Hoe een ouderwetsch man denkt
over nieuwerwetsche kinderen
f
Honderd jaar geleden...
BOMEN ZIJN GEEN BOMEN
ZONDER DE BLADEN
De zwerver
is er weer
De dochter
van de
notaris
DE ZEUN VAN KRELIS
j Is ik over de een of andere
zaak mijn gedachte op het
papier wil zetten, doch
niet op mijn slag kan komen,
dan denk ik: weet je wat, ik ga
naar oom toe, die weet er ge-
j noeg van. Zoo ging 't ook heden.
j Ik kwam hij oom en stopte een
ouderwetsche gouwenaar
want sigaren heeft oom nooit in
huis en bragt het gesprek op
de opvoeding van kinderen, en
I toen ging 't als van een leijen
dakje, zoodat ik 't best vond om
oom's gedachte in plaats van de
mijne te geven.
„In mijn tijd, ja, toen was het
anders", zoo predikte oom,toen
waren de zeden eri manieren
I eenvoudig; toen vondt je nog
I echte, deftige lui. En kom nu
eens! wind, bluf, lawaai! en
degelijkheid, kijk, zie, zooveel
niet!" Hier knipte oom met
j duim en vinger zoo hard voor
mijn neus, datjk verschrikt met
mijn stoel achteruit stoof.
„Waar vindt je dat oude, eer
biedwaardige van vroeger, dat
echt burgerlijke? Zie vrij rond-
om u in de tegenwoordige we
reld. Laten wij bij voorbeeld
i maar eens nemen de dochters
van den slager achter ons. Zou
iemand die ze niet kent, wel
kunnen gelooven dat die met
I crinolines, zijde en kanten be
hangen dames thuis behoorden
I in een slagerij? Het gaat den
man goed in de wereld omdat hij
zijn vak verstaat en niet te lui
is om te werken en dat is geluk
kig en goed; maar ik bid je, is
dat een opvoeding die hij zijne
kinderen geeft? Ze loopen als de
eersten van het land gekleed.
zingen op concerten, lezen aller-
j lei romans, gedichten en derge-
I lijke poespas, en doen in huis
geen zier. In plaats van in de
keuken naar den pot zien, of in
de huishoudkamer den boel op-
teknappen, geven ze op hoogen
toon bevélen aan de meid, neu
riën een aria en knoeijen aller
lei zoogenaamde dameswerkjes
door elkander, 't is je me een
boel tegenwoordig
Oom trok hier geducht aan
zijn pijp en blies de rookwolken
met verontwaardiging van zich
af, alsof ze de dochters van den
slager in persoon waren.
I^Ta eenig stilzwijgen vervolgde
ll hij weer: „En dat is niet
alleen met de meisjes zoo,
ook met de jongens gaat het
niet beter. In mijn tijd was het
een stalen gewoonte dat de zoon
den vader in zijn zaak opvolgde.
Daar had je mijn ouwe heer,
de man was kaarsenmaker en
verdiende daarmee een ordente
lijk stukje brood, daar ik zijn
oudste zoon was, werd ik in de
zelfde zaak opgeleid en mijn an
dere broers leerden het een of
ander ambacht. Kom daar nu
eens om? Ieder zoon schaamt
zich het vak van zijn vader en
in plaats van metselaar of tim
merman te worden en de zaken
van den oude over te nemen,
moet ieder mijnheer zijn.
De zoon van den bakker aan
de overzij veracht den oven van
zijn vader en moet op een kan
toor. Pieter van den J^ruijenier
wordt schoolmeester of docent,
weet ik wat al verheven namen
ze daaraan geven en Klaas uit
den garen- en bandwinkel stu
deert voor dominé. Je ziet die
heertjes bij den weg zwieren met
een cigaar in den mond en een
rotting in de hand, of ze zoon
tjes van Ministers waren. Ze
spreken van bals, sociëteiten en
dergelijke dingen of ze er in te
huis behoorden, kosten den
oudélui een boel geld en worden
in den regel de akeligste mis
punten van de wereld, en geen
wonder: wat men zaait oogst
men."
