Kenners Kopen Kodak Film PANDA EN DE YINX LEIDSCH DAGBLAD DONDERDAG 2 SEPTEMBER 1963 9) Moord aan de Belgische grens. In aansluiting op het onlangs door ons gepubliceerde bericht, omtrent het in het struikgewas langs de weg, nabij de Belgische grens, gevonden, deerlijk verminkte lijk, dat het stof felijk overschot bleek te zijn van zekere Gerard Rozenschoon uit Ant werpen, vernamen wij neg 't volgen de: Volgens het ingestelde politie- derzoek schijnt wel op goede grond te kunnen worden aangenomen, dat genoemde Gerard Rozenschoon, die zich uitgaf voor kunstschilder, de zelfde was, als een by de Antwerpse politie reeds lang gesignaleerd indi vidu, meer bekend onder de r „Zwarte Gerrit", een man die reeds enige malen met de strafrechter in aanraking kwam wegens oplichting, afpersing en chantage, terwyi hy ook in de handel in blanke slavin nen geen onbekende scheen te zyn. Onder de naam Emile Perrault De cosse placht hy zich uit te geven voor kunsthandelaar. Hy bezat grote vaardigheid in het vervalsen van naturen op schilderyen en het kopen van kopieën voor oorspronke lijke kunst. Door eni. e experts is dit bedrog onder de aandaent ge bracht van de politie-autoriteiten en dezen slaagden er in op vele van deze kopieën beslag te leggen en een zy- ner handlangers in hechtenis te ne men. Ook de arrestatie van deze Per rault Decosse zelf zou spoedig te ver wachten zyn geweest, had niet, naar men vermoedt, de ontknoping van een liefdesdrama op zo gewelddadige wyze een einde aan zyn leven ge maakt. Als merkwaardig dient nog te worden vermeld, dat de hoop, wel ke de politie koesterde om brieven of andere aanwyzingen te vinden, ter opsporing van een georganiseerde bende (in welker verband, naar men meent, hy zyn duistere praktyken bedreef) ydel bleek. Geen enkel der- gelyk stuk werd op het ïyk aange troffen. Het diner was uitstekend, maar Btyn keel was na het lezen van dit bericht te nauw en myn eet lust verdwenen. Had lk Lo nu maar kunnen spreken. Wat zou die wel hebben gezegd van zo'n loebas. Er ging een rilling door me heen by de f gedachte, dat Emile, of anders ge zegd: Zwarte Gerrit. brieven van my by zich had kunnen hebben. Goed, er werden geen stukken op het ïyk ge- I vonden, maar het had toch zo kun nen zyn. Door het oog van een naald was ik gegaan, want evenals ik zyn brieven nog in myn portefeuille by me droeg, had hij Onwillekeurig haalde ik ze voor de dag om ze onder het eten nog eens door te lezen. De zaak hield me zo zeer geboeid en ik was er zo sterk op geconcentreerd, dat ik volkomen vergeten was waar ik my bevond, doof en blind voor het lawaai om my heen en als uit een droom wakker schrok toen ik plotseling bemerkte, dat een lange gestalte zich over my heenboog. Het j was een van de Arabieren. Pardon, zei hy, mag ik zo vrij zijn? Hy reikte naar de krant, die nog voor my op de tafel lag. O, stotterde ik zenuwachtig, is het uw krant? Natuuriyk, natuurlyk. Alstublieft. Ik had instinctief de brief haastig weggetrokken en reikte hem de krant. Maar het voorval had me volko men wakker geschud. Ik keek om me heen. Er waren verscheidene tafels gedekt. Er werd gegeten en gedron ken. De drie dronken kerels met hun piepballonnetjes en toetertjes waren verdwenen, evenals de meeste Ara bieren. Alleen die ene met zyn krant zat daar nog. Wat was dat een man? Ik bedacht nu, dat