DE SLAVEN VAN DE AMAZONE Gruwelen der patrao's De seringueiro, de eenzame, naamloze avonturier van het oerwoud LEIDSCH DAGBLAD VRIJDAG 2» OKTOBER 19«5 ZESDE BLAD In de wouden van Amazonas bevinden zich de rubberbomen, die eenmaal, om streeks de eeuwwisseling, het land een ongekende kant boden. Voor rubber werden in die dagen de meest fantastische prijzen betaald. Niemand dacht meer aan, of zocht naar El Dorado, het goud-land. Men dacht alleen nog maar aan rubber. De rubbertappers, de seringueiros, trokken de jungle in. Enkelen maakten een fortuin. De meesten gingen in de dampende, giftige, door slangen en ander on gedierte verpeste oerwouden van Amazonas ten onder. Over het tragische, keiharde bestaan van deze rubberzoekers, de slaven van de Amazone, gaat dit verhaal. "ÏFTT U,die een poging doet Amazonas te beschrijven, die It probeert in woorden een beeld van dat gebied te geven, komt er niet onderuit stelselmatig van de overtreffende trap gebruik te maken. Amazonas is mateloos groot, en door zijn zich steeds wisselende structuur van land en water totaal onoverzichtelijk. De rivieren doen eerder aan zeeën dan aan rivieren denkén, en de eilanden in die zeeën hebben vaak meer van landen dan van eilanden. De wildernis is huiveringwekkend dicht, gesloten, com pact,' hermetisch. Men kan, als vreemdeling, als „etra n- g e r o", slechts gissen wat zich achter die eindeloos op de oevers voortzettende, groene muren, groene forten, groene bunkers afspeelt. HET was in do dagen dat pater Jan Zuidgeest voor de bevol king boven Téfé padre Antonio me meenam op de rivieren, .dat ik iets ging begrijpen, iets ging aanvoelen van Amazonas. Van de wijze waarop dat zich verzet tegen het binnendringen van de mens. Een verzet met alle mid delen en alle wapens. Het aantal soor ten en variëteiten aanvallende dieren in deze gigantische broeikas, deze enorme couveuse, is niet te tellen. Reeds de eerste dagen maakte ik kennis met de grootste, meest doortrapte kwelgeest van het land: de mucuïm, een kleine teek, die zich overal in het gras be vindt en met onfeilbare zekerheid en even onfeilbaar instinct kans ziet het menselijk Ijchaam te bereiken. Hij vreet zich snel een weg in je enkels en benen en begint vervolgens een sys tematische klimtocht naar boven. De grens van dat klimjnen bevindt zich ongeveer ter hoogte van de buik. Daar onder bezit men dan onontkoombaar na 'één of twee dagen een ontstoken, vuur rode huid.. Men mag niet krabben, omdat krabben met ahn zekerheid gren zende waarschijnlijkheid exceem tenge volge heeft. Ik heb overigens iemand en' Doet, die de geestkracht vermocht cr brengen niet te krabben. Laat mij Z\ ^en over mijzelf. KWELGEESTEN DAAR is de mucuïm, een minia tuur vliegje, dat eveneens de veroorzaker van ondraaglijke jeuk is. Daar is de piunh. een even klein als energiek bloedzuigertje, dat eerst een rood puntje op de huid maakt en vervolgens een zwart plekje achter laat. Daartussen ligt een periode van 'afschuwelijke jeuk. Daar is de mutuca, de fel-aanvallende zwaite, driekantige vlieg, waarvan de steek een bezoeking is, en daar is de ellendeling die ik natuurlijk als eerste in deze opsom ming van Amazone-kwelgeesten had moeten noemen: de carapana, de mus kiet. Over de- carapana zal ik verdef niet schrijven Je zou een compleet boek inplaats van een krant nodig hebben om de ellende weer te geven van deze vliegende pest van Amazonas. Hij was de oorzaak dat ik soms liep te eten, en als ik het niet lopend deed, dan was het maal (of wat daar voor doorging) een kwestie van enke le minuten. Hij was het die me dwong een muskietennet over m'n hangmat te spannen, hetgeen betekende dat ade men in dat klimaat een soms verre van eenvoudige zaak was en een normale 6laap een illusie. Een Braziliaan zei nie eens: „dit. land wordt versvoest door twee oorzaken: door corruptie cn de mieren. Maar wat ik aan vernie Vingen heb gezien door de formiga. de mieren, grenst aan het onge looflijke. De minst schuldige is nog de for miga doida, die je overal, maar dan ook letterlijk óveral, aantreft: op ta fel, in je hangmat, in de suiker, in je schoenen, in hetbrood en in de rijst. •Ze horen erbij Je zou ze missen als ze er plotseling eens niet meer waren. Ze Zijn klein, zwart en snel, en