Rassendiscriminatie niet alleen zaak tussen blank en zwart" IK HOUD VAN DE STILTE T V ïonge Leiderdorper ging naar Verenigde Naties LAls men het in Nederland over rassendiscriminatie heeft, dan kt men vrijwel altijd letterlijk en figuurlijk in termen van prt en wit. Wie de overtuiging mocht hebben, dat er naast de ijd blank-zwart verder niets aan de hand is op het gebied van sendiscriminatie, denkt even eenvoudig als eenzijdig. In maakt men zich óók grote zorgen over de niet geringe criminatie tussen de kleurlingen onderling. De lichtgekleurde >lt zich vaak veruit superieur aan de donkerbruingetinte, die op i beurt niet zelden neerkijkt op de wat zwartere van huid. De instellingen in dit vlak blijken minstens zo hardnekkig van te zijn. De vraag, waarover Amerika zich nu meer en meer hoofd breekt is deze: als de verhouding blank-zwart in een stere sfeer is getrokken betekent dat dan ook het einde van venijnige discriminatie bij de kleurlingen onderling? Dat laat- is een zaak van de kleurlingen en van hen alleen. Daar kan *>n blanke zich mee bemoeien" is een van de stukjes pro- -natiek, waarmee de Leiderdor- REINOUT BURGERJON (19 6de-klasse A Stedelyk Gym- iflum) na een verblijf van enke- veken uit de Verenigde Staten Als vertegenwoor- ^r van de „Anti-Rassendis- linatie Klub" (ARK) heeft hij iNew York, samen met zij" igse collega Hugo Gersie, aan •ondersecretaris van de Verenig- Naties, Narasimhan, een protest tfhandigd, gericht tegen elke -n van rassendiscriminatie in ■wereld. De verklaring was on- tekend door 50.000 voor het me- Seel jonge mensen uit Neder- II, België en Suriname. "ie ARK werd in januari van vorig jaar opgericht door de iarige Maddy Tolud, een in Ne- #and wonend Surinaams meisje. vereniging telt 1250 leden, al- beneden de 21 jaar, zoals de voorschrijven, om invloed volwassenen met mogelijk po- jke bedoelingen tegen te gaan. ARK is gevestigd in Amster- i, er zijn onderafdelingen in plaatsen in ons land, en op de Nederlandse De reis van Reinout en jo werd gefinancierd met be- p van vrijwillige bijdragen en enkele grote giften. In de salon tweetal ontvangen in de grote sa lon van de secretaris-generaal op de 38ste verdieping van het VN- gebouw. „Onze bedoeling was eigenlijk geweest", aldus Reinout, „om de verklaring in de Assemblee aan Oe Thant te overhandigen. Dat was helaas niet mogelijk, om dat de VN het veel te druk had den met zaken als Kongo, Maleisië en de Russische schuld aan de vol kerenorganisatie. Bovendien lag Oe Thant in het ziekenhuis, zodat ons hele plan moest worden veran derd. We hebben nog even gedacht de verklaring te overhandigen aan de VN-functionaris Ralph Bunche (Nobelprijswinnaar voor de Vrede in 1950), die ook in ons land be kend is, maar tenslotte hebben we besloten haar in handen te stellen van de plaatsvervangend secre taris-generaal. De Nederlandse af vaardiging naar de VN heeft het keurig voor ons in orde gemaakt en daar stonden we dan. Wèl een beetje zenuwachtig, want zoiets overkomt je niet elke dag. Hugo en ik hadden geloot wie het protest zou voorlezen. Hij won en dat was maar goed ook. want zijn Engels is beter dan dat van mij. Ik heb toen de oorkonde aan de heer Na.