hy, hoepel in een vreemde tongval. Hol lands tegen me sprak en trouwens nu ook een Hollandse krant zat te lezen. Waarom was hy zo geruisloos achter my komen staan? Was het hem alleen maar om zyn krant te doen, of had hy misschien over myn s chouder heen de brief mee staan le zen? Die vragen kwelden me, terwyl de Arabier een eind verder rustig zyn krant zat te lezen. Ik moest toegeven, zo te zien, had hy geen ongunstig uiterlyk. Integendeel, om te tekenen. Ik herinnerde eei» schilderij, wacht 's. drom mels, wat. was dat ook weer? O ja, wist ik het; de „Banjospeler" van Lo Bax. Daar leek die kerel op. Toe vallig misschien. Of zou Lo hem ge kend hebben? Toch vertrouwde ik hem niet. Dat hy Hollands sprak las, was een bewys, dat hy al lang in deze kontreien verkeerde, 't i vast een spion, of van de poli tie. of van Zwarte Gerrit, maar voor my van beide kanten gevaarlyk. Die ellendige brieven. Ik moest ze kwyt, maar hoe? Peters, riep ik. Ja meneer. Kan ik hier vanavond terecht voor een kamer? Zeker meneer, 'n mooie, frisse kamer, wilt u hem zien? Neen, dat zal wel in orde zyn. Mag ik myn bagage hier achter laten? Ik moet een bezoek brengen op het kasteel. Hoe kom ik daar het gemakkelykst? De mensen in myn omgeving keken even op. Gesprekken werden plotse ling afgebroken om my even ter sluiks te observeren. De Arabier was naderby gekomen en voordat Peters n;y antwoorden kon, mengde hy zich in het gesprek: Als u my toestaat, ik uw gids zyn. Wat wilde die zwerver toch van me' Wat had hy hier nu weer mee voor? Maar waarom zou ik niet op zyn voorstel ingaan om nader kennis met hem te maken? Peters keek een ogenblik wantrouwend. Weet je de weg? vroeg hy de Arabier. Ja, monsieur, zei deze. Nou graag dan, zei ik. De ober hielp me in myn jas. Hy is nog een beetje nat me neer, maar het regent gelukkig niet Dank u meneer. Hy stak het fooitje in zyn zak. (Wordt vervolgd). AUTOMOBIELBEDRIJF PEWANuv. HOUTWEG 7-8 DEN HAAG (bij 't Malieveld) TEL. 18.21.43 Achttien jaar lang „vergeten" in een inrichting Een journalist uit nationalis tisch China heeft een week gele den in een -psychiatrische inrich ting in Sydney een landgenoot aangetroffen, die daar achttien jaar heeft doorgebracht en nie mand weet waarom en om welke reden de Formosaan daar werd opgenomen. De betrokkene, Tsjen Joe-teh, was in 1942 bij het Japanse leger ingelijfd. In 1944 werd hij door Amerikaans-Australische troepen op Nieuw-Guinea krijgsgevangene gemaakt. Hij belandde vervolgens om onbekende redenen in de psy chiatrische inrichting. De betrokken Australische me dische autoritéiten menen dat Tsjen Joe-teh „thans wel in staat is een normaal leven te leiden". De nationalistisch-Chinese re gering zal hem naar Formosa doen terugkeren. Men poogt op Formosa thans bloedverwanten van Tsjen Joe-teh op te sporen. Deze wist, toen hij door zijn For se landgenoot-journalist werd ondervraagd, nog niet dat de tweede wereldoorlog was afge lopen en dat de Japanners de oor log hadden verloren Levensduur is in Afrika het kortst In Zweden en Nieuw-Zeeland is de gemiddelde levensduur 75 jaar dat is de langste ter wereld. In sommige Afrikaanse landen het gemiddelde 20 jaar dat is t kortste ter wereld. Deze cyfers zijn genoemd op de conferentie over de wereldbevolking in Belgrado. Tevens is gesproken over de sterf- tecyfers. Een aantal deskundigen