öe winö kan niet M5W LEIDSCH DAGBLAD MAANDAG 26 APRIL 1965 RICHARD MASON Geautoriseerde vertaling van C. van Eijsden 11) Vond ik misschien, dat hij geen goed onderwijzer was? Kon ik misschien iets naar voren brengen, dat ik per soonlijk afkeurde in zijn methode van lesgeven? Besefte ik wel, dat bet voor mijn eigen bestwil was, als bij zich kwaad maakte? Was het me niet duidelijk, dat het zijn enig strewn was ervoor te zorgen, dat we door ons examen kwamen en dat hü ons niet wilde afblaffen, hélpen? Hierna werd de les hervat. Vertederd als hij nu was, placht hij me wat gemakkelijker zinnen vertaling te geven en voor 't ogenblik was alles weer in het reine. Ik het me niet overstuur maken door dergelijke incidentjes. Ik begon aan de studie te wennen en stelde langzamerhand meer belang in. Op een avond ontmoette ik de bri gadier in de bar van de cricket- dub. „Jullie gaan allemaal goed voor- iiit," zei hy. „Itsumi San is er minder over te ipreken," merkte ik op. „Och, je moet 'm niet te ernstig nemen. Hij is in 'n précaire situatie. ar hij kan wel les geven," zei !c „Hij doet er geweldig veel moeite oor." „Vind je 't Japans moeilijk?" ,,'tls erger dan Grieks of Latijn." „Ja, 't is ook werkelijk heel moei- jjk." verklaarde hij. „Maar wel bui- engewoon interessant, niet? 't Is ammer dat je niet meteen kunt lezen en schrijven maar ou je op z'n minst vtjf dui- ?nd lettertekens moeten kennen; nders is 't niet de moeite waard. „Als ik de taal maar kan spreken, 'tal voldoende," zei ik. „Er zyn er maal heel weinig, die et kunnen. En 't is heel wat waard or na de oorlog." „Na de oorlog heb ik 'tniet odig." „Zo. ga Je niet naar Japan?" „Misschien eens met vakantie, iaar niet om er te wonen." „Maar Je kunt 't nooit weten," ii hij. ,,'t Leven zit vol verrassin- „Ik ga in Engeland of in Frank- jk wonen waar mensen zijn, die aardig vind." „Maar er zijn ook goeie mensen Japan!" „Ik ben bevooroordeeld," zei ik, k heb in Burma tegen ze gevochten. ben voor ze gevlucht. Ik heb ichtmerries van ze gehad. En ze ibben mijn broer vermoord." „In de oorlog?" ÈLHij was in Hongkong. En daar fcbben ze dingen gedaan, die niet j'n beetje wreed waren." zei de brigadier, „ze kunnen zijn. Soldaten kunnen erg [teed zijn. En in dronkenschap kun- ']n ze afschuwelijke dingen doen." |„Niet alleen wanneer ze dronken „Nee," zei hij met een zucht, „en |k niet alleen als ze soldaten zijn. kar er bestaan véél, afschuwelijke in de wereld, 'tls soms heel beilijk om eroverheen te kijken." Lik probeer ook niet, eroverheen kijken," zei ik. LJe haat toch niet alle Japanners?" ;,Ik heb niet bepaald reden om van te houden." LMaar je haat je onderwijzers toch ,Nee, maar ik hou evenmin van [Miss Wei is ook een Japanse. Ik rïink niet dat Je héér zult haten." „Ik beloof u- in ieder geval, dat ik t niet zal laten merken," zei ik. k zag de boot naderen, een groot leschip met drie pijpen. Het kwam ^avonds binnen en ging in de ha- voor anker, en drie sloepen voe- erop af. Hun kielwater, donker blauw dan het blauw van het gfcpelloos wateroppervlak. trok ti iuinbrede banen, die puntig toe pen bij de achtersteven. Het schip zag er trots en fier en a,tig uit, zoals het daar lag, in vol- Jg nen negeren van de kleine vissers- si en, die binnendreven en er vlak ir een ligplaatsje kozen, allemaal ht opeen. Iet leek reusachtig en bijna na- irlijk; zo iets als een berg. Ik nam keuriger te bezien. Op de dekken stonden duizend witte puntjes als even zoveel Britse soldaten. De avond begon te vallen, 's Mor gens lag het schip er nog net zo, gi gantisch sterk en solide in de glin sterende haven. Ik keek er naar vanuit de klas er zag hoe het zich kolossaal en traag voortbewoog, totdat het aan het oog werd onttrokken door de ge we