Hier blies oom weer een mas
sa rook om zich heen en be
krachtigde dit deel zijner rede
met een: „dat is mijn idé."
lyiadat hij met een kopje kof-
1 1 fij zijn keel bevochtigd had,
vervolgde de man zijn be
toog en mij bij een der knoopen
van mijn jas grijpende, zeide
hij: „Gij beste neef! hebt niets
anders dan meisjes, laat ons nu
eens over de opvoeding dier we
zentjes een knap woordje spre
ken. Gij even goed als ieder an
der en dat moet je me niet
kwalijk nemen dat ik er maar
zoo rond voor uitkom gij, zeg
ik, zoowel als ieder ander, zendt
uwe dochters naar school, laat
ze zoo mogelijk behalve de Ne-
derlandsche ook nog de Fran-
sche taal en een menigte hand-
vierlij es leer en en voedt ze op
alsof ze bestemd waren om na
derhand met den een of anderen
Jouw Wereld.'
baron te trouwen en in de groo-
te wereld op te treden.
„Kijk, neef! dat was vroeger
zoo niet, dat was vroeger beter
eenvoudiger. Niet dat ik ër tegen
ben dat ook meisjes weten
schappelijk ontwikkeld worden,
dat zij verre, maar en zie je,
neef! daar zit 'n nu juist de
knoop men vergeet voor die
talen en handwerken iets dat
de vrouw in haar huissélijk en
maatschappelijk leven zoozeer
van pas komt, ja, zulk een on
schatbare waarde bijzet en haar
geschikt maakt om gelukkig en
tevreden te leven en in ruime
mate diezelfde zegeningen om
zich heen te verspreiden.
„Ik bedoel, beste neef!"
hier vatte oom de derde knoop
van mijn jas ik bedoel, men
vergeet de meisjes in te wijden
in huisselijke pligten en werk
zaamheden; men vergeet ze te
leeren om pronkzucht, zelfzucht
en dergelijke ondeugden te be
strijden; men wijst er hen te
zelden op, dat een vrouw niet
door schitterende kleeding noch
door nukken en kuren behagen
kan, maar dat zindelijkheid,
huisselijkheid, zachtmoedigheid,
zuiverheid van beginselen en
dergedijke goede eigenschappen
de fraaiste sieraren zijn die
haar kunnen opluisteren.
jnr is iets in de tegenwoor-
,Hj dige wijze van opvoeden,
neef! dat ik maar niet
goed kan keuren, ik voor mij
ten minste zou liever zien dat er
wat minder jagt werd gemaakt
om de jongelui uit de middel
klasse vooral, tot geleerden te
fabriceren en wat meer gelet
werd op hunne vorming tot de
gelijke menschen, die tevreden
met hun stand, een goed begrip
-«*
Was het vroeger beter met de jeugd gesteld dan nu? Het is één
van die steeds terugkerende vragen, waarop nauwelijks een be
vredigend antwoord mogelijk is. De ouderen, die zich vaak zo
laatdunkend over de ,,jeugd~van-tegenwoordig" uitlaten, mar
cheren bij het beantwoorden van die vraag meestal dwars door
het feit heen. dat de jonge mensen van nu onder totaal andere
omstandigheden opgroeien dan zo-en-zoveel jaren geleden. In
negen van de tien gevallen hullen de ouderen het verleden in een
wolk van (irreële) romantiek en deugdzaamheid de gewone,
troostgevende verdoving, die zich meester maakt van mensen,
wier jeugd al enkele decennia achter hen ligt.
Maatgevend is hun oordeel niet, wèl interessant en dan vooral
als men constateert, wat de ouders in langvoorbije tijden op de
jeugd-van-die-dagen hadden aan te merken. Hiernaast een artikel
uit het Leidsch Dagblad van 31 december 1864. Een oude man
draait daarin het oubolige verhaaltje af, dat wij allen tot in den
treure kennen. Naar huidige maatstaven gemeten, is het taalge
bruik wat bestoft. Maar breng het eens in de sfeer van onze tijd
99
Het is eens te meer een bewijs voor de stelling, dat niet de
mensen veranderen, maar de dingen din hen heen.
r TjET nieuwe jaar begint eer-
1 der dan op 1 januari;
eigenlijk al als -een zorgzame
b verzekeraar je de eerste kalen-
i der stuurt. Maar het nieuwe
I jaar is helemaal ingegaan, als
je je nieuwe zakagenda (in-
n i houd) hebt.
t
Dan is het zover. Je gaat
verwisselen. Je moet de namen
en adressen, de verjaardagen
en de bijzondere feestdagen in-
i schrijven. Dat met die namen is
moeilijk, want wie laat je een
papieren dood sterven?