wees erop, dat in de ontwikkelde lan den een sterftecijfer van 7 per 1.000 inwoners normaal is. In de ontwik kelingslanden bedraagt het echter 20 per 1.000. Het verschil in levensduur sterftecyfer tussen de ontwikkelde zich ontwikkelende landen wordt toe geschreven aan het veel hogere le venspeil in eerstgenoemde landen. De Japanse dr. Soda sprak over- ziekten. Hy zei, dat studies hadden aangetoond dat infectie- en inge wandsziekten afnemen, terwyi de ziekten van de bloedsomloop, I hart, de nieren en het centrale nuwstelsel, alsmede kanker toe- Hy schreef deze verandering ten dele toe aan de zich wijzigende leef- tydsstructuur van de bevolking. Dagelijks vervolgverhaal 2585. ,.Wilt u aan meneer Goudnagel zo'n klavervier ver kopen?" vroeg Panda. „Niet verkopen", verbeterde Siroj Doelbdoeg. „Schénken! „Mijn bescherming tegen demonen verleen ik gratis. Ik vraag slechts een kleine kostenvergoeding" „Dat was anders nog wel een flink bedrag!" vond Panda. „En als meneer Goudnagel nu niet in demonen gelooft?" „In dat geval vertrouw ik op de welsprekend van onze vriend Mo", antwoordde de demonoloog. „Kijk. hier is het. Er wordt juist een bezoeker uitgelaten"En hij wees op een luxe motor jacht, waar iemand met grote kracht naar buiten werd geworpen. Siroj wendde zich tot de uitsmijter en sprak: „Breng ons naar je meester". De ander keek hem loerend aan. Verwacht meneer Goudnagel jullie?" vroeg hij. „Neen", antwoordde Siroj ...Maar dat doet trouwens niet ter zake. Dien ons aan en vlug een beetje!" De ander deed een stapje vooruit. Maar toen bedacht hij zich. „Kom maar mee", zei hij met een wrede glimlach. „Meneer Goudnagel is juist in een goeie stemming voor brutale bezoekers Hij bracht hen naar een weelderig ingerichte kajuit, waar de geldmagnaat breeduit achter een bureau troonde, omgeven door zijn lijfwacht. Ze keken niet bepaald vriendelijk, maar hier trok Siroj zich niets van aan. „Goudnagel!" sprak hij. naar vorentredend. „Haal je schoenen van de tafel. Dat brengt ongeluk en is bovendien onbeleefd!" „Oei!" dacht Panda benauwd. „Ik geloof niet. dat meneer Siroj dit goed aanpakt. Dat wordt vast ruzie!" „RECHTER TIE EN HET LEVENDE LIJK" door Robert van Su,ik 306. Bram had met een snelle greep helm en paraplu van de heilige krokodil gehaald en onwillekeurig keek hij naar boven, of de voorwerpen daar soms vandaan waren gekomen. Het eerste, wat hij zag. was een tweetal merkwaardige man netjes .die boven in een zuil waren gekropen om met een loep de hiëroglyfen te bestuderen. „Hédaar", riep Brammet je. „is die rommel van jullie?" Maar de beide mannen schenen hem niet te horen. Hol klonken plotseling hun stemmen, nijdig en kibbelend, door de geweldige ruimte. „Ik.kan het langer niet verdragen", riep de één. „Het is in je bol geslagen", sprak de ander. „Ik zal me over u beklagen", stootte de eerste uit. „Het beste nieuws in veertien dagen", vond de ander en nu begreep Brammetje. dat de beide heren blijkbaar alleen maar rijmend met elkaar konden praten. In zo'n geval, had hij wel eens gehoord, kon je maar het beste meepraten en darom rijmde hij ook luidkeels: Hédaar, jullie halve garen Kom direct uit die pilaren Of ik pak je bij je haren Dat je bibbert vele jaren". Een dichter was Bram niet, maar helpen deed het wel. DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 19