- rasimhan overhandigd". De gebeurtenis is beslist niet on opgemerkt voorbijgegaan, want zelfs de eerbiedwaardige „New York Times" wijdde er enige aan dacht aan. In de VN waren Hugo en Reinout ook nog zo gelukkig kennis te mogen maken met de een protest van blanken. Die weging heeft op de USYC en deren indruk gemaakt. Moeilijk REINOUT BURGERJON vice-president van de Verenigde Staten, Humphrey zelf een fel bestrijder van de rassendiscrimi natie die enkele vragen over hun bezoek stelde. Geluisterd Met vele nieuwe indrukken is Reinout teruggekeerd. Hij erkent direct, dat een verblijf van een paar weken niet voldoende is om een goed inzicht te krijgen in de veelal niet met de ellestok te meten gevoeligheden tussen blank, min der-blank en zwart. Daarom heb ben Reinout en Hugo in de eerste plaats met wyd-open oren geluis terd naar mensen, jong en oud, die op dit terrein beter bekend zijn. Scherp hebben zij rondgeke ken om daar uit eigen ervaring iets aan toe te kunnen voegen. Hun taak werd vergemakkelijkt, doordat zij de gast waren van de United States Youth Council, een overkoepelend orgaan van een kleine veertig jeugd- en studenten verenigingen, die op velerlei gebied werkzaam zijn o.a. op dat van de anti-rassendiscriminatie. De Amerikanen, met wie Reinout sprak, waren hoogst verwonderd te horen, dat de ARK een vereniging is met slechts enkele kleurlingen. Dat is iets wat in de VS niet be staat. De verenigingen daar op dit gebied hebben wel blanke leden, maar het merendeel is toch ge klemd. Het is voor de negers e.a. in eerste instantie toch een vech ten voor de eigen rechten en de eigen zaak. Om juist die indruk niet te maken, heeft de ARK bijv. niet haar oprichtster, een Suri naams meisje, naar de VN gezon den. In de eerste plaats was dit „In een stad als New York is geen sprake van rassendiscrimina tie", vindt Reinout. „Wat mis schien opvalt is, dat de kleurlin gen naar mijn smaak de minder goede baantjes bekleden. Verder merk je eigenlijk niets. Een wat moeilijk punt is de negerwijk Har lem. Ongelofelijk wat een smerige buurt is dat. De huizen zijn van het soort dat je in de „West Side Story" aantreft, maar dat zijn dan nog veruit de beste. De overheid probeert de kleurlingen in deze wijk een betere behuizing te ge ven, wat niet zo'n gemakkelijke zaak is. Men kan van deze, vaak zeer arme mensen natuurlijk geen hoge huur vragen. In Washington, waar meer negers zijn dan in New York, maakten zij een wat schu were indruk op ons. Als in een bus een plaats naast een blanke vrij was, dan kwamen zij daar niet zit ten. Dat hebben we herhaaldelijk geconstateerd. Wat het onderwijs betreft, de „public schools" zijn uiteraard open voor iedereen. Er bestaan wel enkele onderwijsin richtingen, die hun deuren voor kleurlingen sluiten, maar daar valt weinig aan te doen. Dat zijn privéscholen, meestal met religieuze inslag. Neen, voor echte rassendis criminatie moet je naar het zui den, naar een staat als Mississippi, Oorzaken In een paar jaar tijds eigenlijk hebben de kleurlingen in de VS enorm veel terrein gewonnen. Men kan zich afvragen of dat nu een kwestie van de veranderende tijd is of dat hier wel degelijk funda mentele oorzaken voor zijn aan te wijzen. Uit zijn gesprekken kreeg Reinout de indruk dat het laatste het geval is „De laatste tien jaar is de ne ger sterk veranderd. Hij is niet langer de figuur, die spuwt in de bus. zich onbeheerst kleedt en al te uitbundig lacht en schreeuwt. De neger en dan vooral de jonge neger zorgt nu meestal dat hij behoorlijk gekleed gaat en zich zo beschaafd mogelijk naar blanke maatstaven dan gedraagt. Hij weet dat hij de volle steun geniet van de rege ring, maar hij is ook zo intelli gent om te beseffen dat dat nog niets zegt. Hij moet in de nor