Zoals de ouden zongen
piepen de jongen niet meer
Leidenaars van
alle leeftijden,
verenigt u
Leden lieten
me in de steek
Zaterdag 20 februari 1965
Pagina 1
O OMM1GE vaders kunnen
kj het nog maar moeilijk
verkroppen, dat hun zoon zich
niet geroepen voelt om, gesto
ken in de korte padvinders
broek, sporen te zoeken en
knopen te leggen, zoals pa zelf
in zijn jonge jaren met over
gave placht te doen. Andere
ouders zien met lede ogen aan
hoe hun kinderen, in stede van
een eenvoudig en fris dansje
rond de meiboom uit te voeren,
op een stampend ritme hun
lichamen in anatomisch nauwe
lijks verantwoorde bochten
wringen.
Het is een verschijnsel van
deze tijd: de jongen piepen niet
meer zoals de ouden zongen.
Het verenigingsleven heeft
hiervan de weerslag ondervonden en is die eigenlijk nog steeds niet te boven. Te lang heeft
men met de gedachte gespeeld, dat Pietje in het jaar 1960 dezelfde voorkeur voor vertier zou
(moest) hebben als Jan, anno 1930. Pas laat won het inzicht veld, dat er meer waarheid bleek te
schuilen in het gezegde „andere tijdenandere zeden".
Bij de jeugdverenigingen zijn het vooral de traditionele organisaties, die een bijzonder
moeilijke periode achter de rug hebben. Dat ligt voor de hand: zoals de jeugd op tal van fronten
met tradities heeft gebroken, toonde zij zich ook afkerig van het staf re patroon van vele vereni
gingen. Pas sinds deze organisaties de kerkelijke georiënteerde clubs en de padvinderij o.a.
er toe zijn overgegaan op hun beurt met bepaalde tradities te breken en „modernere vormen van
ontspanning en bezigheid te introduceren, hebben zij weer wat meer vat op de jongeren gekregen*
Als men gaat discussiëren over de vraag of de jongeren in het algemeen nog wel Interesse heb
ben voor het lidmaatschap van een jeugdvereniging mag men het volgende beslist niet uit het oog
Verliezen. Op één punt is de jeugd van vandaag minstens even traditioneel als die van vroegen zij
houdt ervan om samen bezig te zijn en bezig te worden gehouden zoals treffend wordt geïllus
treerd door dé omvang van het Leidse clubhuiswerk, dat thans circa zesduizend deelnemers
telt). De moeilijkheid is alleen de juiste aanpak,, goede leiding en een behoorlijke ruimte te vinden
Teveel nog wordt de Jongen of het
eisje van vandaag afgeschilderd
a-sociaal of hyper-indivi-
aen. Het tegendeel is eer-
Misschien zelfs meer dan
zoekt de jeugd of gezellig-
(Van een onzer redacteuren)
De neiging bestaat om over traditionele jeugdorganisaties te
spreken alsof zij nauwelijks meer meetellen. Maar dan vergeet
dat zij altijd nog een belangrijk deel van de Leidse jeugd
bereiken: ongeveer 3.600 jongens en meisjes. Is dan toch nog zo n
grote groep van de nieuwe generatie geïnteresseerd in de vormen
ontspanning, waarmee hun ouders zijn opgegroeid? „Nee",
zegt de heer G. Steinbach, directeur van de Leidse Jeugd Aktie,
„het zuiver traditonele verenigingswerk trekt beslist niet. De
jeugd komt voor de nieuwe dingen die men is gaan doen, de
hobbyclubs en vooral het sociëteitswerk".
clubs die zijn aangesloten by de
Katholieke Jeugdraad, de Her
vormde Jeugdraad, het Gerefor
meerde Jeugdverband of de Mo
derne Jeugdraad) weinig toekomst
schenen te hebben: zij kregen de
jeugd niet meer In die tyd zijn
diverse kleinere kerkelijk georiën
teerde clubs opgeheven. Pas toen
men is gaan inzien, dat men moest
gaan op de nieuwe wegen die men
proberen niet zozeer de jeugd als
wel de organisaties te veranderen,
is het gety gaan keren. En al is
deze kentering nog niet opzienba
rend, bemoedigend is zij in elk ge
val wel. en tevens een aanwijzing
om de platgetreden paadjes te la
ten voor wat ze zijn en voort te
heeft ingeslagen.
„De achteruitgang is tot staan
gebracht door de ontwikkeling van
de sociëteitsgedachte en het hobby-
werk", aldus de heer Steinbach.
Bezigheden als fotograferen, han
denarbeid en verzamelen verdrin
gen de traditionele vormen. „Maar
vooral het sociëteitswerk trekt veel
deelnemers".
