Wanneer komt er nu eens wat meer tienertalent uit de gegoede milieus? El II X KOMT ÏIN l LEIDEN EbS s VRIENDSCHAP GIJSBREGHT vraagt (Van onze rtv-medewerkster) Grammof oonplatenmaat- chappijen, het schip Veronica, tugdprogramma's op radio en 'levisie zij allemaal dragen ;edrir op gezette tijden toe bij, dat gui en wakend meisje of jonge man ineens „ster" kan worden ^tenminste dat is de algemeen jeldetide idee over dit probleem. \aar is het nu ook werkelijk •t geval? Kun je een sterretje makenook al berust dat ster ol soms niet eens op een rede- ijke prestatie? ,Het is wel degelijk mogelijk mand groot te maken, maar at moet dan natuurlijk wel er- ens op gebaseerd zijn, anders aat het niet", zegt Herman tok, de bekende man van „Top Flop". „Het grote probleem Nederland is, zegt hij, "dat je ier geen zendtijd kunt kopen, n die is eigenlijk nodig voor et maken van een ster. Je mil ioet het de mensen ingieten als et ware". Is Herman Stok het altijd eens et de soms wat onvriendelijke ritiek op de tiener-sterren? „Het by my geen kwestie van eens of ïeens zijn, ik vind alleen dat af raken geen enkele zin heeft. We bben al zo weinig talent, we zit-- er om te springen. Ik ben na- urlijk vóór kritiek, maar dan goed gefundeerde, opbouwende ltiek. De radio, de televisie en pers zouden meer aandacht moe- besteden aan de mensen, die nveel of misschien nog meer ;nt dan onze bekende tieners bben, maar die om welke reden van n ook nog geen publiciteit heb- ïod« n gehad. Die zou de pers moeten dan zou er tenminste ;eur|eer onderlinge concurrentie ko- zoiets kan alleen ilzaam werken". HERMAN STOK .Van dit soort onbekende, maar ima artiesten hebben we echt wel lar de ellende is. dat het bliek die niet wil hebben. Ik trk het vaak zelf. Zaalhouders jen: nee dank u, daar kryg ik zaal niet mee vol, we moeten kende namen hebben. Dan kun praten als Brugman, maar dat Ipt dan niet". Waar ligt het aan, dat sommige artiesten ondanks hun kwaliteiten zichzelf zo moeilijk aan de man weten te brengen? Dat komt door het onbreken van een persoonlijk manager, zegt Herman Stok. Zo'n man is goud waard, in Amerika en Engeland byvoorbeeid is het heb ben van een eigen manager heel normaal, maar daar had het ook met voor kunnen komen, dat een meisje als Trea Dobbs zo ontstel lend in de krant terechtgekomen zou zijn, zoals pas geleden in een ochtendblad. Je kunt van een kind van 17 niet vernachten, dat ze precies weet wat ze zegt. Zo'n meisje moet tegen zichzelf be schermd worden, en daarvoor is zo'n manager geknipt. Zo'n man, als hij zijn vak een beetje in de vingers heeft, is ook best in staat var iemand een ster te maken, mits natuurlijk de persoon in kwestie niet zo eigenwijs is om de plan nen \>an de manager te dwarsbo- „Ik heb het er vaak over met onze tienersterren. Je hoort dan dikwyls, dat ze zich met een ma nager beknot zouden voelen in hun persoonlijke vrijheid. Alles goed en wel, iemand die uit da klei getrok ken is heeft dan inderdaad geen piivéleven meer, maar degene met enig artiestenbloed in zijn lyf heeft wel degelijk een eigen leven. Je moet je er alleen van bewust zijn, dat de mensen dagelijks op je letten en dat moet je gewoon in je bestaan incalculeren". Denkt Herman Stok, dat ook hij nog kan bijdragen tot iemands snelgroeiende populariteit? „Ik zie mezelf slechts als een schakel tus sen de artiesten met hun platen maatschappijen en het publiek. Als je invloed hebt, kun je er inder daad veel toe bijdragen om van niemand iemand te maken." Kleding Bemoeit hij zich veel met de tienersterren? „Ja, ik maak zelfs op- en aanmerkingen over hun kleding. Allemaal voor hun eigen bestwil. Per slot word ik er geen steek wijzer van. Ik tracht er bij hen in te hameren, dat ze zich wat beter kleden. Niet een jurkje van 75 gulden kopeA ir. een groot modemagazijn en 's avonds op het toneel staan en zien. dat er vier, vijf meisjes in de zaal hetzelfde aanhebben. Zoiets is belachelijk. Waarom nemen de vrouwelijke tie nersterren