Je schrijft elk. jaar al teveel na-
men op, dus dit jaar neem je je
S voor wat beter te selecteren. Wie
1 moet het volgend jaar nog in je
adressenmateriaal mee? Rietje? Of
zul je die hoop maar opgeven? En
die correspondentievriendin in
K Frankrijk, die toch zelden meer
i schrijft. En zij woont zo ver weg
hoewel, die pasfoto van haar is leuk.
[j Ja, Corrie is een uitgemaakte zaak.
I Ze wil nooit mee. Toemaar, weg met
haar. Dank de oudjes maar af.
En je schrijft de overgebleven
namen nog véél te veel keurig
I in. Je wilt immers je agenda dit
jaar netjes houden, zodat je je
eigen schrift nu eens vlot kunt le-
Zo, je agenda is pasklaar gemaakt
voor het nieuwe jaar. Je wacht nu
enkel nog op de knallen, het ont
kurken van de flessen, de zware
geur van altijd te vette oliebollen.
De datum. De blaadjes in de agen
da zijn nog smetteloos en op één
van de laatste oude dagen, maak je
nog een zorgvuldig overdacht lijstje
van wensen en eisen. Je gaat dit
jaar hard studeren, want je móét
door het examen, of je moet in 1965
die scooter bij elkaar hebben ge
spaard. En het roken? Nu toch
maar eens doorzetten. Volgend jaar
rook je niet meer. Dat is zeker!
Ja, je schrijft het keurig op en
misschien kijk je er nog eens naar.
Of misschien ben je al lang dat
stadium van „goede voornemens"
voorbij. Want wat blijft er van die
zinnetjes over, die dode lettertjes
die je in een nobele bui hebt opge
schreven?
Kijk nog eens in je oude agenda.
Cabaret-festival Café 65
Jonge, (nog) weinig bekende ca
baretiers uit geheel Nederland krij
gen binnenkort een kans in Am
sterdam hun kunnen te tonen en
te laten beoordelen door een des
kundige jury. De hoofdstedelijke
Algemene Maatschappij voor Jon
geren (AM.V.J.) houdt hiertoe op
zaterdag 20 maart in haar gebouw
een cabaretfestival met de naam
„Café 65".
In de jury van „Café 65" zullen
o.a. zitting hebben: Dora Paulsen,
Erik de Vries, Johan Verdoner, Eli
Asser, Enrico Neckheim en ds. Wim
J. Koole.
Wanneer de belangstelling dit
wenselijk maakt, zal op zaterdag
13 maart een voorselectie worden
gehouden. Op het ogenblik hebben
de organisatoren reeds toezeggingen
tot deelname van acht cabaret-ge
zelschappen, onder meer uit Gro
ningen, Deventer en Apeldoorn.
Denk eens aan de voornemens aan
het begin van 1964. Bléven dat
voornemens? Of rook je niet meer?
En héb je nu die radio helemaal
zelf opgespaard?
Een aardige Spaanse copla zegt
het zo:
De bomen, dat zijn geeri bomen
zonder de bladen;
de vromen, dat zijn geen vromen
zonder de daden.
En dat geldt niet alleen voor bo
men en vromen. Lettertjes blijven
lettertjes en (groot) spraak is maar
spreken. Want zonder de daden be
tekent niemand iets. Je moet wat
dóén.
5T weer. Hy loopt
met schoenen als opengesperde
krokodillebekken door weer en
wind in de blubbersneeuw langs de
huizen. Uiteraard diep weggedoken
in zyn versleten duffelse jas. Uit
de vensters van de huizen straalt
kaarsjeslicht. Op de tafels met
wit-damasten kleden zijn de bor
den gevuld met in deze periode po
pulaire dieren. De vettige geur
walmt de zwerver in de neusgaten.
Enzovoort, enz.