male maatschappij, in het ge wone dagelijkse leven door de blanke worden geaccepteerd. Daar gaat het om. Nu kan men zeggen, dat het al iets van dis criminatie in zich heeft, als de neger zo ongeveer dient te leven als de blanke om door deze te worden aanvaard, maar dan moet men toch voor ogen hou den, dat de gekleurde bevolking in de VS niet zo groot is. Die minderheid zal zich daarom op enkele vitale punten aan de meerderheid (de blanken) moe ten aanpassen. Het geheel is een proces, dat zich gelukkig aan twee kanten voltrekt. Over het algemeen heeft de blanke de laatste jaren meer begrip gekregen voor de positie van de negers. Waar hij echter niets aan kan doen is de vaak felle haat-en-nijd sfeer bij de gekleurden onderling. Daar gaan wij hier in Nederland op zo grote afstand van alle ras senproblemen bij ons oordeel geruisloos aan voorbij, maar het is MINSTENS zo'n groot vraag stuk". Gebaar Wat denkt Reinout nu van de waarde van het protest, dat 50.000 jonge Nederlanders, Belgen en Su- rinamers hebben ondertekend en ter kennis van de VN gebracht? De Leiderdorper is geen zwevende idealist. Hij is realist genoeg om te beseffen dat er geen wonderen uit voortkomen. „Men moet het zien als een symbolisch gebaar: zó oordeelt een groot gedeelte (van de jeugd) van Nederland over ras sendiscriminatie". De ARK hoopt, dat ook in andere landen een der gelijke beweging zal ontstaan, waarmee men dan contacten wil leggen. Reinouts persoonlijke mening is, dat het streven naar gelijkheid in elk sociaal en maatschappelijk op zicht het einddoel moet vormen. „Ik ben het niet eens met de men sen die in de vermenging van alle rassen het doel zien. Dat kan naar mijn mening niet de bedoeling zijn, al heb ik natuurlijk niets tegen gemengde huwelijken, be grijp me goed. Maar er zullen nu eenmaal verschillen blijven". De tere zaak van de gelijk heid tussen de rassen is er één, die niet van vandaag op mor gen valt op te lossen. Er zullen nog jaren overheen gaan. Niet overal zal men het doel kun nen bereiken met rustig over leg in gewatteerde volzinnen. Er zal nog menig keer met het zwaard in de hand voor moe ten worden gevochten. Voor de verenigingen en de strijders tegen de rassendiscriminatie geldt, meer dan voor iets of iemand anders, het woord van Rousseau: Het oefenen van geduld is bitter, maar zijn vrucht zal zoet zijn". RUUD PAAUW Speciale editie van Reveille, schoolkrant van de MMS „Huize Bijdorpte oorschoten jjLchte lezer, Pan dit bijzonder leuke initia- I van het Leidsch Dagblad Jjken wij, de redactie van „Re- relle", heel graag mee. „wekken u op" om via aje weg eens kennis te maken t onze schoolkrant, die wij keer met zoveel plezier in zetten. ?en filosoof, fantast, dromer grappenmaker hebben zich v vereerd gevoeld dat hun k-fc in een échte krant ge- atst zou worden. Zij wensen veel genoegen bij het lezen hun artikelen. schoolkrant is een klank- rd van onze MMS, daarom „jpen wij, dat u door het lezen deze stukjes, een beetje de \er zult proeven die op onze heerst. REDACTIE REVEILLE Cr was eens een konijn, dat leef- naast een veld vol wortels, zo- het de hele dag niets anders ^loefde te dóen, dan eten en sla- ij H. Zo kwam het, dat het zich- f beschouwde als het beste ko- n, ja zelfs het beste dier ter we- Zee Uit het woord zelf proef je al de ziltige lucht en je ziet in- gedachten de krijsende meeuwen optornen tegen de wind om dan glijdend en schommelend in de diepte neer te duiken. Ik houd het meest van de