niet samen een huis naaister bijvoorbeeld? Dan hebben ze in elk geval iets exclusiefs. Kle ding is nu eenmaal verschrikkelijk belangrijk. Maar ja, dan schop je tegen het zere been". Geld verdienen ..De meesten hebben name lijk maar één ideaal: zo gauw mo gelijk zoveel mogelijk geld verdie nen Maar dat is ook allemaal niet zo erg, als ze er maar iets mee deden. Maar het geld gaat in een kous, in plaats van dat het uitge geven wordt aan de versteviging van hun carrière. Ze zouden zang en spraakles moeten nemen, be wegingsleer, eens wat meer alge mene ontwikkeling opdoen, eens een krant of een boek moeten le zen, een toneelstuk moeten gaan zien, hun blik eens moeten verrui men en niet alleen cocktailparty's moeten afhollen op verzoek van hun grammofoonplatenmaatschap pij". „Dat is de grote ellende hier, dat totale gebrek aan interesse voor al les, wat niet ogenblikkelijk met glamour, applaus en geld te ma ken heeft. Misschien is het wel een kwestie van milieu. Ik zal tenmin ste de dag prijzen, waarop er eens wat meer talenten komen uit de gegoede milieus, daar waar de men sen geleerd hebben te leren, dan zou het allemaal niet 20 moeizaam gaan, want hoewel een briljante geest geen dringende vereiste is voor een tienerster, is enige intel ligentie toch echt wel onontbeer lijk". Intellectuelen gevraagd Herman Stok wil intellectuele tiener sterren, volgens neven staand interview. Wie meldt zich aan? Want, zegt Herman Stok, de tienersterren zijn niet genoeg ontwikkeld. Ze zouden veel meer moeten lezen, toneelstukken gaan zien, spraaklessen moeten nemen en wat al niet meer om hun kennis te vergroten en hun blik te verruimen, in plaats van het afhollen van grammofoon- platencoctails. Dit is lofwaardig gezegd, maar of daardoor het tienerpodium zwaarder zou wor den belast met intellectuele sterren valt ernstig te betwijfe len. Intellect betekent: verstan delijk vermogen. De één heeft dat in meerdere en de ander in mindere mate. „Intellectuele" artiesten zijn er wel, 0 ja, maar die moet Her man Stok doorgaans elders zoe ken. Er wordt door de Neder landse jeugd veel en vaak goed gemusiceerd, door jongelui uit alle milieus. Herman Stok zou bijv. zijn blik kunnen verruimen bij de vele volksmuziekscholen in ons land. Hij zou daar kun nen zien dat er heel veel aan de muzikale vorming van de jeugd wordt gedaan. En die jongelui uit de zogenaamde intellectuele milieus, waarnaar Herman Stok zo naarstig zoekt spelen vaak voortreffelijk jazz en ook klas- sieke muziek. Dat is wat anders dan de muziek in het luidruch tige tienerwereldje, waarin een ieder meer door „show" (een geschikte haardos, aardige wie belende benen, of een grappig kuiltje in de wangen „doen" het wel) dan door vocale of instru mentale kwaliteiten een plaats moet veroveren. Dat tienersterren maar één ideaal hebben, zoals Herman zegt: geld, geld, geld, is niet vreemd. Ook anderen, buiten de tienercultus, raken erdoor ge charmeerd. „De schoolkrant is uit!" „O ja? Laat eens even kijken, Iuw dan!" „Mmm, niet zo dik, hè, en niet 1 leuk als de vorige." Dan klinkt de vermanende van een redactielid: khrijf jij dan eens iets leuks." „Ikke?" Ja, dat is wel het top- 1 nt van bespottelijkheid, te •onderstellen dat „zij" een kje zal schrijven. Er is vergadering. heel geioichtig gedoe. De personen die zullen vergade- gaan kalm op hun stoelen \en in de bestuurskamer, kij- ir de bruine tafel en 'gen. Ze denken echter wel. ■De penningmeester esse: „Hel van de vorige moet nog be- ald worden." De secretaresse: „Ik moet nog ummers sturen naar het stad- en de redacties van de an- ire schoolkranten." De hoofdredactrice: „ïk heb eer bijna niets." De redactrice: „Zou ik weer Mer dat meisje van aan loeten?" 