Zo staat het ln de boeken in de
goedmoedig-Hollandse blaadjes. In
deze dagen met Kerstmis en
Nieuwjaar is er nooit gebrek aan
voer voor romantische zielen. Ze
duiken ineens weer op, die heer-
ïyke verhaaltjes, waarbü de lezer
een traan uit het oog moet weg
pinken.
Wy leden vroeger in dit jaar-
getyde vaak ook zo'n kommerv'
zwerversbestaan. Want we konden
maar moeiiyk al die feestryke da
gen eenzaam op onze (zonder) ka
mertjes doorbrengen. Maar wü
vonden er wat op. Wy zoeken nu
elk jaar een fraai uitziend landhuis
uit, bellen aan en verzoeken de
eigenaar het kerst- of oudejaars
feest te mogen meemaken om sfeer
op te doen voor een „groot" ver
haat Zo vieren wy steeds weer uit
bundige feesten. Als we nog eens
tyd hebben, zullen we er toch eens
iets over schrijven.
Maar nu terzake. Wy hebben ge
meend dat ook in Jouw Wereld
geen nieuwjaarsverhalen mogen
ontbreken. Scherpe opmerkers als
wy zyn, hebben wij geconstateerd
dat steeds meer jeugdigen zich aan
de greep van het oudcriyk huis
trachten te ontworstelen. Dat le
vert voor de ouders soms smarte-
lyke feestdagen op. Dan kan het er
in sommige woningen ongeveer
toegaan, zoals in de volgende ver
haaltjes is beschreven.
een pagina voor jonge mensen
hadden van de pligten en werk
zaamheden aan hun betrekking
in de maatschappij verbonden.
„Ik geloof, neejl" hier klop
te oom de asch uit zijn pijp in
zijn ouderwetsch kwispeldoor,
„ik geloof, neejl dat wanneer
men dat stelsel volgde, er wat
minder ongelukkige huwelijken
en huishoudingen zouden zijn in
de wereld.
„Oelooj mij, veel vrouwen, als
ze wat meer geleerd hadden wel
ke de waarachtige sieraden
eener vrouw zijn; als men ze
wat beter onderrigt had gege
ven omtrent wezenlijk geluk, ze
zouden niet zo uithuizig zijn,
niet zoovele visites en kransjes
bezoeken, de kinderen zouden
minder aan vreemden worden
overgelaten, kleeding en huis
houding niet zooveel getd kosten
en uiterlijke pracht niet zo be
geerd zijn.
„Menig huisvader geraakt in
schuld door den te hoogen voet
waarop zijn levenswijze ge
schoeid is, en menig onaan
genaam woord, menige twist,
menige verwijdering tusschen
man en vrouw, ze vinden hunne
oorzaak in de verkeerde opvoe
ding die ze in hun jeugd geno
ten hebben en in de valsche en
scheve voorstellingen die ze zich
daardoor van het maatschappen
lijk leven maken.
daarom, neejl laat je raden
van een oud man, die nog al iets
gezien heeft in de wereld. Laat
je kinderen leeren wat je wilt,
maar vergeet niet dat er dege
lijke menschen van te maken,
en vooral, waarachtig, geloof
mei voed ze niet op boven je
stand."
Ijler hield oom op; de pendule
op de schoorsteen stond op
10 uur, en dat iJ zoo als hij
zegt zijn tijd om naar bed te
gaan.
Ik groette derhalve den ouden
man, en tehuis gekomen, schreef
ik het gehoorde op, overtuigd
dat er veel waars door hem ge
zegd was, dat wezenlijk beoefe
ning verdient.
Wie wil, doe er zijn voordeel
meê.
Notaris Vanderhof zit over de
akten gebogen. Met zijn witte be
nige handen doorgroefd met blau
we aderen legt hij stuk op stuk;
papieren vellen, keurig getikt door
de kandidaat. Hy verbetert een en
kele tikfout, leest en herleest de
overeenkomsten en contracten.
