Een realistisch s ven VERKILDE LIEFDE Saterdag 13 februari 1965 Pagina 1 ig ELI Het is (le wekelijkse repetitie-avond van een harmo- niekorps. Ruimschoots na het aanvangsuur worden de neuzen geteld en dat is gauw gebeurd: drie stuks. Met 'n auto rijdt men de leden af die verstek hebben laten gaan. Slechts een van hen wordt bereid gevonden zijn luie stoel voor de beeldbuis in de steek te laten. Van repeteren kan weliswaar nog niets terechtkomen, maar met die vierde man erbij kan men nu tenminste klaverjassen Een politieke jeugdorganisatie belegt een bijeen komst, waarop een causerie zal worden gehouden door iemand die daarvoor speciaal uit Amersfoort komt. Als de geachte spreker na een reis van anderhalf uur het zaaltje binnentreedt, ziet hij dat zijn publiek be staat uit twee man, nauwelijks meer dus dan de be ruchte „anderhalve man en een paardekop". Een toneelvereniging heeft maandenlang ijverig op een stuk gestudeerd. Op de avond van de voorstelling is het kil regenachtig weer. Als het doek opgaat, zitten krap veertig mensen in een zaal die plaats biedt aan enkele honderden. Als het doek valt, zit de vereniging met een tekort van honderden guldens. Zij kan wel op doeken Sterke verhalen? Jawel, maar waar gebeurd, in Lei den, onlangs of een paar jaar geleden. En verenigings bestuurders kunnen uit eigen of andermans ervaring deze drie voorvallen aanvullen tot een indrukwek- ken de reeks. Het zijn de symptomen van een kwaal waaraan een groot deel van het Leidse verenigings leven al jaren in meerdere of mindere mate lijdt: ta nende belangstelling. Een kwaal met complicaties ove rigens, want gebrek aan interesse is niet het enige euvel waarmee menige vereniging heeft te kampen. W. OUWERKERK taak voor gemeente V. Ouwerkerk (voorzitter van de Timdelerclub)„Elke voorstel ling voor onze donateurs (driehon derd, en trouwe) levert een verlies twee- tot driehonderd gul den, dat we moeten compenseren -dec d°°r op te treden voor anderen. ide Vebo bij voorbeeld" P*J J. C. B.: „De zaalhui de forse kant. Een dur iiHÉ°°k het huren van ^écors- vooral |||ldoor de enorm hoge vervoerskos- ten die erbij komen, wel twee- tot 'driehonderd gulden per keer". a a ;ids", l^ogelb EERSTE BEDRIJF a lec^ (Het doek gaat op. Op het to- les, ii/eel staat een enorm groot soort ierlanpMor"tw met zes^en Leidse to- nanntKelverenigingen erin (twaalf van '°SJ ie NATU en vier van het Werk- Le4erba»(i Katholiek Amateurto neel), die zich met moeitesom- Kgme/mige al watertrappelend, staande W&jMuden. Bedrijvigheid kenmerkt eerste bedrijf. Rechts op het z09enaam<^e kredit zijde ledifypen sombere figuren heen en water in het De opval- mdste van hen is een fors ge- mode figuur, Zaalhuur geheten; ze loopt niet vlug, maar sleept wel twee grote emmers 'élijk aan. Een ander, Repetitie- 1- posten genaamd, heeft slechts een irachre^ emmertje, maar daar staat en plover dat hij daarmee heel teiykiuerifl' heen en weer dribbelt. An- iek9 r® Persana9es deze hoek zijn schl.a. Décorhuur, Kostuums en 5"t^Auteursrechten. Links op het to- her#ee7, de debetzijde, is een goedig 8last!»itziende figuur, Subsidie, bezig et Kwater uit het aquarium te schep- 8' ven met een emmer, die volgens •enigingen wel wat groter ad kunnen zijn. Hij wordt geas- H» isteerd door Donateur en Kaart- 'i 34 'erkoop, die er echter af en toe gemak van nemen. Het lijkt ongelijke strijd. Het water l® taat vele verenigingen al tot aan dip lippen.) J. C. Bartelsman (hoofdbestuurs- 1 id van de NATU, voorzitter van afdeling Leiden, regisseur bij iJLitteris Sacrum)„Elke toneelver- tab niging, gesubsidieerd of niet. moet pnU| eld