1 dan, het belangrijkste, ivat inken de beide adviseuses? ast zoiets als: „O, 0, nou moe- -in we maar weer loat uit de fond stampen." Het zwijgenivordt verbroken, wordt gezégd wat er al voor et nieuwe nummer is. Dan orden, tamelijk enthousiast, lorstellen gedaan. I „Als we nu eens aan schre- 1 m, en haar vroegen wat te ver- 'llen over Ja, en dat meisje, je weet el, uit klasdie had zo'n ardig opstel." „En een verslag van „En een verslag van moet ook beslist in!" Zo langzamerhand komen er at titels op een kladbloc te aan, het begint er op te lijken e „schoolkrant in klad" gaat itstaan. 1 Deze keer ging het anders. We ei 'egen te horen dat we een hal pagina van het Leidsch Dag- «t?, mochten vullen. Geen ge makkelijke opgave! Waar zou- en we het over hebben?? Het 'ek ons goed te beginnen met aszelf in onze verschillende \adia aan het publiek voor te 'ellen. Speciale editie van de Gazette, schoolkrant van de Lonise de Coligny-h.b.s. te Leiden 1 Rechtgeaarde eerst-klassers hebben als idolen: de gróte meisjes. Opgewonden, het piekhaar recht overeind, stormen ze de school door en gillen en lachen constant. In de tweede klas zyn onze lichtende voorbeelden: de jongens. We dragen een nauwe heupbroek, jongensblouses en slepen met legertassen. Bovendien zyn we overal tégen en tonen dat, door het haai- zorgvuldig voor de ogen te hangen. In de derde worden we ons van ons vrouw-zijn bewust. We kijken alles af van de ouderen en bewegen ons door de „grote-meis- jes-kleren" wiebelig en moeilijk voort. Eenmaal in de vierde hebben we de smaak van het opmaken te pakken. Volkomen beschilderd heupwiegen we de trappen op en af en dromen van Anthony Perkins, of bedenken hoe we een zo „bekakt" mogelyke student aan de haak gaan slaan. Maar in de vijfde en zesde moeten we Hard Werken cieen gesport, gefeest en dergelijke onnut, dingen. Men Behoort Zijn Huiswerk Te Maken. E. dan, na het eindexamen, stappen we blymoedi^ „het grotemensenleven" in, om enkele jaren latei een aanblik te bieden als het laatste plaatje van deze beeldroman. Waar is de tijd, Vriendin, dat we samen speelden, samen stepten en elkaar de haren uittrokken als we het er niet over eens waren wie het eerst aan de beurt was om te schommelen? Waar is de tijd dat we voor het eerst 's avonds, na het eten, al leen op straat mochten spelen, iets waar we zo lang naar verlangd hadden, maar waar we zo gauw aan gewend waren, evenals aan dat eer ste zakgeld waar we onze eigen spullen van kochten. V/aar is de tyd ook van onze eerste, pas in de mode gekomen petticoats: en het. voor ons toen belangrijke moment waarop we de schooldeur van de „lagere" achter ons sloten, en die van de H.B.S. openden? Weet je nog wel hoe stoer we het vonden dat eerste jaar, om met onze schooltassen, volgeklad met film- sterrennamen door de stad te lopen, en te kunnen zeggen dat we op de H.B.S. zaten, wij die op school geen hogere cijfers dan drieën en vieren haalden? Toen kwam de tijd dat we voor onze broer ran zestien niet meer hetzelfde gevoel hadden als voor die aardige buurjongen van zestien jaar. Die afschuwelijke tijd waarin we, het koste wat het zou, een vriendje wilden hebben omdat iedereen dat had. Wat hebben we ons toen aan gesteld. Ook in de periode die daar op volgde, toen we probeerden het etiket teenager van ons af te we ken, maar juist door onze buite nissige kleren en ons idioot gedrag het tegenovergestelde bereikten. Dat was de tijd waarin wij bijna iedere avond, ieder weekeinde bij elkaar zaten, elkaar op de hoogte hielden van ons dagelijks doen en laten van minuut tot minuut. Toen we begonnen op te merken, dat we niet langer naar vriendjes hoefden te zoeken, maar dat de rol len werden omgedraaid, werden we, misschien wel daardoor, wat vol- wassener, giechelden minder en gin gen verstandiger praten. Herinner je je nog wel onze ein deloze gesprekken over de meest uit" eenlopende onderwerpen als het ge loof, politiek, klassieke muziek sn jazz, vooral jazz waarvan we een enorme verzameling platen hadden aangelegd, die we op onze fuifjes draaiden. Het was allemaal zo leuk, zo ge zellig totdat voor jou die Ander kwam, waar ik als vriendin niet tegenop kon, die Ander waar nog geen tien vriendinnen tegenop kun- In. het