Maar hij kan de ware geest
niet vatten. De letters worden niet
levend, de percelen met opstallen
geen landen met gebouwen en de
namen geen mensen van vlees en
bloed. Anders wel. Dan ziét hij het
voor zich, maar nu gaan zijn ge
dachten af en toe, en vaak, uit
naar zyn dochter. Zy zou bijna al
een dame kunnen zjjn. Maar ze
wil niet. Zy kwam in september
van de hbs. nauwelijks achttien
jaar, maar in stede van dóórstu-
deren, rechten natuurlyk, ging ze
naar Parijs. Parijs nota bene. een
stad vol gevaren. En dan nog ge
woon als au pair, een ordinair ge
zinshulpje.
Als ze thuis was, heerste er altijd
vrolijkheid in huis. Ze vormde een
tegenwicht voor de soms wel wat
duffe stukken, waartussen de ge
achte notabele zijn tijd versleet.
Met Kerstmis kwam ze onver
wacht thuis, in een lange nauwe
broek en met een klein koffertje.
„Dat is gewonnen, die onbezonnen
daad is voorbij", dacht notaris
Vanderhof. Maar nee, vanmorgen
is ze weggegaan. Uitgerekend op 2
januari. Een slecht begin van het
nieuwe jaar. Ze kon meerijden met
de vrachtrijder, regelrecht naar
Parijs. Wéér in die versleten lan
ge broek.
Wat zoekt dat kind toch in Pa
rijs? Wat voert ze daar uit? En
naar jongens kijkt ze ook al dat
had de notaris gezien, toen hy gis
teren met haar over de markt liep
om de burgemeester gelukkig
nieuwjaar te gaan wensen.
Is het een wonder dat de nota
ris zyn gedachten niet kan bepa
len bij de akten, nu zyn dochter
ergens tussen Nederland en Parijs
over de keien voorthobbelt in een
wagen. Een vrachtwagen!
„Dat gaat nog eens goed mis",
mompelt de notaris zachtjes en
hy grypt een blank vel papier
Het is 2 januari. Boer Krelis
leunt over het hekje voor de dein
en spuugt slierten tabak in het be
sneeuwde grint. Hy peinst. Dat
doet de boer wel meer over het ge
was dat zo hoog staat, of over de
regen die maar niet wil komen.
Maar boer Krelis peinst dé&r niet
over. Nee, hy denkt aan zyn zeun.
En hy heeft een beste zeun; zo
sterk als een 06, die met zyn ar-
men als grijpkranen wel drie scho
ven koren in één keer kan ver
sjouwen. Hy was een beste kracht,
een jongen die van aanpakken wist
en die ook nooit klaagde. Tot vo
rig jaar. Hy is een kerel van wei
nig woorden, maar d'er zit wel een
kop op. Een dwarse. Vorig jaar zei
zyn zeun ineens tegen hem: ,,'k
Ga vort. Ik wil 'ns zien wat een
boer in de wereld kopen kan". En
hy pakte zyn plunje, veertien sne
den brood in een stikkezakje en
zyn jekker en ging. Nog vóór boer
Krelis van verbazing de armen in
een kon slaan. Hy zag nog aan
waarop hu het testament tikt van
een weduwe van 103. Want orde op
zaken moet er altyd zyn. Alles wat
nog niet is beschreven moet wor
den vastgelegd. Niets mag aan het
toeval worden overgelaten. Geen
risico, vooral geen risico. „Hon
derdendrie jaar en nu pas een tes
tament laten maken", mompelt de
notaris verwytend „die jeugd
van tegenwoordig toch".
zijn stoel gekluisterd, toen het
tuinhekje dichtklapte.
Tegen Kerstmis 't afgelopen Jaar
kwam zyn zeun terug. De vrouw
van Krelis barstte in snikken uit,
maar Krelis zelf draaide zich alle-
nig om, snoot zyn neus in z'n
rooie doek en ging naar de deel,
hoewel hy daar heel niets te ma
ken had. Zeun was er weer en tus
sen de feestdagen door kon hy nog
gauw even wat achterstallige kar
weitjes opknappen.
En nou is het 2 januari. Boer
Krelis staart over het besneeuwde
grintpad, waar heel vroeg in de
ochtend zyn zeun over heeft gelo
pen. De klompafdrukken zyn dui-
deiyk te zien. Zeun is weer vort.
Boer Krelis denkt alweer aan
Kerstmis. Dan komt zeun wel weer
om.
Het zyn tegenwoordig i
dagen.
feest-