steken niet of nauwelijks. Dit dan in de meest flagrante te genstelling tot de afschuwelijke, formi ga di fogo de vuurmier, die steekt met de kracht van een lancet en wiens beet aan een bos-brand doet denken. Voorts is daar dan de formiga sauba. de beruchte veld- en bosverwoester, d}c zonder meetf een ramp voor het land is. Hij transporteert zonder zichtbare ^moeite bladeren van twee centimeter 'grootte en maakt dan de indruk van een lopend blad. Ik noem nog de tucandeira, een der meest venijnige, agressieve mier-soorten, wier angel doet denken aan een geveld© speer. Tenslotte is ér dan nog de itaoca, ter grootte van ongeveer een centime ter, die in gesloten colonnes door de jungle pleegt te marcheren en door niets of niemand in zijn opmars is te stui ten. Legers van 56 meter breed, die zich soms 3 tot 4 uur lang door het oerbos bewegen. Een leger dat alles wat leeft vernietigt. Slangen gaan voor de itaoca op de vlucht. Een huis, waar* door een colonne itaoca's is getrokken, is volkomen insecten-vrij. Er is geen drastischere schoonmaakdienst denk baar. Ik hoorde vertellen dat de komst van een itaoca-leger altijd wordt aangekon digd door een bepaalde vogel, die hoog in de bomen, gezeten een schel geluid laat horen Een sein/ een signaal voor de caboclos en Indianen voor wat hen te wachten staat. VAMPIERS ZWIJGEN wij over de barate, de onuitroeibare kakkerlak. Zwijgen wij eveneens over de vleermui zen er. vampiers, die Amazonas in gro ten getale bevolken. De vampiers heb ben net voornamelijk op het vee voor- zien. Vaak houdt men 's nachts de wacht bij de paarden en koeien, om te voorkomen dat hun bloed wordt weg- gezogen door de vampiers, die geluid loos naderen en precies weten wanneer het diei slaapt en weerloos is. Ik heb verhalen gehoord over kinderen, die 's moigens met bebloede lippen en aangevreten tenen ontwaakten. Met hun vlucht van soms 40 centimeter zijn de ze Amazone-vampiers felle vechters als ze in de verdediging worden gedrongen. Amazonas is een land van insecten, van ongetelde biljoenen stekende, bij tende. prikkende, en altijd jeuk-ver- oorzakende kwelgeesten. Ik heb dat on dervonden tijdens de vaartochten op de rivieren en gedurende de avonden dat ik me in de onderkomens van de missionarissen bevond. Het noteren van indrukken was doorgaans een hopeloze zaak, omdat men beide handen en voe ten permanent nodig had om zich te verdedigen tegen binnenvliegende ke vers, torren, sprinkhanen, vliegen, mus kieten, mieren en andere, al dan niet zichtbare sadisten, die tot de normale inventaris van dat land behoren. DE SLAVEN MEN moet er niet aan denken, wat men te verduren heeft in het hart van het bos,deze onmeetbare jungle van Amazonas. Toch leven ook daar mensen: taboelos en In dianen. Het is daar dat de seringueiro, de rubberzoeker, zijn werkterrein heeft. Over hem, de seringueiro, wilde ik dit verhaal schrijven. Ik" las eens ergens de geschie denis, het leven van een boom. Hoe een boom kans ziet daar tot leven te komen; hoe hij zich, van seconde tot seconde, van uur tot uur, van dag tot dag, van jaar tot jaar, zo lang hij leeft, moet verdedigen tegen een r.iet te tel len aantal vijanden dat hem genadeloos belaagt. Ik geloof dat men de geschiedenis van dit grootse, fantastische, wilde land óók zou kunnen weergeven door het beschrijven van het leven van één en kele seringueiro, één enkele rubber tapper. Ik kan me namelijk geen zwaar der, moeizamer, gevaarlijker, on menselijker werk voorstellen dan dat van een rubbertapper, van de eenzame caboclo, die zich in de jungle zijn weg moet hakken om bij de rubberbomen te komen, waar in hij kerft en waaruit hij, in een onder de kerf vasrgestoken busje of emmertje, de mei k, de latex, opvangt. Het is vrijwel zijn enige bestaans middel, wil hij met zijn gezin niet van honger omkomen. Hij is doorgaans in dienst van een patrao, een patroon, die hem het materiaal verstrekt om zijn werk te kunnen verrichten; voorts zijn kleding, zijn terfado (kepmes), zijn voedsel en zijn wapen. Het is nog niet zo lang geleden, dat praktisch iedere seringueiro een slaaf was, en ik ben er vrij zeker van dat het merendeel zich momenteel nog min of meer in die si tuatie bevindt Hij levert, zijn rubber- ballen in bij de patrao. waar hij