zee bij storm, als alles één woeste beweging is. De grauwe wolken die langs de hemel jagen, de schuimende, tuimelende golven, die oplichten en in de verte een grijze mist. Alleen te lopen over zo'n een zaam strand doet alles veel groot ser en weidser lijken. De duinen zijn verder en de torens zijn verder, de boten zijn verder dan je kijken kunt. De woedende zee werpt bul derend zijn golven te pletter te gen een pier en je voelt de fijne druppeltjes tegen je gezicht, ver mengd met het prikkelende zand. De schuimvlokken waaien over het zand, tussen de schelpen door, tot zij door wat wrakhout gevangen worden en bevend en wanhopig trachten zich los te rukken. De schelpen worden meedogeloos tegen elkaar geworpen; soms, tussen twee vlagen door hoor je het rammelen van de voortrollende schelpjes die ver het stand worden opgeworpen. Toch heeft de zee ook zijn be koring in de stilte, de stilte van een vroege ochtend in de winter. Alles is rustig, van een regelmaat die je vertrouwen schenkt. Hier en daar zeilt een witte wolk, enkele meeuwen zoeven voort zonder te duikelen alsof het herfstblaadjes zijn, voortgejaagd door de herfst stormen. De branding wordt kal mer en kalmer, tot er alleen een zachte deining blijft die zijn klei ne golfjes op het strand uit laat rellen. j (1 Kens lag h« in de zon op de top een heuvel en schreeuwde zo jrd als hij kon: „Niemand kan ieieer dan ik, niemand", en hij ge- iot van de weerkaatsing van zijn »m tegen de bergen. Maar plotse- ig zei iemand naast hem: „Zo, icht jij dat, dan heb je het hele- aal mis, want het knapste dier L—r wereld ben ik", en een grote f (ier kwam tevoorschijn. ■^Ze kregen hevige ruzie en ten- otte vroeg de beer om een bewijs. „Niemand kan beter horen dan ik", zei het konijn en hij stak zijn oren in de lucht, kneep een oog dicht en luisterde wel drie minu ten lang. „Wat hoorde je", vroeg de beer nieuwsgierig. „Op de top van een berg, 50 km hier vandaan, hoorde ik een vlo hoesten", antwoordde het konijn triomfantelijk, want hij was er zeker van, dat de beer dat niet kon horen. „Maar mijn neus" zei de beer, „niemand kan zo goed ruiken als ik", en hy sloot zijn ogen en snuf felde en snuffelde wel een kwartier lang. Het konijn werd ongeduldig en vroeg: „Wat ruik je?" „Honderd kilometer ver over de bergen is een dal, in dat dal staat een boerderijtje en voor dat boer derijtje staat een boom. In die boom en een nest en in dat nest lig gen twee eieren en ik ruik, dat het linker ei rot is". Op dat ogenblik kroop er een worm uit de grond en zei: „Ik heb jullie opschepperij over horen en ruiken gehoord, maar jullie ogen zijn niets waard. Niemand kan zo ver zien als ik". Hij sperde zyn ogen wijd open en staarde naar iets, dat heel in de verte n^oest lig- So is het goed, deze beelden zijn van ons strand, niet zoals in de zomer, van hun strand. Zij, dat zijn de mensen die ko men en gaan en nooit eens even stil blijven staan bij dit prachtige vergezicht. Ze komen om lekker te liggen in het zand, of te spelen in het zand en bedekken met hun doeken en tassen de rommel die achterge laten is door anderen. Zelf denken ze- ach, er ligt al zoveel, en gooien dan hun sinaasappel-, banane- en pindaschillen ertussen. Ook pa pieren zakjes en plastic voorwerpen wordeh rustig achtergelaten. Als ze weg zijn hebben zij er geen last meer van. Ik geloof dat alleen die mensen dit kunnen zeggen, die er nooit alleen zijn geweest en niet weten hoe het er dan uit kan zien. Deze badgasten