ge-
Indiaan van Amaxonaa met krooit
op de ruf.
heel opengekrabd. Maar het leefde nog
en het herstelde".
Aan dezelfde rivier sprak ik met
twee zusters, Joanna en Maria dos San
tos. Ik vroeg of het waar was dat je
het spoor van Curupira niet kon vol
gen.
„Nee. senhor, hoe zou dat kunnen als
zijn hielen naar voren staan en zijn te
nen naar achteren! Dan kan zelfs geen
indiaan een spoor volgen".
„Hebben jullie hem zelf gezien?"
„Nee, maar hij is er wel, hij is er
altijd".
„Kennen jullie mensen die hem w e I
gezien hebben?"
„O ja, de meesten hebben hem ge
zien, maar ze spreken er liever niet
over".
„Is het een grote aap?"
„Nee, het is een half-mens, dat weet
toch iedereen?"
Drie kloppen
IN die dagen sprak ik verscheiden
mensen die Curupira gezien hadden
of meenden zulks gedaan te
hebben. Het onderviagen was geen
eenvoudige zaak, omdat de caboclos de
vragen niet helemaal begrepen. Hoe
kon een mens, een vreemdeling, vra
gen naar iets dat bestond!
Het mooiste verslag kreeg ik echter
van Joao Pereira do Nascinento. Diers
veertienjarige dochter voer met ons
mee en toen het gesprek op Curupira
kwam, deelde ze ons mee dat haar va
dei een ontmoeting met hem had gehaJ
We legden aan bij het huisje van
haar vader en het verhaal bleek te
kloppen. Nog niet zo lang geleden be
vond Joao Pereira zich met twee andere
Zo .reixen missionarissen-door Ama
zonas Het lijkt romantischer
dan het in werkelijkheid is.
caboclos in het bos. Ze zochten daai
noten en hadden van stammen en bla
rert een tijdelijk onderkomen ge
maakt. Op een nacht was er toen plot
seling driemaal op een der palen vati
het huis geklopt. Joao had al zijn
moed verzameld en was naar buiten ge
gaan.
Wat hij al vreesde bleek waar te
zijn: Curupira was gekomen. Hij zag 't
direct aan de sporen, die verkeerd
waren. Hij wachtte op hem. Hij bleek
heel groot en bezat lange haren d.e
over zijn gezicht vielen. Hóe groot hij
was? Veel meer dan een meter veel
groter dan eer aap. Hij was half mens
Ook zijn vrienden hadden hem duide
lijk gezien.
„Is hij daai gebleven, Joao?"
„Nee. toen hij zag dat we met ons
drieën waren, verdween hij in het
bos".
„Is hij teruggekomen?"
„Ja, om de andere nacht klopte mi
precies op dezelfde tijd driemaal op de
paal. Maar we zijn niet meer naar bui
ten gegaan".
beelden van bijgeloof der primitiev®
bevolking.
Toen ik een van hen zei dat ik
Curupira graag wel eens zou wil
len zien, lachte hij en wees er op
dat het voor iemand die niet in
Amazonas thuishoorde, onmoge-
lijk was het nachtbos in te gaan.
Ik vroeg hem waarom. Zijn
antwoord was: „Omdat dit nu
eenmaal niet kan. Je kunt ge-£
makkelijker door een muur heen
lopen dan een klein stukje de
jungle ingaan als het nacht is.
Vergeet dat plan maar".
„Toch wil ik het proberen", zei
ik.
„Je kunt alles proberen", ant
woordde hij, „maar ver zul je niet
komen. Je kunt de verboden weg
niet gaan".
Desondanks nam ik me voor de
„verboden weg" eenmaal op tc
gaan, eer ik Amazones verliet
„Waar heb je dit meegemaakt,'
Joao?"
„Bij Pachiuba aan de Rio Téfé, sen
hor".
„Curupira is dus beslist geen grot®
aap?"
„Ik weet niet wie Curupira is, hij ia
groot en machtig en schreeuwt. Ik kan
me nog precies herinneren hoe hij
schreeuwde, die eerste nacht: - hi
hi.hi- Het was een verschrik-'
kelijk geluid".
Lokkend nachtbos
AL.LEMAAL wat vage, verward»
verhalen, maar elk van die ver
halen werd met duidelijk merk
bare angst verteld. Curupira moge dan
wellicht slechts in de verbeelding van
het bos-volk bestaan, voor de caboclos
en Indianen is hij een zeer concrete
exacte verbeelding. De verbeelding van
«en wezen, mens of dier. of een com
binatie van beiden, die de mens mei-,
lokt Die hem niet doodt, maar ook
n et meer laat gaan. En het was juist
d 11 element in al die verhalen dat me
nog het meest boeide. Curupira doodt
met. maar belet zijn slachtoffers terug
te gaan naar hun huis, hun gemeen
schap, hun eigen wereld. j
Eenmaal vroeg ik een caboclo of je,
als je het nachtbos ingaat, Curupira al
tijd ontmoet en hij knikte bevestigend
.Hij is er altijd en overal, Curupira,
niemand ontloopt hem. Daarom blijven
wij 's nachts binnen".
De paters met wie ik reisde bleken
geen geloof aan het werkelijke bestaan
van de Bos Geest van Amazonas t®
hechten. Ze zagen in Curupira alleen
maar één der vele, ontelbare voor-