toeleggen op een voorstelling roor eigen huis. Zelfs een vereni- logu^ing die dank zij het aantal dona- gezonde basis heeft, is [enoodzaakt om uitkopen buiten de te spelen, omdat de voorstel- nd Ingen voor die donateurs toch ver- ies opleveren". W. O.: „De financiële lasten zijn steeds zwaarder geworden. De kos ten van een voorstelling zyn min stens tweemaal zo hoog als tien jaar geleden. Kostuumstukken zijn helemaal niet meer te betalen. Re petitieruimte is schaars en duur. Wy moeten steeds weer naar een ander zaaltje uitkijken. De huur is al gauw een tientje per avond. Daar wij wel dertig keer per jaar moeten repeteren, doen we dit vaak by iemand thuis om de kos ten te drukken, maar ideaal is dat ook niet". J. C. B.: „Er is bijzonder weinig repetitieruimte. Gelukkig heeft het gemeentebestuur daar een open oog voor. Er zyn op het ogenblik be sprekingen gaande over de stich ting van een repetitiecentrum, waarvan alle Leidse toneelvereni gingen gebruik zouden kunnen maken". W. O.„Het gemeentebestuur mag wel oppassen, dat de nieuwe schouwburg niet te groot wordt en dus te duur voor amateurverenigin gen". J. C. B.: „Leiden heeft gebrek aan goede toneelaccommodatie. De enige goede zaal is de schouwburg, maar die wordt te duur voor de verenigingen. De andere zalen hier hebben te kleine toneeltjes, onvol doende belichting en dergelijke. De afdeling Leiden van de NATU wil proberen te zijner tijd de beschik king te krijgen over een eigen theatertje. Maar daarmee is een Hoe is het gesteld met ons Leidse verenigingsleven? Op deze vraag zullen wij antwoord trachten te geven in een serie artikelen, waar mee wy vandaag beginnen. Het zal echter steeds een „proberen" blijven, waarbij we zonder aanspraak te willen maken op volledigheid aan de hand van zoveel mogelijk materiaal een glo baal beeld zullen schetsen. De amateurtoneelspelers bijten vandaag de spits af. De komende zaterdagen zullen achtereenvolgens de jeugd clubs, zangverenigingen, mu ziekkorpsen en sportvereni gingen onder de loep worden genomen. Een kostuumstuk als dit i dermate groot bedrag gemoeid, dat dit voornemen thans moeilijk is te realiseren. De gemeente is wel be reid de helpende hand te bieden, maar de vraag is hoe ver die hand reikt". W. O.: „Het amateurisme moet in staat worden gesteld om vol te houden, terwille ook van het pu bliek dat de amateur-uitvoeringen bezoekt. Het amateurisme is een algemeen belang. Daarom heeft de gemeente in dezen ook een taak". TWEEDE BEDRIJF (De zestien verenigingen zijn uit het aquarium geklommen en hebben afgesproken samen een eenacter op te voeren. Het wachten is op de jeune premier. Er is in dit bedrijf opvallend weinig bedrijvigheid. Men wacht en ivachtEindelijk komt dan de jeune premier: een man van bijna middelbare leeftijd, sterk geschminkt) W. Ouwerkerk: „De meeste ver enigingen hebben te weinig spe lersmateriaal". Enkele maanden geleden heeft mr. Cleveringa, lan delijk voorzitter van de NATU, in een interview in het Leidsch Dag blad verklaard, dat fusioneren de aangewezen weg is om dit euvel te verhelpen. Maar de heer Ouwer kerk acht fusies „moeilijk uitvoer baar", omdat iedereen toch zelf standig wil blijven. „Elke vereni ging heeft e eneigen sfeer. Fusio neer je, dan houd je in de grotere club toch twee groepen. Een groot gevaar is, dat na de fusie de ver eniging wegsmelt, omdat de band met de leden veel slapper is ge worden en dan heb je na verloor) van tijd weer een clubje met een klein spelersarsenaal". J. C. Bartelsman: „'Het is heel moeilijk voor de verenigingen om jeugdige leden aan te trekken. Het is heus niet zo dat de jeugd