dan doorgaans te horen krijgt, dat hij te weinig heeft ingeleverd (of van te in ferieure kwaliteit) om het opgenomen voorschot weg te werken. De patrao heeft natuurlijk een ongeteld aantal motieven tot zijn beschikking die voor de seringueiro oncontroleerbaar zijn: zoals, om er maar enkele te noemen, de rubberprijs is weer gezakt, er is te weinig vraag naar rubber, het voedsel is weer duurder geworden, de prijs van de cachafa (de inlandse jenever) is gestegen, enzovoorts. GRUWEL-VERHALEN NIET alle patrao's waren, of zijn, natuurlijk schurken en uitbui ters, maar w 1 velen. Ze waren de slavenhouders van Amazonas. De. verhalen die over hen in omloop zijn, zijn evenzovele gruwel-verhalen. Het zijn de verhalen die ook nu nog door de barqueiros, do caboclos die met hun kano's de rivieren bevaren, door verteld worden, als ze hun vaartuigjes laten meevoeren met een der drijven de eilanden. Gezeten op de voorste bank van hun kano herinneren zt zich dan de misdaden van bepaalde patrao's, misdaden die nauwelijks enkele tien tallen jaren achter ons liggen: <ie jaren van de fabuleuze rubber-hausse in het begin van deze eeuw, de jaren toen men Manaos, de rubber-metropool in de wildernis, bouwde. Verhalen van de eenzame, naamloze avonturier, die seringueiro heet De herinneringen van de man, die ge doemd was, en nog is',' het zwaarste leven te leiden dat denkbaar is. Ver- halen, waarvan de bijzonderheden slechts ten dele zwart op wit kunnen worden weergegeven. Om lat de details vaak té stuitend zijn. De Braziliaanse schrijver Alvaro Maia heeft een aantal van die verhalen ver zameld, en het was pater Jan Zuidgeest in Alvaraes, midden in de wildernis, die ze op een avond voor me vertaal de, in zijn kleine post, met om ons heen het oorverdovende concert van het jungle-insektenkoor, letterlijk het brul lende oerwoud. DE BLOEDRIVIER VERHALEN, die zich hebben afge speeld op de Rio Abuna, die men de Bloedrivier noemde van wege de misdaden die op zijn oevers zijn begaan door legcndarisch-beruch- te patrao's als Arsénio en Barroso. Zo onmenselijk waren hun praktijken, dat de caboclos beweren -dat je nü nog plaatsen aan de oevers van die rivier aantreft, die met het bloed van serin gueiros bevlekt zijn. Er zijn mensen, rubbertappers, die wel eens klagen als ze vanwege een ontstoken blindedarm pijn in hun buik hebben. Volgens de caboclo's zijn dat belachelijke wezens. Geen echte man nen. Neem maar als voorbeeld het ge val van Timbóu, de rubbertapper, die. in dienst was van Barroso en enkele dagen op het werk had ontbroken Een opzichter, de neger Mané Burro, werd ontboden en door Barroso mee gedeeld wat van hem werd verwacht. Mané Burro was een reusachtige neger, met nagels aan zijn vingers die hij nooit afknipte Hij gebruikte die na gels, zegt men., om bij de vrouwen de hartstocht op te wekken. De seringueiro werd naakt op een droge boomstam vastgebonden waarna de neger de plaats waar geopereerd moest worden met houtskool aangaf. Vervolgens sneed hij de buik van de rubbertapper met een scherp vissers mes open. waarna hij de blindedarm verwijderde. Die avond stierf Timbóu aan bloed verlies. kermend als een dier in doods nood. De volgende dag vernam Barroso, dat de neger had rondverteld dat hij zijn bloedige taak alleen maar had ver vuld, omdat de patrao dat van hem had geëist. Zijn straf volgde ogenblikke lijk. Hij werd met zijn hoofd naar be neden aan een boom opgehangen, ver volgens met de punt van een mes van voren opengesneden, de wonden Barroso liet hem halen. Als een zie ke, gewonde vogel sleepte Timbóu zich voort, omdat hij nog maar één been kon gebruiken. Barroso liet hem tot vlak voor zich komen en vroeg waarom hij op het werk ontbroken had. Timbóu vertelde hem dat hij verschrikkelijke pijn leed en dat men hem had gez^d dat hij een zieke blindedarm had. Hij wilde zich laten opereren in Manaos en vroeg het geld dat Barroso hem nog schuldig was om de reis naar de stad te kun nen maken. Als hij niet spoedig ging zou hij sterven. En hij kon niet ster ven, want hij bezat vrouw en kind. „Een kind...? Wat voor een kind is dat?" vroeg de patrao.. Timbóu antwoordde: „Hij heet Zezé en is nu vier jaar. U kent hem, want eens hebt u hem over zijn hoofd ge streken". „O ja. natuurlijk, ik