kan ik alleen maar zien als uitbuiters. Zij willen niets geven, alleen maar nemen. Ze ploffen in het zand met hun glimmend ingevette huid en gaan zonnebaden. Ze weten niet hoe ze er dan uitzien: als pas aangespoel de kwallen, uitdrogend onder de felle stralen van de zomerzon. De kinderen zijn gelukkig nog niet zo, ze hebben geen geduld en springen op om forten te bouwen en kuilen te graven. En zijn dan al die horden ver dwenen. dan komt de herfst met zijn stormen en veegt met moeite de sporen weg; de golven die in hun bruisende stormloop op het strand worden gestoord door ber gen en forten, verzwelgen ze. Al het vuil kunnen ze niet verwerken, maar gelukkig wel veel Dan wor den de fijne korreltjes weer hoog weggeblazen in de lucht, de helm grassen op de duinen worden plat gedrukt op het zand. De kleine rappe i strandlopertje zijn de golven altijd net iets te vlug af, het is een spel letje: eerst vlucht de strandloper voor de golf, dan vlucht de golf weer voor de strandloper. Heen en weer, tot het vogeltje is verzadigd met de buit door de golven op het strand geworpen; dan ineens is het weg, je weet niet waarheen. Ver weg snuffelt een hond, plotseling rent hij weg naar zijn baas die hem geroepen heeft. Jij kunt zijn roep niet horen, die gaat verloren in het bruisen van de branding. Al leen het hoge klagende klieuwen van de meeuwen doordringt alles. Zij zoeken naar voedsel, buitelend in de lucht. Dan opeens: steil duikt er een de golven tegemoet, om triomfantelijk met zijn buit weer boven te komen. Dit is het beeld dat je bij moet blijven van onze zee. Dat elk jaar het strand weer verontreinigd wordt door allerlei mensen: pro beer het te vergeten en ga, zodra het herfst is, genieten van een leeg strand en een lege zee, die je sa men zo'n rijk gevoel kunnen ge- Marietje van Dtfk (Y). „MENEER" DE STUDENT Wie werkt niet en slaapt overdag en wie heeft over zichzelf geen enkel gezag, en wie heeft van de niet-student een minachtende lacht Het is meneerde student, een slaperige vent. Wie breekt zijn medestudenten af, en loopt er constant met „maf", en krijgt pas berouw achteraft Het is „meneer" de student, een opruiende vent. Wie is er voor geen reden vatbaar, en is er voor bier onver „zat"baar, en nog niet na 'n hele krat gaart Het is meneerde student, een aangeschoten vent. Wie werd vroeger met achting bekeken, en wordt nu verachtelijk nagekeken Het is een eeuwige puber gebleken. Het is menearde student een leeftijdzieke vent. Wie vindt zichzelf stoer en volwassen, en voelt zich charmeur boven alle klassent Voor zo'n man zal ieder meisje passent Het is meneerde student een verwaande vent. Wie leeft er lang op vaders zak, en vertrapt veel harten met gemak, maar krijgt al vlug de „zak"? Het is „meneer" de student een losbol van een vent. Wie krijgt pas berouw na er jaren op los te leven, als de prof. hem ongenadig laat beven, en hem raadt zich als ketelbink op te geven? Het is meneerde student, Een flinke vent?ft Elly Schouten (V) gen. Zo ging er wel een half uur voorbij en toen konden de beer en het konyn hun ongeduld niet meer bedwingen. „Wat zie je?", vroegen „Aan het eind van deze bergen zie ik de zee. Maar ik kijk verder. Ik zie een Japanse theeceremonie, in Egypte houdt een Sjeik net een harembijeenkomst. Ik heb geno ten van een Spaanse dans en zag Frankryk weer een veldslag verlie zen. Ik ging met mijn blik de hele aarde rond, totdat ik terugkwam bij deze berg en daar zag ik twee grote stomkoppen