niets van het amateurtoneel moet heb ben, maar zij wil zich niet aan sluiten bij de bestaande verenigin gen, zij voelt er veel meer voor om voor zichzelf te beginnen." Hij noemt de toneelvereniging Impe rium, met allemaal leden van 16 tot 30 jaar, „als grap begonnen" op het Christelijk Lyceum. De grap duurt inmiddels al een paar jaar en Imperium speelt met wisselend succes. „Enkele voorstelling ston den op bijzonder goed peil". W. O.: „Van de achttien spelen de leden die wy hebben, zyn de meesten tussen de 30 en 45 jaar. We hebben vooral een tekort aan jongemannen. Wij zyn al enige tyd bezig om jonge leden te wer ven, maar dat lukt niet snel". voor amateurverenigingen niet meer te betalen J. C. B.: „Daarom is de Leidse NATU eind januari alvast gestart met een aparte jeugdafdeling, waarbij zich inmiddels een achttal kweek- en middelbare scholen heeft aangesloten. Hopelyk ont staat op die manier een Nach- wuchs, waaruit straks de bestaande verenigingen kunnen putten". DERDE BEDRIJF (De dertien verenigingen staan voor zich uit te mompelen. De meeste hebben een Donateur bij zich die alles geduldig aanhoort; de andere staan er wat verloren bij. Plotseling ontstaat algemene beroering op het toneel, als een zo op het oog onopvallende fi guur vanachter de coulissen ver schijnt. Hij wordt luide verwel komd. Het publiek in de zaal ivordt verondersteld er niets van te begrijpen, totdat de nieuw- aangekomene zijn naam noemt: Toeschouioer. De verenigingen overstelpen hein met vragen: waarom is zijn vriend niet mee gekomen? is zijn vrouw ziek? waarom heeft-ie zijn zoontje niet bij zich? Enkele verenigin gen begroeten hem overdreven hartelijk: juist, die zonder Do nateurs). J. C. Bartelsman: „Of een ver eniging voldoende publiek trekt, hangt ook af van de activiteit van de leden zelf. Imperium by- voorbeeld heeft geen achterban, geen donateurs, maar als die jon gens in de schouwburg optreden, hebben zy toch een redelyk gevul de zaal". Over de televisie zegt hy: „Die is wel een concurrent geweest, geloof ik. Het publiek is door de t.v. ook opgevoed. Men slikt niet alles meer, men stelt ho gere eisen aan het amateurtoneel. En het is een feit dat vele vereni gingen beneden de maat blyven, al bestaat er een behooriyke bo venlaag. Ik ben het wel met Cle veringa eens, dat de algemene te neur is dat de amateur er te wei nig aan doet. Verenigingen waar van de leden wèl cursussen volgen en aan weekends deelnemen, ko men dan ook duideiyk boven de middelmaat uit". W. Ouwerkerk: „Wy zien onder ons publiek weinig jeugdigen. Maar gelukkig heeft de Timdeler club wel een sterke binding met zijn donateurs". Er zyn in Leiden echter ook clubs met weinig donateurs, ver enigingen die hoofdzakelijk zyn aangewezen op het „ongebonden" toneelminnende publiek. Dat pu bliek is de laatste tien Jaar niet on belangrijk kleiner geworden, vertelt Bartelsman' „al zyn we, geloof ik, nu wel door het dieptepunt heen"% Die clubs hebben al heel wat klap pen te incasseren gekregen. Niet temin moeten ey voortgaan met het organiseren van voorstellingen, eenvoudig omdat ztj at hun be staansrecht aan ontlenen. Een to neelspeler, ook de amateur, kan niet buiten publiek. Maar met elke voorstelling wee» zetten die vereni gingen hun voortbestaan op het spel. J. C. B.t „Ik weet, dat «en paa» verenigingen het by zonder moei- ïyk hebben. En het tal echt de vraag, of zy het nog lang zullen volhouden." ..a (Naschrift: Dit U wat men een open einde noemt. Diverse in terpretaties van de afloop zijn nu mogelijk. Een nabije toe komst zal leren welke de juiste is). P J r oto s t LD/HOLVAST j C. BARTELSMAN