stenen boog, die de Poort van India wordt genoemd. Ze kwam binnen met de brigadier. Natuurlijk had de brigadier van tevoren tegen ons gezegd: „Wei is een Chinese naam. Ze gebruikt die, omdat het op 't ogenblik niet raad zaam is, een Japanse naam te dra gen. Maar miss Wei xs een Japanse jullie zullen ontdekken, dat mooiste Tokiose dialect spreekt". Dat was alles wat hij ons had verteld. We zaten in afwachting; de meesten van ons hadden nog nooit een panse wouw gezien. We keken haar allemaal zwijgend aan. Ze stond wat nerveus by de brigadier en keek strak naar hoek van de lessenaar. Ze was heel klein en tenger in haar lichte merjurk. „Mag ik u even voorstellen", zei de brigadier, „dit is miss Wei". We prevelden: „Goeiemorgen". „Goedemorgen", zeiden haar lip pen en ze neeg heel vlug, wat iets als een buiging moest betekenen. „Miss Wei is helemaal uit Enge land gekomen om ons bij te sta Hij glimlachte vriendelijk en dank baar tegen haar. Ze glimlachte ook en sloeg in grote bescheidenheid haar ogen neer. Toen ging ze naast hem aan de lessenaar zitten. Er waren algemeen tekenen goedkeuring te bespeuren. Miss Wei had de eerste proef doorstaan was aardig om te zien. Ze vormde een fris plekje in de klas, tussen het zwarte bord en de boeken en tafels en inktpotten. Een tijdlang keek nie mand uit het raam en er werd hier en daar geknipoogd. „Ze is prachtig!" fluisterde Peter. „Ja", zei ik. „We zullen fijne lessen hebben". „Waarschijnlijk wel". „Als ze maar eenmaal over haar verlegenheid heen is", voegde hij aan toe. Het was niet te verwonderen dat i verlegen was met tien vreemde gezichten om zich heen. Tien man- die haar als wouw kritisch bekeken. De brigadier haalde een leerboek >or de dag. „Ik wil speciaal, dat jullie miss Wei's uitspraak precies nabootsen", zei hij. „Ik verzoek haar een stukje te lezen en daarna herhalen wij het". Ze begon met heel zachte stem. Toen schraapte ze haar keel en be gon opnieuw. „Ik geloof dat het beter zou zijn, als u iets langzamer wilde lezen", zei de brigadier. Ze keek met knipperende oogleden en we zagen, dat ze enorme, amandeivormige ogen had. „Wat spijt me dat", zei ze. Na een poosje liet de brigadier ons alleen, en ze zei in het Japans tegen „Als u een voor een vragen wilt stellen, zal ik mijn best doen, ze te beantwoorden". Ze gebruikte zulke formele, beleef de woorden, dat het was alsof ze ,egd had: „Als u zich wilt ver waardigen mij vragen te stellen, zal ik ze nederig beantwoorden". „Hebt u een goede reis gehad?" vroeg een legerofficier in hakkelend Japans. „Het is vriendelijk van u dat te vragen," zei ze. „De reis heeft lang geduurd, maar er was altijd wel iets te doen. Ik heb geprobeerd heel veel Engelse boeken te lezen." Ze had een lijstje met onze na- en voor zich liggen. „De volgende? Quinn, nietwaar?" Ik had een vraag op een stukje papier geschreven, nadat ik de woor den in een dictionaire had opge zocht. Voorrangskwestie met revolvers „opgelost" Bij een dorp in de omgeving van Napeis is een verschil van mening over een voorrangskwestie in een bloedbad geeindingd. Een auto met twee mannen reed van een zijweg een voorrangsweg op, waardoor een andere auto die op de hoofdweg reed, slechts door krachtig remmen een botsing kon voorkomen. Tussen de twee partijen ontstond een woordenwisseling die zo hoog liep dat de vier mannen tenslotte ieder een revolver trokken. Toen de dorpsbewoners op het lawaai afkwa men, vonden zij de vier mannen bloeidend op straat liggen. De 25-ja- rige Francesco d'Avanzo die geen voorrang zou hebben gegeven, bleek al te zijn overleden. De andere drie mannen werden met zware verwon dingen naar een ziekenhuis over gebracht. Strokartonindustrie WILDE STAKING AFGELOPEN (Van Groningse correspondent). De