Bloeiperiode
Is bij de traditionele organi
saties op het ogenblik alleen nog
maar sprake van een bescheiden
herovering van het verloren ter
rein, een werkeiyke bloeiperiode
beleven de zogenaam te verenigin
gen met een speciaal karakter.
Een frappant voorbeeld is het
Jeugdorkest De Burcht, dat
terwyl alle muziekverenigingen
een ontstellend gebrek aan jong
bloed hebben maar liefst hon
derd leden telt.
Vier andere verenigingen van dit
genre noemden wy daarnet. Met
hun vyven binden zy circa vier
honderd jongens en meisjes. Alle
vyf zyn ze tot stand gekomen in
een periode, die voor andere clubs
byzonder moeilyk was. „Deze ver
enigingen doen het erg goed", al-
eid. Het eerste bUjkt uit de bloei
de „ongeorganiseerde praatso-
in diverse restaurants en ca-
[fetaria's. Voor het juiste pleit het
t, dat juist in de laatste tien
verenigingen zyn opgericht
het Leids Jeugd Kamerorkest
i de volksdansgroep Oud-Poel-
st, en plaatseiyke afdelingen
gesticht van de jeugdbonden
rter bestudering van de natuur en
|de geschiedenis.
'Het is nog niet zo lang geleden,
dat vele traditionele jeugdorgani
saties (met als hoofdmoot de
dus de LJA-directeur, „ze hebben
slechts één bepaalde activiteit en
dat trekt dus de direct geïnteres
seerden". Het Leids Jeugd Kamer
orkest b.v. heeft zelfs een leden
stop.
Opvallend is in dit kacer ook de
groei van het hobbywerk onder de
speeltuinjeugd. Er zyn diverse
speeltuinverenigingen, die afdelin
gen hebben voor ballet, toneel, mu
ziek enz.
Leiding
Een punt dat nauw samen
hangt met de veranderde aanpak,
ls de leiding. „Men is er veel
meer op uit de jeugd zelf te la
ten organiseren en zelf de lei
ding in handen te geven. De
fout van vroeger was, dat allee
van bovenaf kwam". De heer
Steinbach meent overigens, dat
-
In dit tweede artikel over
het Leidse verenigingsleven
allereerst een algemene be
schouwing over de jeugdorga
nisaties, aan de hand van ge
gevens van de Leidse Jeugd
Actie en uitspraken van LJA-
directeur G. Steinbach. De
situatie blykt niet rooskleu
rig, maar evenmin zorgwek
kend. Vele verenigingen die
enkele jaren geleden dreigden
weg te kwynen, kunnen zich
nu weer in een redelyke be
langstelling verheugen. Moei-
hjke punten blyven echter
het gebrek aan goede leiders
en het tekort aan zaalruimte.
Eén groep verenigingen
blyft in deze beschouwing
onbesproken: de politieke
jongerenorganisaties. In het
kader van het geheel vormen
zy een achtergebleven gebied.
Hun aanhang is bedroevend
klein en voor sommige ziet
de toekomst er beslist somber
uit. Merkwaardig is dat de
beraadslagingen van het
Jeugdparlement ruim een
Jaar geleden 'heropgericht,
ook al om de impasse op dit
gebied te doorbreken soms
een aardig Jongerenpubliek
trekken. Een vaak gehoorde
verklaring hiervoor is, dat
een deel van de jeugd wel in
de politiek is geïnteresseerd,
maar zich niet voelt aange
trokken tot de bestaande
party en.
Verder vindt u op deze pa
gina de ontmoedigende erva
ring van een jongeman, eens
voorzitter van een jazzclub,
die zich in de steek zag ge
laten door zyn leden op een
moment dat hy hen het
hardst nodig had. Voordien,
vertelde hy ons, had hy maar
zelden mogen klagen over
gebrek aan belangstelling.
Wat trouwens ook wel biykt
uit het ledental van de in
middels gelikwideerde club:
ruim 260. Hy vraagt zich nu
af, of de jeugd niet genoeg
(geld b.v.) over heeft voor
een vereniging.
5?
ERIC FABER
„Ik voelde me verbitterd, in de
steek gelaten". Aldus de jeugdige
Leiderdorper Eric Faber, voor
zitter van wijlen The Beat, de
enige organisatie die het jazzle
ven in Leiden en omgeving gaan
de hield. Een verlies op een con
cert van enkele honderden gul
dens maakte een einde aan alle
activiteiten.
Op 19 september liet het bestuur
van The Beat het kwartet van
Herman Schoonderwalt, winnaar
1964 van de Wessel Ilcken-trofee,
in de Stadsgehoorzaal optreden.