begin lachte ik om de ver halen die je me kwam vertellen over hem, lachten we samen. Maar je kwam steeds minder en minder en nu kom je helemaal niet meer. Die enkele keer dat we elkaar op verjaardagen zien, zitten we als vreemden tegenover elkaar en wis selen beleefde vragen over „hoe het thuis gaat". En die laatste keer dat je me in een vertrouwelijke bui op belde, had je het de hele tijd over schattige salontafels, bankstelletjes en keukenuitzetten. Jij die daar vroeger om lachte en zoiets bur gerlijk vond Ik neem het je niet meer kwa lijk, Vriendin, want sinds ik heb gezien hoe je naar hem keek, schaam ik me voor alle laatdun kende opmerkingen die ik achter je rug over jullie heb gemaakt. Ik heb namelijk ontdekt dat het jaloezie Een interview doet het ook altijd goed. We zochten een be roemde persoonlijkheid voor u uit. De meningen over de hoofdper soon van Vondels drama „Gys- breght van Aemstel", zijn erg ver deeld. Sommige mensen vinden hem een slappe figuur, anderen echter bewonderen hem en vooral de mooie taal die hy pleegt uit te spreken. Het leek mij dus goed Gijsbrecht van Aemstel eens te gaan opzoeken, om door middel van een gesprek zelf een mening over zijn persoonlijkheid te vormen. Al is Gijsbreght van adel, toch mag je hem gewoon met „myn heer" aanspreken. Hij woont met zijn gezin op de bovenste verdieping van een toren flat. Dit verwonderde mij erg, want ik had verwacht dat hij in een kasteeltje zou worden. Mijn eerste vraag was dan ook waarom hij zo hoog en zo modern woonde. Het antwoord was verrassend, hy zei. „Ach. ik ben van nature erg on rustig en ik heb de aangeboren neiging om overal op te willen klim men en dit flatje wat het hoogste dat ik kon krijgen. Ik wil 'n breed uitzicht hebben, anders voel ik my met op mijn gemak." Hij keek vergenoegd uit zijn raam. Ik ver telde hem dat ik hem begreep en vuurde toen direct de tweede vraag op hem af. „Mijnheer van Aemstel, het valt my op dat u niet de plechtige taal spreekt, die u in de schouwburg bezigt. Versvoeten en rym zijn ver te zoeken. Hoe komt dat toch?" „Eigenaardig dat u dat vraagt, toevallig merkte een kennis dit on langs ook op. De enige reden is: Ik ,.Wat zult u dan moe zijn, als u klaar bent met uw wederwaardig heden aan het publiek te vertellen," zei ik. „Ja, inderdaad, hondsmoe." Het gesprek stokte even. „Venerick kan zo uit school ko men.' zei Gijsbreght verontschul digend, „wacht u even, ik moet even gaan kijken." Hij haalde een trapleertje tevoorschijn, zette het voor het raam en klom er toen op. „Ik zie hem reeds komen," riep hij uit. „Fijn" zei ik en dacht; Is een torenflat nog niet hoog genoeg? „Een aardige jongen," zei mijn heer Van Aemstel, „kan goed mee komen op school ook. Enfin, u zult hem straks wel zien." „U hebt ook nog een dochter, is het niet?" „Ja," zei hij. „een fijne meid, door en door degelijk en altijd be- Venerick kwam binnen. „Dag paps," zei hy. „Dit is een juffrouw die papa vragen komt stellen. Geef haar een hand en ga dan naar heer Peter. Hij is aan het mediteren in de keuken," zei Gijsbreght. Venerick groette en ging weg. „Die engel", zei ik aarzelend, „ziet u die nog wel eens?" „Natuurlijk." zei mijnheer Van Aemstel, „iedere voorstelling zie ik hem weer. Daar ben ik toch zo dankbaar voor. U zult toegeven dat wij aardig in de knoei zaten, maar door de engel wordt alles op een prettige manier opgelost." Ik knikte instemmend en keek hem aan. „Je wordt oud man," dacht ik, „en erg oud ook". Ik stond op om afscheid te ne men. Gijsbreght keek my aan en zei: „Weet u wat ik zo prettig rand? Dat u niet vroeg waarom de histo rische feiten niet kloppen." Ik weet het niet precies, maar ik dacht dat ik hem toen hoorde mom pelen: „Dat mag Joost weten." Wij gaven elkaar tot slot een hand. Beneden aangenomen keek ik nog eens naar ooven. Ook dit weet ik niet zeker, maar ik geloof dat hy op het trap>°ertje voor het raam my stond na te zwaaien.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 7