wilde staking, die woensdag middag om drie uur in de strokar tonindustrie uitbrak, is ten einde. Vanmorgen zijn de arbeiders in de 12 strokartonfabrieken in de provin cie Groningen, waar werd gestaakt, aan het werk gegaan, nadat zaterdagmiddag in Oude-Pekela tij dens een openlucht-vergadering het besluit hiertoe was gevallen. Hier- is verder onderhandelen tussen werkgevers en werknemers mogelijk geworden. Verwacht wordt, dat reeds vandaag een akkoord zal worden be reikt. VER. VAN CEREF. PREDIKANTEN Ds. P. D. Kuiper te Sassenheim ls afgetreden als voorzitter van de Ver. geref. predikanten in Nederland. Zijn opvolger is dr. mr. J. Ozinga te Lunteren. Prof. dr. J. van den Berg trad af als secretaris en werd opge volgd door ds. G. Meijster te Ede. Bejaarde vrouw schrikt bij vinden van veel geld In het Duitse plaatsje Velbert liep en 80-jarige vrouw een shock op, Den zij in haar mantelzak geheel onverwachts een bundeltje bankbil jetten van 100 mark aantrof. Geheel overstuur strompelde de bejaarde vrouw naar de politie. De vrouw meent dat iemand het pakje bank biljetten in haar mantelzak moet hebben gestopt tijdens het winke len. De politie denkt, dat het geld afkomstig is van bijvoorbeeld een bankrover, die zich in het nauw ge dreven heeft gevoeld. De vrouw is er slecht aan toe. PANDA EN DE DRUMDRUMS 41—83. De zojuist binnengekomen rechtskundige bijstand voor Panda stelde zich op bij de tafel van de rechter, trok de toga recht en plaatste een voet naar voren: „De toekomst is aan de jeugd!" zoals de Latijnse rechtsgeleer den reeds vroeg begrepenNemen wij bijvoorbeeld mijn jonge cliënt, een baaske nog, dat echter nu reeds getuigt van sterk mu zikaal inzicht! De drumdrums op de radio? Pandake luistert er naar! Een nieuwe drumdrumfoto? Hij voegt ze bij zijn collectie. „Zo waren de Groten dezer aarde in hun jeugd!" zal hij later kunnen zeggen!" Op de publieke tribune was nu onderdrukt gesnik hoorbaar en enkele bloemen daalden op de zichtbaar ontroerde pleiter neer. „De verdachte kende nog slechts één wens", vervolgde hij. ,De drumdrums aanraken te gast noden in zijn schamele behui zing als was het slechts voor één minuut!" De drumdrumfans toonden begrip voor deze gevoelens. Enkele weenden nu luidop en andere drongen schreeuwend aan op vrij spraak van Panda. Doch de rechter was een andere mening toegedaan. „Bah!" sprak hij. „We hebben hier te maken met een superfan Een gevaar voor de maatschappij! De politie heeft handenvol werk aan dit soort delinquentenHet wordt tijd dat er eens een voorbeeld wordt gesteld en dat zal ik bij deze doen S° RECHTER TIE EN „DE DODE BRUID" door Robert van Gulik Advertentie DE WONDERLIJKE AVONTUREN VAN BRAMMETJE FOK 198. Het spreekt vanzelf, dat onze drie vrienden in jubelende stemming waren, nu zij door Karo zo op het laatste nippertje ge red waren. „Goed gedaan", juichte Brammetje. „Prrrrachtig krijste Tutu opgetogen. Voorzichtig tilden ze de klap van de piano op. Over hobbelige keien reden ze weer het verlaten stadje binnen, waar zij ééns door het geheimzinnige draaiorgel gevangen waren genomen. Zij voel den zich, ai* of zij alles al gewonnen hadden, maar zó gemakkelijk zou het toch niet gaan. Onmogelijk konden ze weten, dat In het stadion hun vlucht in middels was ontdekt. De eerste viool had de lege plaats op de tri bune gezien en woedend streek hijgde schipbreukelingen toet „Waar zijn ze? Wie weet het? 'k Ben booshoorC Niemand gaf antwoord, want niemand had iets van de vlucht gemerkt. Maar het was wel zeker, dat de eerste viool het hierbij niet laten zou. De ongelukkigen op de tribunes zouden worden bestraft en het werd dus hoog tijd. dat Brammetje iets zou doen hen te redden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 17