ruzie staan ma ken. Het is nu aan jullie, om uit te maken wie de stomste van jullie tweeën is". En na deze woorden dook hij terug in zijn gat en verdween on der de grond. Rally Wohl (IV.J Ik ben een boom en ik houd van de stilte. Niet dat ik er met mijn hart en ziel aan verknocht ben. O nee. Maar dat hóeft toch ook he lemaal niet. Gewoon houden van; meer niet. Laat ik mij eerst voorstellen. Ik houd er wel niet van, maai' je be hoort dat alleen te doen. Nu, ap pelboom is mijn naam. Mijn leef tijd? Ach, die komt er verder niet op aan. Ik blijf er graag jong uit zeggen ieder jaar dat ik weer mooie bloesems draag. Dat houdt je jong. „Bloesem zijn", nee, dat ben ik niet en wil ik ook niet zijn. Bloesem dragen vind ik fij ner. Nee, want stel je voor zeg, als ik inplaats van een appelboom een appelboombloesem zou zijn. De mensen hielden dan niet op je voortdurend in je hoofd te pren ten dat je nog beter (met name een appel) kan worden. Nee, dat ge zwam aan je hoofd heb je als kern, dit is stam en takken, niet. Zalige stilte. Dat wil echter niet zeggen dat u niet eens een keer naar me mag komen kijken en met me ko men praten. Dat zou ik juist leuk vinden. Myn plaats? Ik sta in de tuin van een land huis. Mijn schaduw bedekt de hele dag een stuk grasveld. Mijn levensgeschiedenis is kort. Men heeft mij daar geplant en ik ben aardig gegroeid, mag ik wel zeggen. Toen ik nog klein was. kwam het jongetje dat in het land huis woont, mjj iedere dag wat wa ter geven. Dat vond ik fyn. Niet alleen omdat hy nog niet zo hard liep als nu, maar ook omdat er een zekere rust van hem uitging, tiy was myn vriendje. Nu niet meer hoor! Vandaag aan de dag is het ge woonweg verse hrikkeiyk. Ieder mens heeft als het ware een zekere gehaastheid in zich. Eike ochtend zie ik de hele fa milie voorby razen. De een op een gammele, rammelende fiets, de an dere op een knetterende bromfiets en tot overmaat van ramp ook nog iemand in een ronkende auto. Elke morgen hetzelfde liedje. En waren zy alleen het dan nog maai. dan was het nog wel te ver dragen. Maar de hele dag razen vervoermiddelen en mensen voor bij. Elke avond voel ik de rust en met die rust de stilte wederkeren vanuit myn verblyfplaats. In het begin van elke nacht zie ik nog steeds mensen, maar nu als geluid loze wezens, aan my voorby trek ken. Zelfs de stilte kan ze niet ge- ïyk verdringen, 's Ochtends vroeg, heel vroeg in de morgen is het de fynste tyd van de dag. Geen licht, geluid, geen enkele kreet; alleen getjilp. Op een morgen, tamelyk vroeg, liepen een heel stel mensen met latten de straat op te meten. Zy liepen een eindje by my de tuin in. Weg rust. Dat werd een lange dag vol geluid. Ze wezen naar me. Wat zouden ze in hun schild weren? Eenmaal per jaar- krijg ik een kleine dosis aandacht, nameiyk in de tyd van myn vruchten, de appels. Ik hield mezelf stokstyf, opdat het ruisen van myn bladeren myn gehoor- scherpte niet zou beperken. En ja hoor Ik hoorde alles! Wat zou ik nu graag doof willen zyn, alleen stilte kennen, dacht ik. Weg rust Wét zeg ik. Weg appelboom, want van nu af aan moet ik wennen aan de eeuwige stilte. Verlangde ik dat? Nu. Ik ben immers niet met hart en ziel verknocht aan de stil te! Ik ga sterven. Ja, lk word om gehakt, want het lapje grond, dat ik al» levensgrond heb gekregen en waarvan ik houd, wordt een deel van een nieuwe snelverkeersweg die hier komt. Nanny Fermont (V)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1965 | | pagina 7