„Ik had op vierhonderd bezoekers
gerekend, dan waren wü er net
uitgesprongen. Maar er kwamen
er nog geen 250". Van die 250
bezoekers kon Eric er amper
veertig als leden van zyn jazz
club thuisbrengen. Een bedroe
vend klein aantal, als men weet
dat The Beat ruim 260 leden
telde. „Als tachtig procent was
komen opdagen, waren wij met
de andere bezoekers dik aan die
vierhonderd mensen gekomen".
Een paar maanden eerder was de
jazzclub ook al met een nadelig
saldo blijven zitten. Dat was, toen
de Amerikaanse trompettist Do
nald Byrd in de Stadsgehoorzaal
optrad. De belangstelling was die
keer wel iets groter, maar niette
min kwamen de organisatoren
nog by'na driehonderd gulden te
kort.
„Bij Byrd redeneerden we: tja, het
is een duur concert, en de men
sen moeten nog aan zoiets wen
nen", aldus Eric Faber. „Maar bjj
Schoonderwalt werkte iedereen
mee: we kregen de affiches goed
koop, Schoonderwalt zelf vroeg
een schappelijk honorarium en
zovoort". Maar ondanks alle me
dewerking: een tekort van vier
honderd gulden. „Waarvoor de
drie bestuursleden moesten op
draaien".
Dat betekende het einde voor The
Beat. „En wij hadden juist nog
bijzonder veel plannen", voegt
Eric er met spijt aan toe, die
drie jaar geleden de Jazzclub
Leiderdorp begon, deze moeizaam
opbouwde en ruim een jaar ge
leden een fusie aanging met de
Leidse Jazzclub.
„Wij wilden in Leiden een soort
jazzschool beginnen. We hadden
het plan al besproken met Boy
Edgar, Schoonderwalt en Cees
See, die er erg enthousiast over
waren. Eens in de week zouden
Leidse jazzmusici onder leiding
van een bekende beroepsmusicus
gaan oefenen. En verder waren
wy van plan eens in de veertien
dagen een vaste jazzsociëteit te
houden, en als dat succes had
zelfs één keer per week".
Eric meent ook te weten, waarom
de opkomst op 19 september zo
klein was: „Vry wel alle leden van
The Beat waren studenten en
scholieren, voor wie een paar
gulden voor een concert gauw
teveel is".
HU is ervan overtuigd, dat er in
Leiden voldoende belangstelling
bestaat voor jazz. Nog geen week
na het fatale concert was er in
de Louise de Coligny-HBS een
allang tevoren geplande jazz
avond, georganiseerd door de In-
terscholaire Contact Commissie
in samenwerking met The Beat.
Michiel de Buyter hield een le
zing en er werd gemusiceerd door
het trio Kees Nix en The Moanin'
Attics. Een vry alledaags pro
gramma dus. Niettemin waren er
ruim driehonderd jongeren!
„In eerste instantie was ik bijzon
der verbitterd," zegt Eric. „Maar
nu begin ik er toch weer mee.
Ik ga jazzconcerten voor anderen
organiseren en hoop daaraan wat
geld over te houden om weer
een jazzclub te kunnen finan
cieren".
met name by de traditionele or
ganisaties ouderen nodig blyven
die stimuleren en zonodig de hel
pende hand bieden. „Daarom is
het zo Jammer, dat Juist deze
verenigingen, o.a. door de mili
taire dienst, niet voldoende ka
der hebben".
Evenals tal van andere vereni
gingen kampen de jeugdclubs met
ruimtegebrek. De heer Steinbach
wil er niet veel over zeggen, alleen
dit: „De huisvesting van het Jeugd
werk is een grote zorg van de
Leidse Jeugd Aktie".
„Als je een goede ruimte hebt
en goede leiding", besluit hij,
„kun je zoveel klanten krijgen
als je maar wilt. Dat heeft het
clubhuiswerk wel bewezen.
Dat geldt dan speciaal voor
de jeugd van 6 tot 14 jaar. Bij
de oudere jeugd moet je het
echt wel gaan zoeken in be
paalde hobby's, sociëteitswerk
en dansavonden".
De heer G. Steinbach
achter *ijn bureau
IN deze dagen wordt in Wenen
een proces gevoerd tegen dr.