ken Zezé", zei Barroso, ,.ik ken hem zelfs heel goed, want het is m ij n zoon en niet de jou we. zoals je wel zult weten". „Zeg dat niet, heer", kreunde de doodzieke seringueiro. „spreek zulke woorden niet". „Goed, ik zal er niet meer over pra ten", zei Barroso, „maar het is natuur lijk allerminst noodzakelijk cm voor zoiets onbelangrijks als een zieke buik naar Manaos te gaan. Ik zal je hier wel even laten opereren". EEN NIEUWE JURK DE MISDADEN van Barroso wa ren zonder tal. Daar is een ander verhaal, de geschiedenis van Gi- na, een dertienjarig Peruaans meisje, dat een nieuwe jurk van hem kreeg. Gina, wier vader als seringueiro on der Barroso werkte, had omgang gehad met Pedro Bananas, een jonge vruch tenverkoper, hetgeen tegen de wil van de patrao. Barroso, was. Hij liet het meisje halen en haar rug met brand netels bewerken. Daarna ontbood hij Pedro. Hij vroeg hem waarom hij zich met Gina had af gegeven. Pedro antwoordde: „Heer, ik moet teveel suikerriet gedronkea heb ben dat betoverd was." Barroso aanvaardde het excuus niet en liet hem naakt aan de bank van zijn kano binden. Vervolgens werd het vaartuigje naar een zandbank in de ri vier gesieept waar het in de zon bleef liggen. Een dag lang was Pedro voedsel voor de insecten. Die avond, toen men ging kijken wat er van hem over was, vond men één stuk opgezwollen, bebloed, vlees Dit was Barroso, die tevens de functie van hoofd der politie vervulde, echter nóg niet voldoende. Hij stuurde de vruch tenverkoper ongekleed de wildernis in. waaruit hij nooit teruggekeerd is. Ook Gina had nog een deel van haar straf te goed. Ze moest Barroso ter wil le zijn, ondanks de verschrikkelijk® verwondingen die ze had ondergaan. Nóg vertellen de caboclos elkaar hoe Gina gegild heeft, toen de patrao zieti van haar meester maakte. Als beloning ontving ze later een nieuwe jurk. BARROSO'S EINDEl BARROSO'S bestaan moet één stroom gruweldaden zijn geweest, bedreven aan de caboclos die in zijn dienst waren, aan hun vrouwen en aan hun kinderen. Zijn naam wordt nog steeds met een vloek en een hui vering in Amazonas genoemd. Eens reisde hij samen op de river met een missionaris, die zich ergerdo aan de grove taal die de patrao uitsloeg vanwege de weinige vaart die de kano maakte. Hij- zei: ,.Zoon, gebruik d® naam van Satan niet als je op de ri vier vaart, maar die van God Barroso's antwoord luidde: „Zwijg, ik reis altijd met beiden, met God aan de ene kant en Satan aan de andere. En dat bekomt mij goed." Maar niet tot het einde toe! Er kwam 'n dag dat Barroso met zijn familie op reis moest. Zijn kano lag gereed, maar de Indiaan die hen zou roeien, Sabino geheten, was nog niet verschenen. De patrao ging hem halen en vond hem slapend in zijn hut. Hi) sloeg hem tot bloedens toe met zijn zweep en riep: „Stink-indio, ik zal zor gen dat je voor vandaag en morgen de lust tot slapen vergaat." Sabino begaf zich naar de kano en roeide, ondanks de pijnen die hij te verduren had. Hij sprak die dag niet één woord. Hij- staarde alleen maar voor zich uit, over de brede rivier, waarvan hij wist dat deze op een be paalde plaats gevaarlijke versnellingen bezat. Het was alleen aan die versnellingen dat Sabino, de Indiaan, dacht. De kano naderde de versnellingen. Had Barroso een voorgevoel, toen' hij brulde: „Zorg dat we er goed doorheen komen, zoon van een ezelin!" Maar ook nu zweeg Sabino. Hij keek niet eenmaal om naar de ge hate patrao en diens familie. Hij wist dat dan eindelijk, eindelijk het ogenblik gekomen was, waarop hij, en ongetelde andere Indianen en cabo clos mét hem, al jaren hadden gewacht. Dit was het moment! Sabino, de. Indiaan, stuurde de kano recht op de rotsen af, die zich even bo« ven de oppervlakte in het wild-schui- mende water bevonden. Maar eer de kano daarop in stukken uit elkaar barst te. sprong hij er uit en zwom naar do oever, waar hij veilig aankwam. Hij verdween in de jungle en nie mand heeft hem ooit meer gezien. Wel vond men, lang daarna, de li- Chamen van Barroso en diens familie op de oever van die rivier. Wat er van over was waren slechts leeggebloede kadavers, aangevreten en afgekloven door de zwarte piranha's, de kleine^ wilde duivels van de grote Amazonej

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 19