eigen theatertje Liefde is een i macht in het leven. De mensen door liefde gedreven kunnen veel voor elkander op brengen. Liefde is volgens het Hooglied zelfs sterker al6 de dood. Haar vlammen zijn vuur vlammen, een vuurgloed des HEREN. Vele wateren kunnen de liefde niet blussen en rivie ren spoelen haar niet weg. Dat wil dus nogal wat zeggen. Wie ware liefde bezit, die is gedreven dooi- de Heer zelf. Door deze macht kan Albert Schweitzer het lang volhouden in het donkere Afrika, kan een moeder uren geduld oefenen met haar kind, offeren vrouwen zich op om het ellendige te verzor gen, verdragen mannen de moeilijkheden van het leven van hun medemensen. Liefde is een geweldige macht en zij brandt door in het hart van de mens, die liefde geeft en in het hart van de mens. die liefde ontvangt, zy is de grootste kracht van het leven. Zij ver wekt leven en onderhoudt het tot het uiterste toe. Wanneer ik de berichten lees over de criminaliteit, dan is daarby nogal eens een bericht over misdaad, die gepleegd is in de sector van de liefde. Nu eens wordt er een vrouw gewurgd, dan weer tracht een vrouw haar man te vergiftigen met para- thion, soms worden kinderen in hun eerste levensbewegingen gesmoord of ontstaan er grote veten vanwege teleurgestelde liefde. Wanneer de liefde ver kilt, af neemt, omgezet wordt in het tegendeel, dan komt er WOORD VAN BEZINNING een vuurvlam naar boven, die niet van de Heer is, maar van de Duivel. Vlammen van het dodenrijk schieten dan hoog op. Dit is een probleem in het leven der mensen. Er worden ïyvige rapporten over geschre ven, men zit met de toenarbe van de criminaliteit en men tracht en- de oorzaak van op te sporen. Vooral psychiatrische rapporten worden er gevraagd en tien tegen één dat de mens, die door de Duivel gedreven wordt in het vernietigen van het leven van een eens geliefde, niet vol ledig toerekeningsvatbaar wordt verklaard. Ook dat wordt een moeilijke zaak. Want in wezen zit de zaak niet in het verstand, maar in de omzetting van de liefde. Wanneer die liefde werkt in de richting van het behoud dan is dat evenmin normaal dan wanneer zij werkt in de richting van het verderf. Ook levens- sterkende liefde is niet normaal. Dan is een mens, wanneer het goed is, ook buiten zyn gewone normale doen. Het gaat alleen maar om de richting waarin de hartstocht werkt. Die levenwekkende en leven behoudende richting, die moeten wij zoeken en wy moeten dus met elkaar een middel vinden om de levenvernietigende kracht van de hartstochten en ook van de omgekeerde liefde te bestrij den. Welk middel is er tegen de verkilde liefde. Hoe kan de lief de weer gaan branden in onze samenleving als een positieve kracht en hoe kunnen wy de misdaden bestrijden van hen, die naar buiten zijn getreden in daden van liefdekilheid? wy zijn er niet mee gebaat om te zeggen, dat die vrouwen dit of die mannen dat moesten gedaan worden. Geen doodsdrei ging, geen strafmaatregelen kunnen hier de kwaal genezen. Het kan nodig zyn, dat zy wor den toegepast als vergeldings maatregel, maar de kwaal zelf gaat er niet door weg. Het enige middel is, dat wij onze liefde laten gloeien vanuit de Heer in het leven van onze naaste. Dat kunnen wij doen door onze kinderen liefdevol te ontvangen te begeleiden, door onze medemens liefde te schen ken. waar hij eenzaam staat, door in aansluitend leven met de Heer Zijn vuurvlammen hoog op te doen laaien. Dan doven die andere vlammen meer en De liefde is sterk als de dood. Misschien wel sterker. zy kan immers de dood over winnen, ook in onze samen leving.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 9