Rajakowitsch, aan wie ten laste
wordt gelegd, dat hy de hand
zou hebben gehad in een depor
tatie van 83 joden van Neder
landse nationaliteit, die in
Frankrijk vertoefden en op zyn
bevel naar een vernietigings
kamp werden vervoerd. En ver
der, dat hy een zeer groot aan
deel heeft gehad in het voor
bereiden van het wegvoeren van
110.000 landgenoten. Joodse
landgenoten, naar andere ver
nietigingskampen. Deze zeer
bekwame advocaat heeft zich
jaren schuil weten te houden,
belast met een zeer schuldig
geweten en is nu aangeklaagd
wegens zyn misdaden. Maar in-
plaats van zyn geweten nu te
ontlasten door te bekennen, wat
hy heeft misdreven, gebruikt
hij dit proces voor een Jury
om zich zoveel mogelyk van
alle schuld vrij te pleiten. Daar-
by speelt hij het doorzichtige
spel van die onnozelen, dat niet
alleen hier, maar in alle proces
sen tegen oorlogsmisdadigers zo
sluw wordt gespeeld.
Het is een merkwaardig feit,
dat vele van deze mensen zich
niets meer kunnen herinneren
van hun fouten, dat zy vele
achtergronden nooit hebben
vermoed, dat zy feiten, die byna
iedereen kende, niet hebben ge
weten.
Dat spel der onnozelen wordt
echter niet alleen gespeeld door
de oorlogsmisdadigers, maar
eveneens door de wapensmokke
laars, de opiumhandelaars, kort
om door vele misdadigers.
In het spelen van dit spel
komt naar voren een echt men
selijke trek om zich aan de
verantwoordelykheid van zyn
misdaden te onttrekken. De
WOORD VAN BEZINNING
Het spel der
onnozelen
mens wordt geplaatst voor de
gevolgen van zijn daden en hy
probeert toch om een weg te
vinden om het verband tussen
zijn verantwoordelijkheid en
zyn daden te loochenen. Het is
ten diepste een herhaling van
de paradijskomedie, die de mens
tegenover God probeert te spe
len. Hij weet heel goed wat er
aan de hand is in zyn verhou
ding tegenover God, maar hy
probeert de schuld van zich af
te schuiven en die op anderen
te werpen of de omstandighe
den met zijn persooniyke ver-
antwoordeiij kheid op te sche
pen.
Het diepste motief daarvoor
schijnt te zijn dat de mens bang
is voor de straf, die hy by er
kenning van zijn schuld, zal
moeten ondergaan. En het is
begi-ypeiyk, dat de mens tracht
om die straf te ontlopen.
Maar er is hier nog iets heel
anders aan de hand. Want wan
neer de schuld niet kan worden
vastgesteld, omdat men zich
van schuld heeft weten vrij te
pleiten voor de rechtbank en
wanneer men de straf van de
rechter niet opgelegd krygt, dan
wil dat nog niet zeggen dat men
dan vry is.
De mens kan zichzelf niet
ontlopen. Hy kan uitwyken
naar Zuid-Amerika; hy kan
uitwyken naar de leugen: hij
kan zich misschien handhaven
in het maatschappelijke leven
door de onnozele uit te hangen,
maar hy ls daarmee innerlijk in
het geheel niet vry. Hy heeft
een belast geweten en dat is in
wezen veel erger dan welke
straf ook.
Zou men reeds straf genoeg
hebben wanneer men met zulk
een belast geweten rondloopt of
liever zyn leven lang opgejaagd
wordt en moet men dani maar
verder de zaak laten rusten? Ik
dacht van niet. Want nog afge
zien van de strafmaat ffe wordt
opgelegd door een rechter is dit
het grote voordeel van het pro
ces en de veroordeling van een
misdadiger, dat hy de gelegen
heid krijgt zyn geweten te ont
lasten. Hij zal dan als gestrafte
gelukkiger zyn dan als rond
dolende over de aarde of geca
moufleerde hoogwaardigheidsbe
kleder.
Men hoort wel eens zeggen
dat het nu maar eens uit moet
wezen met de onderzoeken naar
de misdaden In de oorlog ge
pleegd.
Het schynt barmhartig, maar
het is niet zo.
De niet-betrapte misdadiger
is een veel ongelukkiger mens
dan de voor het gerecht gedaag
de. Het gaat in het recht om
het recht, maar het gaat ook
om het geluk van de mens, die
het recht trapt. Hy moet ook
geholpen worden, desnoods met
een strenge veroordeling opdat
zijn geweten vrij zou worden.
Was het niet koning David,
die zei, dat zyn zwygen over zyn
misdaad een voortdurend vuur
In zyn beenderen was?
En is het bekennen van zfln
misdaad niet bevrijding voor
God en de mensen? Vooral voor
God, die vergeeft en nooit meer
gedenkt?
K. DRONKERT,
geref. predikant in Leiden.